ECLI:NL:RBMID:2005:AZ5135

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
12 oktober 2005
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
28084 HA ZA 00-717
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Misbruik van machtspositie door fysiotherapeut leidt tot schadevergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Middelburg op 12 oktober 2005 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen eiseres, wonende te Ede, en gedaagde, wonende te St. Annaland. Eiseres vorderde schadevergoeding van gedaagde, die als fysiotherapeut werkzaam was, wegens onrechtmatig handelen. De rechtbank oordeelde dat gedaagde misbruik had gemaakt van zijn machtspositie ten opzichte van eiseres, die zich als patiënt aan hem had toevertrouwd. De deskundige had in haar rapport vastgesteld dat er sprake was van een groot machtsverschil, dat voortkwam uit leeftijds- en statusverschil, en dat gedaagde zich schuldig had gemaakt aan ontucht. Eiseres had als gevolg van dit onrechtmatig handelen lichamelijke en psychische klachten ontwikkeld, waaronder misselijkheid, hoofdpijn en slapeloosheid.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de klachten van eiseres direct verband hielden met de seksuele handelingen van gedaagde. Ondanks het verweer van gedaagde, die stelde dat eiseres medeschuld had aan de situatie, oordeelde de rechtbank dat de afhankelijkheid van de patiënt ten opzichte van de behandelaar een principieel ongelijke situatie creëert. De rechtbank wees de vordering van eiseres toe, inclusief de kosten voor therapie, toekomstige therapiekosten en smartengeld. De totale schadevergoeding werd vastgesteld op € 7.148,03, vermeerderd met wettelijke rente.

De rechtbank benadrukte dat het voor een hulpverlener essentieel is om zich te onthouden van seksuele handelingen met patiënten, ongeacht de omstandigheden. De vordering van eiseres werd in zijn geheel toegewezen, en gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten. Dit vonnis onderstreept de bescherming van patiënten tegen misbruik door zorgverleners en de verantwoordelijkheid van zorgverleners om ethisch te handelen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
Sector civiel recht
Vonnis van 12 oktober 2005 in de zaak van:
rolnr: 717/00
[eiseres],
wonende te Ede,
eiseres,
procureur: mr. J. Wouters,
advocaat: mr. I. Alderlieste,
tegen:
[gedaagde],
wonende te St. Annaland,
gedaagde,
procureur: mr. J.J.J. Jansen,
advocaat: mr. J.E.J. van Dijk.
1. Het verloop van de procedure
De rechtbank verwijst naar haar tussenvonnis van 23 oktober 2002 waarin zij een deskundigenbericht heeft gelast teneinde beantwoording van de in voornoemd vonnis geformuleerde vragen te verkrijgen.
Nadien is het deskundigenbericht d.d. 28 maart 2005 aan het dossier toegevoegd.
Vervolgens zijn de volgende processtukken gewisseld:
- akte na deskundigenbericht, met één productie;
- antwoordakte naar aanleiding van het deskundigenrapport.
2. De verdere beoordeling van het geschil
2.1 Blijkens akte na deskundigenbericht kan gedaagde zich niet verenigen met het deskundigenbericht. Hij verzoekt om een second opinion en stelt daartoe zelf een deskundige voor.
Eiseres kan zich geheel vinden in het deskundigenbericht zoals opgesteld door de deskundige W. Bezemer en ziet geen noodzaak voor benoeming van een andere deskundige.
2.1.1 Gedaagde voert ter onderbouwing van zijn verzoek primair aan dat hij de door de deskundige gevolgde procedure bij het opmaken van het deskundigenbericht in strijd acht met de beginselen van behoorlijke procesvoering. De zaak heeft gedurende twee jaar bij de deskundige op de plank gelegen, waarna de deskundige de zaak op basis van één gesprek met eiseres heeft afgedaan. Wederhoor van gedaagde heeft niet plaatsgevonden.
2.1.2 De rechtbank is, nog daargelaten de vraag of gedaagde recht heeft op een second opinion, van oordeel dat hoewel het deskundigenbericht zeer lang op zich heeft laten wachten niet gezegd kan worden dat de deskundige heeft gehandeld in strijd met de beginselen van behoorlijke procesorde. De deskundige heeft aangegeven dat zij vanwege een misverstand eiseres niet eerder kon bereiken. