ECLI:NL:RBMID:2006:AY5721

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
27 juni 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
52175 KG 2006/74
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot medewerking aan eigendomsoverdracht van onroerende zaken onder voorwaarden van een koopovereenkomst

In deze zaak vordert de besloten vennootschap A.V.V. Beheer B.V. (hierna: AVV) van de vennootschap Olau-Line (U.K.) LTD. (hierna: Olau) medewerking aan de levering en eigendomsoverdracht van onroerende zaken, onder de voorwaarde dat de koopsom op een geblokkeerde bankrekening wordt gestort. De onroerende zaken zijn eigendom van Olau en zijn onderhevig aan een conservatoir beslag gelegd door N.V. Haven van Vlissingen, die een vordering van ongeveer € 15.000.000,00 op Olau heeft. AVV heeft de onroerende zaken op 20 en 21 januari 2005 gekocht voor € 2.150.000,00, maar de eigendomsoverdracht is vertraagd door het beslag en de ontbindende voorwaarden in de koopovereenkomst.

Olau heeft de koopovereenkomst ontbonden met een beroep op de ontbindende voorwaarden, maar AVV betwist dit en stelt dat Olau niet voldoende inspanningen heeft verricht om het beslag op te heffen. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van AVV afgewezen, omdat Olau in redelijkheid de overeenkomst heeft kunnen ontbinden. De rechter oordeelt dat er geen grond is voor toewijzing van de vorderingen van AVV, en dat het beslag door AVV moet worden opgeheven. De kosten van het geding worden aan AVV opgelegd, aangezien zij als in het ongelijk gestelde partij wordt beschouwd.

De uitspraak benadrukt de noodzaak van duidelijke communicatie en inspanningen van beide partijen in het kader van ontbindende voorwaarden en de gevolgen van conservatoir beslag op eigendomsoverdrachten. De rechter heeft geoordeeld dat de ontbinding van de overeenkomst door Olau gerechtvaardigd was, en dat AVV niet kon aantonen dat er een spoedeisend belang was bij de gevraagde voorzieningen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
Sector civiel recht, voorzieningenrechter
Vonnis van 27 juni 2006 in de zaak van:
Kort gedingnr.: 74/2006
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid A.V.V. Beheer B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Middelburg,
eiseres in conventie,
gedaagde in reconventie,
procureur: mr. K.M. Moeliker,
tegen:
de vennootschap naar buitenlands recht Olau-Line (U.K.) LTD. Terminal Vlissingen,
medegevestigd en kantoorhoudende te Middelburg,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
procureur: mr. K.P.T.G. Flos,
advocaat: mr. A.K.C. Geelen.
1. Het verloop van het geding
Partijen worden verder aangeduid als AVV en Olau.
Het dossier bevat de volgende processtukken:
- dagvaarding met bijlagen;
- brieven d.d. 15 juni 2006 en 19 juni 2006 met producties zijdens AVV;
- brieven d.d. 12 juni 2006 en 15 juni 2006 met producties zijdens Olau;
- pleitaantekeningen zijdens beide partijen.
De zaak is behandeld ter terechtzitting van 20 juni 2006, waarvan proces-verbaal is opgemaakt.
2. De feiten
In conventie en in reconventie:
2.1. Olau is eigenaar van een aantal onroerende zaken (hierna: de onroerende zaken) in de gemeente Vlissingen, te weten:
- het bedrijventerrein met daarop een kantoor, porterscabine en visitatieloods, staande en gelegen te Vlissingen, plaatselijk bekend Poortersweg 15, kadastraal bekend gemeente Vlissingen, sectie K, nummer 475, groot 4 hectare zesentachtig are en dertig centiare;
- het opstalrecht op en het op grond van dat opstalrecht gevestigde viaduct op het perceel, staande en gelegen te Vlissingen, plaatselijk bekend Oostelijke Bermweg, kadastraal bekend gemeente Vlissingen, sectie K, nummer 479, groot één are en vijftien centiare;
- een perceel alsmede daarop gelegen wegen, gelegen te Vlissingen, plaatselijk bekend Oostelijke Bermweg, kadastraal bekend gemeente Vlissingen, sectie K, nummer 589, groot 9 are en twintig centiare.
