ECLI:NL:RBMID:2006:AY5833

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
19 juli 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
43707 HA ZA 2004/347
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake koop onroerend goed met gebreken

In deze zaak, die voor de Rechtbank Middelburg werd behandeld, heeft eiseres, wonende te Kapelle, een vordering ingesteld tegen gedaagden, eveneens wonende te Kapelle, met betrekking tot de koop van een onroerend goed. De procedure is gestart met een dagvaarding waarin eiseres stelde dat er gebreken waren aan de fundering van de woning en de aanbouw, wat zou leiden tot non-conformiteit van de koopovereenkomst. De rechtbank heeft in een tussenvonnis van 15 maart 2006 een deskundigenonderzoek gelast om de gebreken vast te stellen. De deskundige concludeerde dat er sprake was van ongelijke zetting van de aanbouw en de garage, maar dat de fundering van de woning zelf geen gebreken vertoonde. De deskundige merkte op dat de scheurvorming tussen het huis en de aanbouw het gevolg was van verschillende funderingstechnieken en dat de draagkracht van de ondergrond onvoldoende was. Ondanks de gebreken aan de aanbouw en de garage, oordeelde de rechtbank dat deze niet in de weg stonden aan normaal gebruik van de woning. Eiseres had geen grond voor ontbinding van de koopovereenkomst, en haar vorderingen werden afgewezen. De rechtbank veroordeelde eiseres in de proceskosten, die aan de zijde van gedaagden tot EUR 4.663,00 werden begroot. Het vonnis werd uitgesproken op 19 juli 2006 door mr. H.A. Witsiers.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK MIDDELBURG
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 43707 / HA ZA 04-347
Vonnis van 19 juli 2006
in de zaak van
[eiseres],
wonende te Kapelle,
eiseres,
procureur mr. C.J. IJdema,
advocaat mr. S.B.P.M. Liesker te Breda,
tegen
1. [gedaagde sub 1],
wonende te Kapelle,
2. [gedaagde sub 2],
wonende te Kapelle,
gedaagden,
procureur mr. J.M. de Jonge.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagden] genoemd worden.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 15 maart 2006;
- het procesverbaal van de comparitie van partijen d.d. 8 mei 2006.
Ten slotte is vonnis bepaald.
De verdere beoordeling
De rechtbank verwijst naar haar tussenvonnis van 15 maart 2006.
2.2. In het tussenvonnis van 22 december 2004 is een deskundigenonderzoek gelast teneinde te kunnen vaststellen of en in hoeverre van een gebrek in de fundering van woning en/of aanbouw sprake was c.q. is.
Uit de beantwoording door de deskundige van de door de rechtbank voorgelegde vragen blijkt dat de scheurvorming tussen het huis en de aanbouw het gevolg is van zetting/verzakking van de aanbouw ten opzichte van de woning ten gevolge van twee verschillende funderingstechnieken. Omdat in dit geval de draagkracht van de ondergrond onvoldoende is, voldoet de fundering van het huis in combinatie met de aanbouw niet aan de destijds gangbare eisen. Als gevolg van het vorenstaande is er sprake van ongelijke zetting, oftewel verzakking van de aanbouw en de garage, waarbij de acceptabele toleranties zijn overschreden. De deskundige merkt hierbij op dat een deel van het probleem zit in het ontwerp en een deel in een niet goede uitvoering van het werk. In de fundering van de woning is geen gebrek.
Voorts geeft hij aan dat de zetting van de aanbouw en de garage zich het sterkst voor zal doen in het eerste jaar na de bouw. Als gevolg van de zetting zal de grond worden ingedrukt en daardoor verdicht, waardoor een grotere last kan worden gedragen. Er ontstaat uiteindelijk een evenwicht waarbij de druk die de grond kan opvangen in evenwicht is met de druk die wordt uitgeoefend door de bebouwing. Dit evenwicht is wankel, aangezien mogelijk is dat in een droge zomer als gevolg van het zakken van het grondwaterpeil er opnieuw zetting zal plaatsvinden totdat er weer evenwicht is bereikt. De deskundige merkt hierbij op dat bij toekomstige doorgaande verzakking de bewoonbaarheid van de niet onderheide aanbouw steeds slechter zal worden en dat het noodzakelijk is dat dit verzakkingsproces tot staan wordt gebracht.
