ECLI:NL:RBMID:2006:AW4616

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
14 april 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
Awb 05/756
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van betaling van arbeidsongeschiktheidsuitkering op voorschotbasis

In deze zaak heeft de Rechtbank Middelburg op 14 april 2006 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. B.J. van de Wijnckel, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het UWV van 10 maart 2005, waarin haar uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (Waz) met ingang van 1 maart 2005 werd geschorst. Het UWV verklaarde het bezwaar ongegrond bij besluit van 8 juli 2005, waarna eiseres beroep instelde bij de rechtbank.

De rechtbank heeft op 28 februari 2006 de zaak behandeld. Eiseres was in persoon aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde, terwijl het UWV niet vertegenwoordigd was. De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV de betalingen van de voorschotten aan eiseres heeft geschorst op basis van artikel 55, derde lid, van de Waz. De rechtbank oordeelde echter dat dit artikel alleen de mogelijkheid biedt om definitieve betalingen te schorsen, en niet betalingen op voorschotbasis. Dit oordeel is gebaseerd op de Memorie van Toelichting op de wet, waarin wordt gesteld dat schorsing alleen mogelijk is als er al een recht op uitkering is toegekend.

De rechtbank heeft het beroep van eiseres gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en het UWV veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 644,-. Tevens is bepaald dat het UWV het door eiseres betaalde griffierecht van € 37,- dient te vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan door mr. I. Dijkman, in aanwezigheid van griffier mr. H.D. Sebel. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
sector bestuursrecht
enkelvoudige kamer
____________________________________________________
UITSPRAAK
____________________________________________________
Reg.nr.: Awb 05/756
Inzake: [eiseres], wonende te [woonplaats], eiseres,
gemachtigde: mr. B.J. van de Wijnckel, advocaat te Terneuzen,
tegen: de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV), verweerder.
I. Procesverloop
Bij besluit van 10 maart 2005 heeft verweerder aan eiseres meegedeeld dat haar uitkering ingevolge de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (Waz) met ingang van 1 maart 2005 wordt geschorst.
Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
Verweerder heeft het bezwaar gericht tegen het besluit van 10 maart 2005 bij besluit van 8 juli 2005 ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft eiseres beroep ingesteld bij de rechtbank.
Het beroep is op 28 februari 2006 behandeld ter zitting. Eiseres is daar in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde: mr. R.R.E. Nobus, advocaat te Terneuzen. Verweerder heeft zich niet laten vertegenwoordigen.
II. Overwegingen
1. Artikel 55 van de Waz bepaalt - onder meer -:
1. De arbeidsongeschiktheidsuitkering wordt betaalbaar gesteld door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De betaling geschiedt als regel in tijdvakken van een maand.
2. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan een uitkering als bedoeld in het eerste lid, over een door hem te bepalen tijdvak bij wege van voorschot betaalbaar stellen, indien onzekerheid bestaat over het recht op of de hoogte van de uitkering of de hoogte van het te betalen bedrag aan uitkering. Een verleend voorschot wordt verrekend met het definitief vastgestelde bedrag aan uitkering dat over het desbetreffende tijdvak wordt betaald.
3. Onverminderd het tweede lid, schort het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen de betaling van de arbeidsongeschiktheidsuitkering op of schorst het de betaling, indien het op grond van duidelijke aanwijzingen van oordeel is of het gegronde vermoeden heeft dat:
a. het recht op uitkering niet of niet meer bestaat;
b. recht op een lagere uitkering bestaat;
c. de verzekerde of zijn wettelijke vertegenwoordiger een verplichting als bedoeld in artikel 45, 46 of 70 niet of niet behoorlijk is nagekomen.
Ingevolge artikel 70, eerste lid, van de Waz zijn de verzekerde, diens wettelijke vertegenwoordiger alsmede de instelling, bedoeld in artikel 57, waaraan arbeidsongeschiktheidsuitkering wordt betaald, verplicht aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, op zijn verzoek of onverwijld uit eigen beweging alle feiten en omstandigheden mee te delen, waarvan hun redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op uitkering, de hoogte van de uitkering, het geldend maken van het recht op uitkering of op het bedrag van de uitkering, dat wordt betaald.
2. Eiseres is op 1 juli 1993 uitgevallen uit haar werkzaamheden als zelfstandig drogist [naam bedrijf] vanwege nierklachten. In verband hiermee heeft eiseres op 29 oktober 2001 bij verweerder een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Waz.
3. Op 11 juli 2002 zijn door verweerder aan eiseres met ingang van 23 oktober 2000 voorschotten op haar Waz-uitkering toegekend, in afwachting van de beoordeling van de door eiseres over de jaren 1994 tot en met 1998 overgelegde jaarcijfers.
4. Bij besluit van 10 maart 2005 heeft verweerder de betaling van de voorschotten geschorst, omdat eiseres volgens verweerder niet alle door hem verzochte stukken heeft overgelegd, welk besluit bij het thans in geding zijnde besluit is gehandhaafd.
5. Eiseres kan zich hiermee niet verenigen en stelt dat zij alle noodzakelijke gegevens, voor zover aanwezig, aan verweerder heeft verstrekt.
6. De rechtbank overweegt als volgt.
7. De rechtbank stelt vast dat verweerder met toepassing van artikel 55, derde lid, van de Waz de betalingen van de voorschotten aan eiseres heeft geschorst.
Naar het oordeel van de rechtbank biedt het derde lid van artikel 55 van de Waz echter slechts de mogelijkheid tot het schorsen van definitieve betalingen (op grond van een besluit waarbij een recht op Waz-uitkering is toegekend) en niet tot het schorsen van betalingen op voorschotbasis. De rechtbank is van oordeel dat zulks volgt uit de Memorie van Toelichting op dit artikel (TK 1995-1996, 24 758, nr 3), waarin is vermeld dat op het moment dat de bedrijfsvereniging van oordeel is dat het recht op uitkering wel kan worden vastgesteld, maar het verstrekken van onjuiste inlichtingen tot gevolg kan hebben dat een te hoge uitkering wordt betaald, zij de betaling opschort danwel, als de uitkering al is gestart, zij de betaling schorst. De rechtbank leest de zinsnede 'als de uitkering al is gestart' als 'wanneer er reeds betalingen worden verricht op grond van toekenning van een definitief recht op uitkering'.
8. Nu de rechtbank van oordeel is dat artikel 55, derde lid, van de Waz geen grondslag kan vormen voor onderhavig schorsingsbesluit, verklaart zij het beroep gegrond en vernietigt zij het bestreden besluit vanwege strijd met de wet.
9. In het voorgaande ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 644,-, uitgaande van een zaak van gemiddelde zwaarte en van twee proceshandelingen.
III. Uitspraak
De Rechtbank Middelburg
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt het bestreden besluit;
bepaalt dat het UWV aan eiseres het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 37 (zevenendertig euro) vergoedt;
veroordeelt verweerder in de kosten van deze procedure, aan de zijde van eiseres begroot op
€ 644,- (zeshonderdvierenveertig euro), te betalen door het UWV aan de griffier.
Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op
door mr. I. Dijkman, in tegenwoordigheid van mr. H.D. Sebel, griffier.
Tegen deze uitspraak kan een belanghebbende hoger beroep instellen.
Het instellen van het hoger beroep geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht, binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak.
Nota bene:
In deze uitspraak is het beroep (deels) gegrond verklaard en is het bestreden besluit vernietigd.
Als de rechtbank daarbij gronden van uw beroep uitdrukkelijk heeft verworpen en u wilt daarin niet berusten, moet daartegen binnen bovengenoemde termijn hoger beroep worden ingesteld.
Afschrift verzonden op: