ECLI:NL:RBMID:2006:AY5558

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
21 juni 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
42296 HA ZA 2004-119
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van arbitraal eindvonnis tussen Sagro en ASB Greenworld

In deze zaak heeft de Rechtbank Middelburg op 21 juni 2006 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de vennootschap naar Duits recht ASB Grünland, Helmut Aurenz GMBH & CO. KG, en de besloten vennootschap ASB Greenworld BV als eiseressen, en de besloten vennootschap Sagro Aannemingsmaatschappij Zeeland BV als gedaagde. De rechtbank heeft vastgesteld dat het arbitraal tussenvonnis van 11 februari 2000, dat tussen Grünland en Sagro is gewezen, geldend recht is. Tevens is geoordeeld dat Greenworld niet gebonden is aan het arbitraal beding tussen Sagro en Grünland. Dit heeft geleid tot de conclusie dat het arbitraal eindvonnis van 12 november 2003 niet in stand kan blijven voor zover dit is gewezen tussen Sagro en Greenworld. De rechtbank heeft het vonnis van 12 november 2003 dan ook vernietigd, overeenkomstig de vordering van Grünland en Greenworld.

De rechtbank heeft verder verwezen naar een tussenvonnis van 6 juli 2005, waarin de zaak naar de parkeerrol was verwezen in afwachting van een arrest van de Hoge Raad. De Hoge Raad had in zijn arrest van 20 januari 2006 geoordeeld dat Greenworld in haar beroep tegen het arrest van het Hof niet ontvankelijk was, omdat zij geen belang meer had. Dit arrest heeft invloed gehad op de beoordeling van de zaak door de rechtbank.

De rechtbank heeft ook overwogen dat de vordering tot vernietiging van het arbitraal eindvonnis van 12 november 2003 niet kan worden toegewezen voor zover deze is gebaseerd op de grond dat het vonnis niet voldoende gemotiveerd zou zijn. De rechtbank concludeert dat de beslissing van de arbiters voldoet aan de wettelijke eisen van motivering. Aangezien beide partijen over en weer in het ongelijk zijn gesteld, heeft de rechtbank de proceskosten gecompenseerd, zodat ieder der partijen de eigen kosten draagt. De beslissing van de rechtbank is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 21 juni 2006.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
Sector civiel recht
Vonnis van 21 juni 2006 in de zaak van:
rolnr: 119/04
1. de vennootschap naar Duits recht ASB Grünland, Helmut Aurenz GMBH & CO. KG,
gevestigd te Neustadt am Rubenb, Duitsland,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid ASB Greenworld BV,
gevestigd te Vlissingen,
eiseressen,
procureur: mr. J. Boogaard,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Sagro Aannemingsmaatschappij Zeeland BV,
gevestigd en kantoorhoudende te ’s-Heerenhoek, gemeente Borsele,
gedaagde,
procureur: mr. P.M.E. Bilterijst.
1. Het verdere verloop van de procedure
De rechtbank verwijst naar haar tussenvonnis van 6 juli 2005, waarin de zaak naar de parkeerrol is verwezen in afwachting van het arrest van de Hoge Raad. Vervolgens heeft
mr. Bilterijst bij brief van 7 februari 2006 het arrest van de Hoge Raad d.d. 20 januari 2006 (nr. C04/174) overgelegd. Beide partijen hebben op de rol van 22 februari 2006 gevraagd vonnis te wijzen, waarna de zaak voor het wijzen van vonnis naar de rol is verwezen.
2. De verdere beoordeling van het geschil
2.1 In zijn arrest van 20 januari 2006 heeft de Hoge Raad Greenworld in haar beroep tegen het arrest van het Hof van 18 februari 2004 niet ontvankelijk verklaard, omdat Greenworld daarbij geen belang meer heeft. Zij was reeds door het Hof in het gelijk gesteld.
De Hoge Raad heeft het beroep van Grünland verworpen. Hij heeft geoordeeld dat een scheidsrechterlijk oordeel gedeeltelijk kan worden vernietigd op de grond dat voor een deel een geldige overeenkomst tot arbitrage ontbreekt. Greenworld is niet gebonden aan het tussen Sagro en Grünland gesloten arbitraal beding. Het hof heeft naar het oordeel van de Hoge Raad bovendien terecht geoordeeld, dat er van een onverbrekelijke samenhang in het arbitrale vonnis geen sprake is, zodat de vernietiging van het arbitrale vonnis van 11 februari 2000 ten aanzien van Greenworld er niet toe leidt, dat dit vonnis ten aanzien van Grünland niet in stand kan blijven. De Hoge Raad heeft ten slotte ook het incidentele beroep van Sagro verworpen.
2.2 Aldus staat vast dat het arbitraal tussenvonnis, gedeeltelijk eindvonnis, van 11 februari 2000, tussen Grünland en Sagro geldend recht is en dat Greenworld niet gebonden is aan het arbitraal beding tussen Sagro en Grünland. Daaruit volgt dat ook het arbitraal eindvonnis d.d. 12 november 2003 niet in stand kan blijven, voor zover dit is gewezen tussen Sagro en Greenworld. De rechtbank zal dit vonnis dan ook in zoverre vernietigen, overeenkomstig de vordering van Grünland en Greenworld.
2.3 Voor zover Grünland onder grondslag I en III daarnaast heeft willen betogen, dat op de grond dat het arbitraal eindvonnis tussen Greenworld en Sagro niet in stand kan blijven, dit vonnis voor zover dat tussen haar en Sagro is gewezen, eveneens vernietigd moet worden, gaat de rechtbank hieraan voorbij. Zij verwijst hierbij naar de overweging en beslissing dienaangaande van de Hoge Raad in zijn arrest van 20 januari 2006, hierboven aangehaald onder r.o. 2.1. Het oordeel van de Hoge Raad dat er van een onverbrekelijke samenhang in het arbitrale vonnis geen sprake is, geldt onverkort ten aanzien van het arbitraal eindvonnis van 12 november 2003.
2.4 Voor zover de vierde grondslag ertoe zou moeten leiden dat het arbitraal eindvonnis gewezen tussen Greenworld en Sagro wegens het ontbreken van een motivering wordt vernietigd, heeft zij geen zelfstandige betekenis, gelet op hetgeen is overwogen onder 2.2.
2.5 Hetgeen onder de vierde grondslag overigens wordt aangevoerd, kan niet tot vernietiging van het arbitrale eindvonnis tussen Grünland en Sagro leiden. Vernietiging kan slechts plaatsvinden als een motivering geheel ontbreekt, dan wel in de gegeven motivering geen steekhoudende verklaring voor de beslissing te vinden valt. Dat van beide situaties geen sprake is, blijkt alleen al uit de eigen in de dagvaarding geponeerde stellingen van Grünland. Grünland haalt de overwegingen van de arbiters aan, die hen tot hun beslissing hebben geleid en stelt waarom deze overwegingen niet deugen, op grond waarvan volgens haar hun beslissing geen stand kan houden. Een dergelijke inhoudelijke toetsing valt buiten het toetsingskader dat de burgerlijk rechter in de wet gegeven is. Bovendien concludeert de rechtbank op grond hiervan dat de beslissing van de arbiters klaarblijkelijk aan de wettelijke eisen van motivering voldoet. De vordering tot vernietiging van het arbitrale vonnis dient derhalve ten aanzien van Grünland te worden afgewezen.
2.6 Nu partijen over en weer op punten in het ongelijk worden gesteld, compenseert de rechtbank de proceskosten in die zin, dat ieder der partijen de eigen kosten draagt.
3. De beslissing
De rechtbank:
vernietigt het scheidsrechterlijk eindvonnis van 12 november 2003, doch uitsluitend voor zover gewezen tussen Sagro enerzijds en ASB Greenworld anderzijds;
compenseert de proceskosten tussen partijen, in die zin dat ieder der partijen de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.K. van der Lende-Mulder Smit en uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 21 juni 2006 in tegenwoordigheid van de griffier.