ECLI:NL:RBMID:2006:AY5856

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
15 juni 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
52395 KG 2006/89
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwikkeling van het dienstverband tussen een predikant en de Hervormde Gemeente Rehoboth

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Middelburg op 15 juni 2006, staat de afwikkeling van het dienstverband van een predikant centraal. De eiser, die van 26 mei 1991 tot 1 mei 2006 predikant was bij de Hervormde Gemeente Rehoboth, heeft een kort geding aangespannen na onenigheid over de financiële afwikkeling van zijn dienstverband. De Commissie van Beroep, die eerder uitspraak deed op 28 november 2005, had bepaald dat de eiser recht had op verschillende vergoedingen, waaronder representatie- en consulentenvergoedingen, maar Rehoboth weigerde deze te betalen. De eiser vorderde in kort geding betaling van een totaalbedrag van € 13.796,66, gebaseerd op de eerdere uitspraak van de commissie, en stelde dat hij een spoedeisend belang had bij de gevorderde voorzieningen.

Rehoboth betwistte de vorderingen van de eiser en voerde aan dat de juridische grondslag voor de uitspraak van de commissie twijfelachtig was. De voorzieningenrechter oordeelde dat de eiser voldoende aannemelijk had gemaakt dat hij recht had op de gevorderde bedragen, en dat er geen restitutierisico was. De rechter wees de vorderingen van de eiser gedeeltelijk toe, waarbij Rehoboth werd veroordeeld tot betaling van € 11.777,13, en veroordeelde Rehoboth in de proceskosten. De vordering in reconventie van Rehoboth werd afgewezen, omdat de voorzieningenrechter onbevoegd was om hierover te oordelen.

De uitspraak benadrukt het belang van de bindende kracht van eerdere beslissingen van de Commissie van Beroep en de noodzaak voor partijen om zich aan deze uitspraken te houden. De rechter concludeerde dat de eiser recht had op de vergoedingen zoals vastgesteld door de commissie, en dat de bezwaren van Rehoboth niet voldoende waren om de vorderingen van de eiser te weerleggen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
Sector civiel recht, voorzieningenrechter
Vonnis van 15 juni 2006 in de zaak van:
Kort gedingnr.: 89/2006
[eiser in conventie, gedaagde in (voorwaardelijke) reconventie],
wonende te Amersfoort,
eiser in conventie,
gedaagde in (voorwaardelijke) reconventie,
procureur: mr. K.P.T.G. Flos,
advocaat: mr. J. Bosua,
tegen:
het rechtspersoonlijkheid bezittende kerkgenootschap Hervormde Gemeente Rehoboth te Sint Maartensdijk,
gevestigd te Tholen,
gedaagde in conventie,
eiseres in (voorwaardelijke) reconventie,
procureur: mr. J. Wouters.
1. Het verloop van het geding
Partijen worden verder aangeduid als [eiser in conventie, gedaagde in (voorwaardelijke) reconventie] en Rehoboth.
Het dossier bevat de volgende processtukken:
- dagvaarding met bijlagen;
- conclusie van eis in voorwaardelijke reconventie, met producties zijdens Rehoboth;
- pleitaantekeningen zijdens beide partijen en een ter zitting door mr. Wouters overgelegde uitspraak van het Generale College voor de behandeling van bezwaren en geschillen in de Protestantse Kerk in Nederland d.d. 17 mei 2006.
De zaak is behandeld ter terechtzitting van 1 juni 2006, waarvan proces-verbaal is opgemaakt.
2. De feiten
In conventie en in (voorwaardelijke) reconventie:
2.1. [eiser in conventie, gedaagde in (voorwaardelijke) reconventie] is van 26 mei 1991 tot 1 mei 2006 predikant geweest van Rehoboth.
2.2. Nadat er geschillen waren gerezen tussen [eiser in conventie, gedaagde in (voorwaardelijke) reconventie] en Rehoboth en hieromtrent diverse procedures door partijen zijn gevoerd, heeft het Generaal College voor de Ambtsontheffing op 5 januari 2006 bepaald dat [eiser in conventie, gedaagde in (voorwaardelijke) reconventie] per 1 mei 2006 is ontheven van zijn werkzaamheden en dat hij wordt losgemaakt van Rehoboth.