2.2. Op de onroerende zaken ligt sedert 1997 conservatoir beslag. Dit beslag is gelegd door N.V. Haven van Vlissingen (hierna: de Haven) en strekt tot zekerheid voor een door de Haven gepretendeerde vordering van ongeveer
€ 15.000.000,00. Over die vordering wordt sinds 1994 geprocedeerd tussen de Haven enerzijds en Olau anderzijds.
2.3. AVV maakt haar bedrijf van de handel in en bemiddeling bij aan- en verkoop van onroerende zaken alsmede het (her)ontwikkelen van bestaande onroerende zaken.
2.4. Bij koopovereenkomst, welke door partijen op 20 respectievelijk 21 januari 2005 is ondertekend, heeft AVV de onroerende zaken van Olau gekocht voor een koopsom van € 2.150.000,00 k.k.
In voormelde koopovereenkomst is, voorzover van belang, het navolgende opgenomen:
“(…)
Artikel 7: bepalingen bodemverontreiniging
(…)
3. (…)
Indien uit het rapport van het door De Bodemonderzoeker B.V. uit te voeren bodemonderzoek volgt dat de verontreiniging ernstiger is dan de verontreiniging die is geconstateerd in het (indicatief) bodemonderzoek van 1989,(…), zodat de locatie daardoor ongeschikt is voor het voortzetten van het bestaande gebruik, dan wel voor het exploiteren van een bedrijf dat valt binnen de ter plaatse toegelaten bestemmingscatergorie (…), dan hebben beide partijen het recht deze overeenkomst te ontbinden door een schriftelijke mededeling aan de wederpartij, te verzenden binnen acht dagen nadat het rapport van De Bodemonderzoeker B.V. ter kennis van partijen is gebracht.
(…)
Artikel 8: ontbindende voorwaarden
Deze overeenkomst zal, mits met inachtneming van het navolgende, ontbonden (kunnen) worden in elk van de volgende gevallen:
a. als de aandeelhouders van de verkoper de overeenkomst niet bekrachtigen;
b. als het door de naamloze vennootschap N.V. Haven van Vlissingen gelegde beslag niet wordt opgeheven. Nadat de opheffing van het beslag schriftelijk door de verkoper aan de koper is meegedeeld, zal de koper binnen twee maanden na ontvangst van deze kennisgeving meewerken aan de eigendomsoverdracht/levering van het verkochte.
Artikel 9
Indien deze overeenkomst eindigt door het in vervulling gaan van de ontbindende voorwaarden van artikel 7 lid 3, artikel 8 lid a en/of artikel 8 lid b van deze overeenkomst, dan bestaat voor geen van de partijen enig recht op schadevergoeding c.q. zijn partijen jegens elkaar niets verschuldigd en zijn partijen volledig vrij jegens elkaar.
(…).”
2.5. De Haven heeft bij monde van mr. U.T. Hoekstra op 21 maart 2005 en bij brief d.d. 7 april 2005 aan Olau medegedeeld dat zij niet bereid is om tegen het verkrijgen van vervangende zekerheid tot een bedrag van € 2.150.000,00 het door haar gelegde beslag op te heffen, omdat de door AVV geboden koopprijs niet de maximaal haalbare koopprijs zou zijn.
2.6. Met daartoe verkregen verlof van de voorzieningenrechter te Middelburg heeft AVV op 31 maart 2005 conservatoir beslag tot levering gelegd op de onroerende zaken van Olau.
2.7. Bij brief d.d. 11 april 2005 heeft Olau voormelde koopovereenkomst ontbonden met een beroep op artikel 8 lid b uit die overeenkomst.