Verder heeft de deskundige opgemerkt dat een leek die goed kijkt, en zeker een deskundige, de scheurvorming als gevolg van de ernstige zetting moet hebben gezien.
Tenslotte concludeert de deskundige dat de woning op dit moment niet gemakkelijk verkoopbaar is. [eiseres] zal in ieder geval minder profiteren van de waardestijgingen die hebben plaatsgevonden sinds de aankoop van de woning.
2.3. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen en op hetgeen in het tussenvonnis van 22 december 2004 is overwogen, is er geen sprake van een gebrek dat een normaal gebruik van het huis als woning in de weg staat. Er is geen sprake van een gebrek in de fundering van de woning. Wel is sprake van een gebrek in de fundering van de aanbouw en de garage. Een dergelijk gebrek staat echter niet een normaal gebruik van het huis als woning in de weg, zodat ten aanzien van de woning geen sprake is van non-conformiteit.
Ten aanzien van het gebrek aan de aanbouw en de garage blijkt uit de stellingen van partijen over en weer en uit het deskundigenrapport niet dat de aanbouw en de garage ongeschikt zijn voor normaal gebruik. De deskundige merkt in dit kader slechts op dat bij een toekomstige, doorgaande verzakking de bewoonbaarheid van de niet onderheide aanbouw steeds slechter zal worden. Uit het rapport valt niet af te leiden dat de verzakkingen zullen doorgaan door het gebruik van de aanbouw en de garage danwel dat beperkingen in het gebruik aanwezig zijn. Uit de stellingen van [eiseres] volgt eveneens niet dat zij de aanbouw en de garage niet kan gebruiken voor het doel dat zij bij de aankoop daarvan voor ogen had. Wel stelt zij dat zij hiervan slechts beperkt gebruik maakt, aangezien zij vreest dat een extra belasting, in de vorm van aan de muur te bevestigen opbergkasten of het bij alle weersomstandigheden in de garage parkeren van de auto, de verzakkingen zal versnellen. Op basis van de inhoud van het deskundigenrapport bestaat voor deze vrees geen grond. Gelet hierop is ook op dit punt geen sprake van non-conformiteit.
In het licht van het bovenstaande is, gelet op de aard en de omvang van het gebrek, alsmede de omstandigheid dat de garage en de aanbouw niet los van de woning kunnen worden gezien, geen redelijke grond aanwezig voor gehele dan wel gedeeltelijke ontbinding van de koopovereenkomst, zodat de vorderingen sub I, II en III in de dagvaarding zullen worden afgewezen.
2.4. De door [eiseres], onder IV in de dagvaarding, gevorderde schadevergoeding heeft betrekking op de schade die zij lijdt als gevolg van de door haar ingeroepen ontbinding van de koopovereenkomst. Nu, gelet op hetgeen onder 2.3. is overwogen, geen grond bestaat voor ontbinding van de overeenkomst, bestaat er eveneens geen grond voor de door [eiseres] op die grond gevorderde schadevergoeding. Deze vordering van [eiseres] zal derhalve eveneens worden afgewezen.
2.5. Aangezien [eiseres] in het petitum van de dagvaarding geen vordering heeft opgenomen die verband houdt met de door haar ingeroepen vernietiging van de koopovereenkomst wegens dwaling, ook niet ten aanzien van de door haar gestelde lekkages van het dak in de aanbouw en een lekkage in de thermopane ruiten van de schuifpui, zal op dit beroep niet worden ingegaan. Hetzelfde geldt voor het beroep van [eiseres] op artikel 6:230 lid 2 BW.
2.6. [eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagden] worden begroot op:
- explootkosten EUR 0,00
- vast recht 1.087,00
- getuigenkosten 0,00
- deskundigen 0,00
- overige kosten 0,00
- salaris procureur 3.576,00 (4,0 punten × tarief EUR 894,00)
Totaal EUR 4.663,00
De beslissing
De rechtbank
wijst de vorderingen af,
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagden] tot op heden begroot op EUR 4.663,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Witsiers en in het openbaar uitgesproken op19 juli 2006.?