2.3. Nadat gesprekken tussen partijen over de financiële afwikkeling van het dienstverband op niets waren uitgelopen, heeft [eiser in conventie, gedaagde in (voorwaardelijke) reconventie] de geschilpunten over de periode 1 januari 2002 tot 17 februari 2004 voorgelegd aan de Commissie van Beroep ex artikel 42 Generale Regeling Predikantstraktementen (hierna: de commissie).
Voornoemde Commissie heeft op 28 november 2005 uitspraak gedaan.
In die uitspraak is, voorzover van belang, bepaald dat [eiser in conventie, gedaagde in (voorwaardelijke) reconventie] recht heeft op een bedrag van € 937,50, vermeerderd met rente aan representatievergoeding over 2002, een bedrag van € 825,00, vermeerderd met rente aan representatievergoeding over 2003, een bedrag van € 4.758,00, vermeerderd met rente wegens consulentschapgelden over 2003 en een bedrag van € 4.832,00, vermeerderd met rente wegens consulentschapgelden over 2002.
Ten aanzien van de communicatiekosten over de periode 1 januari tot 1 november 2003 en de vergoeding van vakliteratuur over de jaren vanaf 2003 heeft [eiser in conventie, gedaagde in (voorwaardelijke) reconventie] het recht om die kosten alsnog te declareren volgens de geldende regelingen.
Met betrekking tot de inkomsten uit nevenwerkzaamheden heeft het College uitgesproken dat [eiser in conventie, gedaagde in (voorwaardelijke) reconventie] gehouden is hiervan opgave te doen overeenkomstig artikel 19 van de Generale Regeling voor de Predikantstraktementen over de jaren 2003 en 2004 en overeenkomstig artikel 26 van de Generale Regeling voor de Predikants-traktementen over 2005. Rehoboth mag die inkomsten vervolgens verrekenen overeenkomstig de geldende regelingen.
2.4. [eiser in conventie, gedaagde in (voorwaardelijke) reconventie] heeft op 13 december 2005 een declaratie met betrekking tot de communicatiekosten over de periode van 1 januari 2003 tot en met 1 november 2003 ingediend bij Rehoboth. Voorts heeft hij een declaratie met betrekking tot vakliteratuur over de jaren 2003, 2004 en 2005 ingediend bij Rehoboth. Rehoboth heeft deze declaraties niet voldaan.
2.5. Rehoboth heeft het Generale College voor de behandeling van bezwaren en geschillen in de Protestantse Kerk in Nederland (hierna: het Generale College) op 19 december 2005 verzocht om de tenuitvoerlegging en werking van de beslissing van de commissie op te schorten. Dit verzoek is op 30 januari 2006 afgewezen.
2.6. Rehoboth heeft voorts op 19 december 2005 bezwaar gemaakt bij het Generale College tegen voormelde beslissing van de commissie. Het Generale College heeft bij uitspraak van 17 mei 2006 de beslissing van de commissie bevestigd.
2.7. Met ingang van 1 maart 2006 is Rehoboth overgegaan tot inhouding van de predikantstraktementen aan [eiser in conventie, gedaagde in (voorwaardelijke) reconventie].
3. Het geschil
In conventie en in (voorwaardelijke) reconventie:
3.1. [eiser in conventie, gedaagde in (voorwaardelijke) reconventie] vordert, kort samengevat en na een vermeerdering van eis uitvoerbaar bij voorraad, betaling van Rehoboth van een bedrag van € 13.796,66 op basis van de uitspraak van de commissie van 28 november 2005, bestaande uit de representatie-vergoedingen 2002 en 2003, de consulentvergoedingen 2002 en 2003, communicatiekosten, kosten van vakliteratuur over 2003 tot en met 2005 en de rente over voormelde vergoedingen en kosten. Voorts vordert [eiser in conventie, gedaagde in (voorwaardelijke) reconventie] betaling van Rehoboth van het predikantstraktement over maart en april 2006 ad € 2.560,00 bruto per maand, alsmede veroordeling van Rehoboth in de kosten van het geding.
[eiser in conventie, gedaagde in (voorwaardelijke) reconventie] stelt daartoe dat hij gelet op zijn financiële situatie een spoedeisend belang heeft bij de gevorderde voorzieningen.
Verder stelt [eiser in conventie, gedaagde in (voorwaardelijke) reconventie] dat de beslissing van de commissie partijen bindt, zodat Rehoboth hieraan dient te voldoen. De bezwaren van Rehoboth tegen voldoening aan voormelde uitspraken zijn reeds aan de orde geweest in de procedures tussen partijen en deze zijn niet gehonoreerd.
Betwist wordt dat Rehoboth de door [eiser in conventie, gedaagde in (voorwaardelijke) reconventie] gevorderde bedragen kan verrekenen met de neveninkomsten van [eiser in conventie, gedaagde in (voorwaardelijke) reconventie] over de jaren 2003 tot en met 2006 uit het houden van preekbeurten elders. De voorzieningenrechter is onbevoegd om van het geschil met betrekking tot die neveninkomsten kennis te nemen, aangezien dat geschil aan de commissie dient te worden voorgelegd. In het geschil tussen partijen dat heeft geleid tot de uitspraak van de commissie van 28 november 2005 zijn alleen de neveninkomsten uit hoofde van de onderneming van [eiser in conventie, gedaagde in (voorwaardelijke) reconventie] aan de orde geweest en niet de neven-inkomsten uit de preekbeurten.
[eiser in conventie, gedaagde in (voorwaardelijke) reconventie] betwist dat hij ten aanzien van het opgeven van zijn neveninkomsten niet heeft voldaan aan voormelde uitspraken. Er bestond derhalve geen grond voor inhouding van de predikantstraktementen. Voorts betwist hij dat elders gehouden preekbeurten op grond van de toepasselijke regelingen zijn aan te merken als neveninkomsten.
3.2. Rehoboth betwist dat [eiser in conventie, gedaagde in (voorwaardelijke) reconventie] een spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorzieningen.
Verder stelt Rehoboth dat de juridische grondslag voor de uitspraak van de commissie twijfelachtig is. Er zijn aantoonbaar diverse elementaire rechtsbeginselen geschonden en voorts is er geen correcte juridische onderbouwing van de beoordeling. Rehoboth denkt er over om de uitspraak voor te leggen aan de civiele rechter. Gelet hierop en op de omstandigheid dat verrekening van loon onmogelijk is geworden door het beëindigen van het dienstverband met [eiser in conventie, gedaagde in (voorwaardelijke) reconventie] dienen de vorderingen van [eiser in conventie, gedaagde in (voorwaardelijke) reconventie] te worden afgewezen.
Bovendien is het ongehoord dat [eiser in conventie, gedaagde in (voorwaardelijke) reconventie] nakoming vordert van een uitspraak van de commissie, terwijl hij zich ook niet aan die uitspraak houdt. [eiser in conventie, gedaagde in (voorwaardelijke) reconventie] heeft nimmer tijdig en op juiste wijze opgave gedaan van zijn neveninkomsten. Zo betwist Rehoboth de juistheid van de opgave van de inkomsten uit de onderneming van [eiser in conventie, gedaagde in (voorwaardelijke) reconventie]. Bovendien heeft [eiser in conventie, gedaagde in (voorwaardelijke) reconventie] nimmer opgave gedaan van zijn neveninkomsten uit preekbeurten die hij elders heeft gehouden. Op grond van artikel 19a lid 3 van de Generale Regeling Predikantstraktementen is Rehoboth dan bevoegd om het predikantstraktement in te houden totdat die opgave wordt verstrekt.
Gelet op het voorgaande heeft Rehoboth in (voorwaardelijke) reconventie, kort samengevat en bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, gevorderd primair ten titel van te verrekenen neveninkomsten [eiser in conventie, gedaagde in (voorwaardelijke) reconventie] te veroordelen tot betaling van een bedrag van
€ 12.000,00 ten titel van voorschot, vermeerderd met de wettelijke rente, subsidiair tot het doen van een volledige, betrouwbare en juiste opgave van zijn neveninkomsten over 2003, 2004, 2005 en begin 2006. Voorts heeft Rehoboth gevorderd om te oordelen dat de bedragen in conventie en in reconventie verrekend kunnen worden, alsmede om [eiser in conventie, gedaagde in (voorwaardelijke) reconventie] te veroordelen in de kosten van het geding.
4. De beoordeling
In conventie:
4.1. Voor toewijzing bij voorraad van een geldvordering in kort geding geldt als uitgangspunt dat de vordering van eiser voldoende aannemelijk moet zijn, er een spoedeisend belang moet bestaan, terwijl bij de afweging van de belangen van partijen mede het restitutierisico dient te worden betrokken.
4.2. Gelet op de stellingen van [eiser in conventie, gedaagde in (voorwaardelijke) reconventie] is voldoende aannemelijk geworden dat hij een spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorzieningen, zodat hij ontvankelijk is in zijn vorderingen.
4.3. Op basis van voornoemde uitspraak van de commissie van 28 november 2005 heeft [eiser in conventie, gedaagde in (voorwaardelijke) reconventie] recht op betaling door Rehoboth van een bedrag van € 11.777,13, zijnde
€ 937,50 en € 181,00 wegens representatievergoeding 2002 en de rente daarover,
€ 825,00 en € 116,46 wegens representatievergoeding 2003 en de rente daarover,
€ 4.832,00 wegens consulentenvergoeding 2002, € 4.758,00 wegens consulentenvergoeding 2003 en een bedrag van € 127,17 wegens rente over de consulentenvergoeding.
Blijkens de ter zitting overgelegde uitspraak van het Generale College van 17 mei 2006 is de uitspraak van de commissie bevestigd. Gelet op voormelde uitspraken is de vordering van eiser tot voormeld bedrag voldoende aannemelijk geworden, zodat de vorderingen van [eiser in conventie, gedaagde in (voorwaardelijke) reconventie] ten aanzien van voormelde bedragen zullen worden toegewezen op onderstaande wijze.
De stelling van Rehoboth dat voormelde uitspraken niet in stand blijven indien deze aan de civiele rechter worden voorgelegd, maakt het voorgaande niet anders. Slechts indien voormelde beslissingen in verband met de inhoud of wijze van totstandkoming daarvan in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn, zijn de beslissingen vernietigbaar. De door Rehoboth aangevoerde argumenten op grond waarvan de uitspraken niet in stand zouden blijven zijn aan de orde geweest bij zowel de commissie als het Generaal College en daaromtrent is ook in beide uitspraken overwogen en beslist. Vooralsnog zijn, gelet op de overgelegde stukken, de stellingen van partijen, de inhoud van die uitspraken en gelet op de aard van een kort gedingprocedure, onvoldoende omstandigheden gesteld en gebleken op grond waarvan de uitspraken in verband met de inhoud of wijze van totstandkoming daarvan in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn.
4.4. Gelet op het voorgaande is vooralsnog geen sprake van een restitutierisico aan de zijde van [eiser in conventie, gedaagde in (voorwaardelijke) reconventie]. Hier komt bij dat [eiser in conventie, gedaagde in (voorwaardelijke) reconventie] in ieder geval nog gedurende een periode van vier jaar wachtgeld ontvangt, zodat verhaal, voorzover nodig, mogelijk is. Het verweer van Rehoboth dat de vordering van [eiser in conventie, gedaagde in (voorwaardelijke) reconventie] moet worden afgewezen omdat verrekening met loon niet meer mogelijk is, zal in dit kader dan ook worden gepasseerd.
Verrekening is wellicht niet mogelijk, verhaal wel.
4.5. Met betrekking tot de overige punten van de vordering van [eiser in conventie, gedaagde in (voorwaardelijke) reconventie] op basis van de uitspraken, bestaande uit de vergoeding van vakliteratuur vanaf 2003 en de vergoeding van communicatiekosten van 1 januari 2003 tot 1 november 2003 is beslist dat [eiser in conventie, gedaagde in (voorwaardelijke) reconventie] het recht heeft om met betrekking tot die kosten een declaratie in te dienen op basis van de tussen partijen geldende regelingen. Of de door [eiser in conventie, gedaagde in (voorwaardelijke) reconventie] bij Rehoboth ingediende declaraties in dit kader voldoen aan de tussen partijen geldende regelingen en derhalve voor vergoeding in aanmerking komen, kan, in het kader van deze procedure en mede gelet op de betwisting daartoe door Rehoboth en het ontbreken van onderliggende stukken aan de zijde van [eiser in conventie, gedaagde in (voorwaardelijke) reconventie], zonder nader onderzoek niet worden beoordeeld. Voor een dergelijk nader onderzoek is in het kader van deze procedure geen plaats, zodat de vordering op deze punten zal worden afgewezen.
4.6. Ten aanzien van de inhouding van het predikantstraktement over de maanden maart en april 2006 geldt onweersproken dat dit traktement op basis van artikel 19a lid 3, dan wel vanaf 2005 op basis van artikel 26, van de Generale Regeling Predikants-traktementen mag worden ingehouden als een predikant die inkomsten uit nevenwerkzaamheden geniet van die inkomsten niet per kalenderkwartaal opgave doet aan het college van kerkvoogden. Op basis van bovengenoemde uitspraken diende [eiser in conventie, gedaagde in (voorwaardelijke) reconventie] opgave te doen van zijn neveninkomsten.
Uit de overgelegde stukken blijkt dat hij opgave heeft gedaan van neveninkomsten uit hoofde van een door hem gedreven onderneming door het overleggen van een winstberekening 2005 van zijn onderneming. Of en zo ja of [eiser in conventie, gedaagde in (voorwaardelijke) reconventie] hiermee volledig heeft voldaan aan vorenstaande verplichting is in geschil tussen partijen. Gelet echter op de overgelegde stukken en de stellingen van partijen over en weer valt op voorhand niet vast te stellen of hieraan is voldaan en derhalve ook niet of de inhouding al dan niet terecht is geweest. Zonder nader onderzoek kan ten aanzien van het voorgaande geen beslissing worden genomen. Voor een dergelijk onderzoek is in het kader van deze procedure geen plaats, zodat de vordering op dit punt zal worden afgewezen.
4.7. Rehoboth zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van dit geding. Het vonnis zal in weerwil van de stellingen van Rehoboth uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard, nu dit verband houdt met de aard van een kort gedingprocedure.
In reconventie:
4.8. Nu de vordering in conventie gedeeltelijk is toegewezen, wordt toegekomen aan de voorwaardelijk ingediende vordering in reconventie.
4.9. Blijkens de stellingen van Rehoboth ziet de vordering in reconventie in hoofdzaak op verrekening van neveninkomsten van [eiser in conventie, gedaagde in (voorwaardelijke) reconventie] uit hoofde van elders gehouden preekbeurten. In dit kader is tussen partijen in geschil of het houden van preekbeurten elders valt aan te merken als neveninkomsten op grond van de Generale Regeling Predikantstraktementen.
Vaststaat tussen partijen dat dit geschil geen onderwerp is geweest in één van de tussen hen gevoerde procedures op grond van de overeengekomen kerkelijke regelingen.
Verder staat vast dat ingevolge voormelde regelingen dit geschil binnen dat kader aan de orde dient te worden gesteld teneinde een voor partijen bindende beslissing te verkrijgen. Op voorhand is niet te beoordelen wie in dit geschil gelijk zal krijgen, zodat het nemen van een voorschot op de uitslag zoals Rehoboth wil niet aan de orde is.
In het licht van het voorgaande zal de vordering worden afgewezen.
4.10. Rehoboth zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van dit geding.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter:
in conventie:
- veroordeelt Rehoboth tot betaling aan [eiser in conventie, gedaagde in (voorwaardelijke) reconventie] tegen behoorlijk bewijs van kwijting van een bedrag van € 11.777,13, zijnde € 937,50 en € 181,00 wegens representatie-vergoeding 2002 en de rente daarover, € 825,00 en € 116,46 wegens representatie-vergoeding 2003 en de rente daarover, € 4.832,00 wegens consulentenvergoeding 2002, € 4.758,00 wegens consulentenvergoeding 2003 en een bedrag van € 127,17 wegens rente over de consulentenvergoeding;
- veroordeelt Rehoboth in de kosten van dit geding tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiser in conventie, gedaagde in (voorwaardelijke) reconventie] begroot op € 84,87 wegens kosten dagvaarding, € 415,00 wegens griffierechten en € 1.054,00 wegens procureurssalaris;
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd;
in reconventie:
- verklaart zich onbevoegd om kennis te nemen van de vordering in reconventie;
- veroordeelt Rehoboth in de kosten van dit geding tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiser in conventie, gedaagde in (voorwaardelijke) reconventie] begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Witsiers, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzit-ting van 15 juni 2006 in tegenwoordigheid van de griffier.
cb