2.8. Tussen partijen is sedert medio 2005 een bodemprocedure aanhangig, waarbij dezelfde vorderingen die thans in kort geding aan de orde zijn, voorgelegd zijn aan de rechtbank. Deze zaak is direct nadat zij op de rol is aangebracht op verzoek van AVV verwezen naar de parkeerrol.
2.9. Bij brief d.d. 3 maart 2006 heeft mr. Hoekstra namens de Haven aan Olau bericht dat alsnog wordt ingestemd met opheffing van het beslag op voorwaarde dat de koopsom van € 2.150.000,00 bij wege van vervangende zekerheid zal worden gestort op een gezamenlijke en geblokkeerde bankrekening totdat onherroepelijk komt vast te staan of en zo ja welk bedrag de Haven van Olau te vorderen heeft (inclusief de op dat bedrag te kweken rente).
3. Het geschil
In conventie en in reconventie:
3.1. AVV vordert, kort samengevat en bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
- medewerking van Olau aan levering en eigendomsoverdracht van de onroerende zaken aan haar onder de voorwaarde dat de koopsom op een nog te openen geblokkeerde bankrekening ten name van mr. Geelen en mr. Hoekstra gezamenlijk wordt gestort;
- onder bepaling dat, bij gebreke van voormelde medewerking door Olau, het vonnis in de plaats treedt van de tot levering bestemde akte;
- Olau te veroordelen in de proceskosten.
AVV stelt dat zij een spoedeisend belang heeft bij de door haar gevraagde voorzieningen.
Zij stelt verder dat Olau ten onrechte een beroep op de ontbindende voorwaarde uit artikel 8 lid b van de koopovereenkomst heeft gedaan, althans dat dit beroep naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Partijen wisten bij het sluiten van de overeenkomst dat het beslag van de Haven er niet op stel en sprong af zou gaan en omdat AVV geen concrete plannen heeft met de onroerende zaken is voor het opheffen van het beslag ook geen termijn in de overeenkomst opgenomen. Deze voorwaarde is vooral in het belang van AVV in de overeenkomst opgenomen. Op grond van de overeenkomst rustte op Olau de verplichting om zich in te spannen teneinde het beslag opgeheven te krijgen. Het is aan de handelwijze van Olau te wijten dat de Haven pas in maart 2006 instemt met opheffing van het beslag, aangezien Olau verzuimde om aan de Haven mee te delen dat er reeds sprake was van een koopovereenkomst tussen Olau en AVV. Deze instemming van de Haven is gekomen door de inspanningen van AVV sedert medio 2005. Bovendien heeft Olau, ondanks dat zij wist dat de Haven haar beslag wel zou willen opheffen voor een bedrag van € 2.300.000,00, de Haven geen voorstel van die strekking gedaan. Olau heeft erop aangestuurd dat de Haven haar zou bevestigen dat zij het beslag niet zou opheffen.
AVV betwist dat de door de Haven op 3 maart 2006 gezonden brief, gelet op de daarin opgenomen voorwaarden, in de weg staat aan toewijzing van de vorderingen van AVV.
AVV stelt verder dat er na juli 2005 nog contacten tussen partijen zijn geweest om te kijken of er alsnog een oplossing voor de ontstane situatie kon worden verkregen.
De onroerende zaken zijn uiterst incourant en er is geen andere koper voorhanden. De door AVV geboden koopprijs is marktconform. Gelet op het voorgaande is het onduidelijk welk belang Olau heeft bij ontbinding van de overeenkomst.
Het beroep van Olau op de ontbindende voorwaarde uit artikel 8 lid a is in strijd met de redelijkheid en billijkheid. Aangezien Olau niet binnen redelijke termijn na ondertekening van de koopovereenkomst aan AVV heeft laten weten dat de aandeelhouders deze niet wilden bekrachtigen, mocht AVV ervan uitgaan dat Olau op die voorwaarde thans geen beroep meer zou doen.
De ontbindende voorwaarde met betrekking tot de bodemverontreiniging is reeds uitgewerkt, aangezien het rapport reeds lange tijd beschikbaar is en geen van partijen een beroep op die voorwaarde heeft gedaan.
Ten aanzien van de vordering in reconventie betwist AVV het spoedeisend belang bij die vordering. Gelet op hetgeen ten aanzien van de vordering in conventie is aangevoerd, bestaat geen grond voor opheffing van het beslag. Betwist wordt voorts dat het beslag reeds van rechtswege is komen te vervallen.
3.2. Olau betwist de vorderingen van AVV en vordert in reconventie, kort samengevat, doorhaling van het door AVV gelegde beslag, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom en met veroordeling van AVV in de kosten van dit geding.
Olau betwist het spoedeisend belang van AVV bij de gevraagde voorzieningen.
Voorts stelt Olau dat er geen grond bestaat voor toewijzing van de vorderingen van AVV. De tussen partijen gesloten koopovereenkomst is met een beroep op de ontbindende voorwaarden ontbonden. Nadat tot twee maal toe de Haven had aangegeven niet mee te willen werken aan opheffing van het beslag heeft Olau in redelijkheid een beroep gedaan op artikel 8 lid b van de overeenkomst. De omstandigheid dat in de overeenkomst geen tijdsbepaling is opgenomen voor het inroepen van de ontbindende voorwaarde, is gelet op de afwijzing door de Haven niet relevant. Olau betwist dat zij onvoldoende inspanningen heeft verricht dan wel hierbij een tactische fout heeft gemaakt om de Haven tot opheffing van het beslag te bewegen. Uit de overgelegde stukken blijkt het tegendeel. AVV heeft na de ontbinding bij brief d.d. 11 april 2005 niet geprotesteerd tegen die ontbinding. Partijen hebben daarna nog enkele malen contact gehad om te bezien of vanuit de ontstane situatie tot een nieuwe overeenkomst tussen partijen kon worden gekomen. Dit is niet gelukt. Olau was niet op de hoogte van de inspanningen van AVV sedert juli 2005 om de Haven alsnog tot opheffing van het beslag te bewegen.
Na de brief van de Haven van 3 maart 2006 heeft Olau voor de zekerheid de overeenkomst alsnog ter goedkeuring aan haar aandeelhouders voorgelegd. De aandeelhouders hebben verklaard dat zij de overeenkomst niet zouden hebben goedgekeurd, zodat de overeenkomst anders ook op die grond ontbonden zou zijn.
Voorts stelt Olau dat toewijzing van de vordering van AVV niet zonder meer zal leiden tot overdracht van de onroerende zaken aangezien de Haven in haar brief aanvullende, niet met instemming van Olau opgenomen, voorwaarden stelt aan opheffing van het beslag. Verder is in de overeenkomst nog de ontbindende voorwaarde betreffende het bodemonderzoek opgenomen. Hieromtrent hebben partijen zich nimmer formeel uitgelaten, zodat ook dit een belemmering voor de levering zou kunnen zijn.
Ten aanzien van de vordering in reconventie stelt Olau dat het beslag reeds van rechtswege is vervallen, aangezien dit op onjuiste wijze is betekend en de daaraan verbonden eis in de hoofdzaak niet op de juiste wijze aanhangig is gemaakt. Voor het geval het beslag niet reeds is vervallen, dient dit te worden opgeheven, aangezien summierlijk de ondeugdelijkheid van het door AVV ingeroepen recht, op grond waarvan het beslag is gelegd, is gebleken.
4. De beoordeling
In conventie:
4.1. Gelet op de stellingen van AVV en de overgelegde stukken is voldoende aannemelijk geworden dat zij een spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorzieningen, zodat zij ontvankelijk is in haar vorderingen.
4.2. Uit de overgelegde stukken blijkt dat Olau de tussen partijen gesloten koopovereenkomst bij brief d.d. 11 april 2005 heeft ontbonden met een beroep op de ontbindende voorwaarde gelegen in het opheffen van het beslag door de Haven.
Voorts blijkt uit de overgelegde stukken dat aan voormelde brief een herhaaldelijke weigering van de Haven om het gelegde beslag op de onroerende zaken op te heffen is voorafgegaan. Op basis van voormelde stukken en in het bijzonder de brieven van Olau aan de advocaat van de Haven is voldoende aannemelijk geworden dat Olau zich terdege heeft ingespannen om het door de Haven gelegde beslag opgeheven te krijgen en dat zij daartoe volledige en juiste informatie aan de Haven beschikbaar heeft gesteld. Vooralsnog rustte op Olau, gelet op de inhoud van de overeenkomst en de daaraan voorafgaande correspondentie tussen partijen, geen verdergaande inspannings-verplichting jegens AVV met betrekking tot het opheffen van het beslag.
Gelet op het voorgaande en de inhoud van de koopovereenkomst heeft Olau vooralsnog in redelijkheid de tussen partijen gesloten overeenkomst kunnen ontbinden. De omstandigheid dat in de overeenkomst geen tijdsbepaling is opgenomen, doet aan het voorgaande niet af. Gelet op de onvoorwaardelijke weigering van de Haven valt niet in te zien op grond waarvan Olau diende te wachten met het inroepen van de ontbinding van de overeenkomst. Olau behoefde er immers geen rekening mee te houden dat de Haven op haar weigering terug zou komen. Hier komt bij dat ter zitting onweersproken door Olau is gesteld dat AVV na ontvangst van de brief van 11 april 2005 nimmer heeft geprotesteerd tegen de door Olau ingeroepen ontbinding. Wel is door partijen gekeken of een oplossing voor de ontstane situatie kon worden gevonden, maar, gelet op de stellingen van partijen over en weer is niet aannemelijk geworden dat hierbij door partijen is gesproken over het herleven van de overeenkomst dan wel het vervallen van het beroep op de ontbinding.
In het licht van het bovenstaande bestaat geen grond voor toewijzing van de op grond van voormelde, ontbonden, overeenkomst door AVV gevorderde levering van de onroerende zaken. De vorderingen van AVV zullen derhalve worden afgewezen.
4.3. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, behoeven de overige geschilpunten tussen partijen geen verdere bespreking en beslissing meer.
4.4. AVV zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding.
In reconventie:
4.5. Uitgangspunt is dat het beslag zal worden opgeheven indien summierlijk van de ondeugdelijkheid van het ingeroepen recht op grond waarvan het beslag is gelegd, is gebleken.
Blijkens het beslagrekest is door AVV beslag tot levering gelegd op de onroerende zaken op grond van de tussen partijen op 20 respectievelijk 21 januari 2005 gesloten koopovereenkomst.
Gelet op hetgeen onder 4.2. is overwogen, is summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door AVV ingeroepen recht gebleken.
In het licht van het vorenstaande zal, hierbij kan het nu het beslag thans nog is ingeschreven in de openbare registers in het midden blijven of het beslag al dan niet van rechtswege reeds is vervallen, AVV worden veroordeeld tot doorhaling van het door haar gelegde beslag. De in dit kader gevorderde dwangsom zal worden gematigd en aan een maximum worden gebonden.
4.6. AVV zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter:
in conventie:
- wijst de vorderingen van AVV af;
- veroordeelt AVV in de kosten van dit geding tot aan deze uitspraak aan de zijde van Olau begroot op € 248,00 wegens griffierechten en € 1.054,00 wegens procureurssalaris;
in reconventie:
- veroordeelt AVV tot doorhaling van alle kadastrale inschrijvingen van het door haar ten laste van Olau gelegde beslag op de onroerende zaken binnen twee dagen na betekening van dit vonnis, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van
€ 1.000,00 per dag voor elke dag dat AVV hiermee in gebreke blijft, met een maximum van € 150.000,00;
- veroordeelt AVV in de kosten van dit geding tot aan deze uitspraak aan de zijde van Olau begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.K. van der Lende-Mulder Smit, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 juni 2006 in tegenwoordigheid van de griffier.
cb