ECLI:NL:RBMID:2005:AZ5372

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
16 februari 2005
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
43204 HA ZA 04-268
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrijgende verjaring van eigendom van perceel met schuur en schadevergoeding voor herstelkosten

In deze zaak vorderden eisers, wonende te Vlissingen, primair dat de rechtbank hen als eigenaren van een perceel met daarop een schuur zou erkennen, en subsidiair dat de rechtsvordering van gedaagde tot gebruik of inbezitneming van het perceel met schuur was verjaard. Eisers stelden dat zij en hun rechtsvoorgangster, mevrouw C.B., het perceel sinds 31 januari 1977 ononderbroken in bezit hadden. De schuur was enkel toegankelijk via het perceel van eisers, en zij gebruikten deze schuur voor de opslag van goederen. Gedaagde, die sinds 8 juni 1990 mede-eigenaar was van een aangrenzend perceel, betwistte de eigendom van eisers en stelde dat zij niet te goeder trouw waren, omdat zij de kadastrale registers hadden kunnen raadplegen.

De rechtbank oordeelde dat voor een beroep op verjaring moest komen vast te staan dat eisers en/of hun rechtsvoorgangers het perceel tenminste tien jaar te goeder trouw in bezit hadden. De rechtbank concludeerde dat eisers het perceel met de schuur sinds 20 januari 1993 in bezit hadden, en dat de verjaringstermijn op 21 januari 1993 was aangevangen. Gedaagde had niet aangetoond dat hij de verjaringstermijn had gestuit, waardoor de rechtbank oordeelde dat eisers door verkrijgende verjaring eigenaar waren geworden van het perceel met schuur.

Daarnaast vorderden eisers schadevergoeding voor herstelkosten van een muur van de schuur, die door gedaagde was beschadigd. De rechtbank oordeelde dat gedaagde niet had betwist dat hij de muur had afgebroken en dat eisers, nu zij eigenaar waren van de schuur, recht hadden op vergoeding van de herstelkosten. De rechtbank besloot de zaak naar de rol van 23 maart 2005 te verwijzen voor het nemen van een akte door eisers, waarna gedaagde in de gelegenheid zou worden gesteld om te reageren. De verdere beslissing werd aangehouden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
Sector civiel recht
Vonnis van 16 februari 2005 in de zaak van:
rolnr: 268/2004
1. [eiser sub 1],
2. [eiser sub 2],
beiden wonende te Vlissingen,
eisers,
procureur: mr. E.H.A. Schute,
tegen:
[gedaagde],
wonende te Vlissingen,
gedaagde,
procureur: mr. P. Buijs.
1. Het verloop van de procedure
Tussen partijen zijn de navolgende processtukken gewisseld:
- inleidende dagvaarding;
- conclusie van antwoord;
- conclusie van repliek;
- conclusie van dupliek.
Vervolgens is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1 Eisers zijn sinds 20 januari 1993 eigenaar van het perceel aan het [adres] te Vlissingen, kadastraal bekend gemeente Vlissingen, sectie [nummer].
2.2 Gedaagde is sinds 8 juni 1990 (mede)eigenaar van het perceel aan het [adres] te Vlissingen, kadastraal bekend gemeente Vlissingen, sectie [nummer].
2.3 Aan het einde van het perceel van gedaagde bevindt zich een schuur. Eisers hebben sinds de eigendomsverkrijging op 20 januari 1993 goederen opgeslagen in deze schuur.
2.4 Bij brief van 27 juni 2001 heeft gedaagde jegens eisers aanspraak gemaakt op de eigendom van de schuur.
3. Het geschil
3.1 Eisers vorderen primair dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, voor recht verklaart dat zij eigenaren zijn van het perceel ter grootte van ± 15 m2 met daarop een schuur, gelegen op het perceel kadastraal bekend gemeente Vlissingen, sectie [nummer]. Subsidiair vorderen zij dat de eventuele rechtsvordering tot gebruik c.q. inbezitneming van het perceel met schuur van gedaagde jegens eisers is verjaard. Eisers vorderen voorts gedaagde te veroordelen om aan hen te betalen de kosten van herstel van de muur van de schuur, die door gedaagde is beschadigd, een en ander nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet. Eisers vorderen tenslotte gedaagde te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2 Eisers leggen aan hun vordering ten grondslag dat zij door verjaring eigenaar van het perceel met schuur zijn geworden. Eisers en hun rechtsvoorgangster, mevrouw [C.B.], hebben het perceel met schuur vanaf 31 januari 1977 ononderbroken in bezit gehad. Zij hebben de schuur steeds gebruikt voor de opslag van goederen. Dit kon ook niet anders omdat de schuur alleen toegankelijk is via het perceel van eisers. De schuur heeft immers slechts één deur aan de zijde van het perceel van eisers. De opvolgende eigenaren van het perceel van gedaagde hebben de schuur derhalve nimmer kunnen gebruiken. Mevrouw Van [C.B.] mocht zich redelijkerwijs als rechthebbende beschouwen. Omdat de schuur alleen toegankelijk was vanaf haar perceel, kon zij ervan uitgaan dat de schuur tot haar perceel behoorde.
Eisers leggen aan hun tweede vordering ten grondslag dat gedaagde forse schade heeft toegebracht aan één muur van de schuur. Gedaagde is gehouden de kosten van herstel van de muur te vergoeden.
3.3 Gedaagde heeft de vordering van eisers bestreden. Hij stelt zich op het standpunt dat eisers niet door verjaring eigenaar van het perceel met schuur zijn geworden. Gedaagde betwist dat de schuur in het bezit is geweest van de eigenaren van het perceel van eisers. Het enkele gebruik van de schuur levert volgens hem geen bezit op. De eigenaren van het perceel van eisers hebben nimmer de pretentie gehad eigenaar te zijn. Zij hebben zich ook niet als zodanig gedragen. Voorts zijn eisers niet te goeder trouw, nu zij uit de kadastrale registers de juiste eigendomssituatie konden kennen. Bovendien heeft gedaagde bij aangetekende brief van 27 juni 2001 een eventuele verjaringstermijn gestuit. Gedaagde betwist voorts dat er schade is aangericht aan eigendommen van eisers.
4. De beoordeling van het geschil
4.1 Voor een beroep op verjaring moet komen vast te staan dat eisers en/of hun rechtsvoorgangers het stukje grond met daarop de schuur tenminste tien jaar te goeder trouw in bezit hebben gehad.
4.2 De rechtbank zal eerst beoordelen of eisers het stukje grond met daarop de schuur in hun bezit hebben. Als onvoldoende gemotiveerd betwist staat vast dat de schuur slechts één deur heeft en dat deze deur zich bevindt aan de zijde van het perceel van eisers. Eisers gebruiken deze schuur sinds de eigendomsverkrijging op 20 januari 1993 voor de opslag van goederen. Eisers hebben gelet op het voorgaande naar verkeersopvatting het stukje grond met daarop de schuur vanaf 20 januari 1993 in hun bezit. De rechtbank verwerpt dan ook het verweer van gedaagde op dit punt.
4.3 De volgende vraag die beantwoord moet worden, is of het bezit van het stukje grond met daarop de schuur door eisers te goeder trouw is. De omstandigheid dat eisers uit de kadastrale registers de juiste eigendomssituatie konden vernemen, sluit niet automatisch de goede trouw uit. Gedaagde heeft niet betwist dat de rechtsvoorgangster van eisers de schuur gebruikte voor de opslag van goederen. Voorts had de schuur slechts één deur aan de zijde van het perceel van eisers. Op basis van deze feitelijke situatie mochten eisers aannemen dat hun rechtsvoorgangster eigenaar van de schuur was. Voor eisers bestond er geen aanleiding om te vermoeden dat de schuur niet tot hun perceel behoorde en zij waren dan ook niet gehouden een onderzoek in de openbare registers in te stellen. Gelet op het voorgaande mochten eisers zich redelijkerwijs als rechthebbende van het stukje grond met daarop de schuur beschouwen, zodat hun bezit te goeder trouw is. Het verweer van gedaagde ten aanzien van de goede trouw wordt derhalve eveneens verworpen.
4.4 Thans resteert de vraag of eisers het stukje grond met daarop de schuur gedurende een periode van tenminste tien jaar in hun bezit hebben. Nu eisers het stukje grond met daarop de schuur sinds 20 januari 1993 in hun bezit hebben, is de verjaringstermijn op 21 januari 1993 aangevangen. Gedaagde heeft gesteld dat hij bij aangetekende brief van 27 juni 2001 de eventuele verjaringstermijn heeft gestuit. Niet gesteld of gebleken is dat voornoemde brief binnen zes maanden is gevolgd door een daad van rechtsvervolging, zoals het uitbrengen van een dagvaarding. De sommatie van gedaagde heeft de verjaringstermijn derhalve niet gestuit. Voorts is niet gesteld of gebleken dat de verjaringstermijn vóór of uiterlijk op 21 januari 2003 is gestuit, zodat het bezit van eisers van het perceel met schuur tenminste tien jaar heeft geduurd.
4.5 Op grond van het hiervóór overwogene komt de rechtbank tot de conclusie dat eisers door verkrijgende verjaring eigenaar van het perceel met schuur zijn geworden. De rechtbank zal het primair gevorderde dan ook toewijzen.
4.6 Voor wat betreft de vordering ten aanzien van de kosten van herstel van de muur van de schuur geldt het navolgende. Gedaagde heeft niet betwist dat hij is begonnen met de afbraak van een buitenmuur van de schuur. Dit staat tussen partijen dan ook vast. Nu eisers voorts eigenaar van de schuur zijn geworden, is gedaagde gehouden de herstelkosten te vergoeden. De rechtbank ziet om redenen van proceseconomische aard aanleiding om een verwijzing naar de schadestaatprocedure achterwege laten. De rechtbank zal de schade dan ook in deze procedure begroten. Dat betekent dat eisers de door hen gestelde schade alsnog dienen te onderbouwen. De rechtbank zal de zaak naar de rol van 23 maart 2005 verwijzen teneinde eisers in de gelegenheid te stellen dat bij akte te doen. Gedaagde zal daar dan op mogen reageren. De rechtbank zal in afwachting van het nemen van de aktes iedere verdere beslissing aanhouden.
5. De beslissing
De rechtbank:
- verwijst de zaak naar de rol van 23 maart 2005 voor het nemen van een akte aan de zijde van eisers als hiervóór bedoeld onder 4.6, waarna gedaagde in de gelegenheid zal worden gesteld bij antwoordakte te reageren;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Witsiers en uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 16 februari 2005 in tegenwoordigheid van de griffier.
lg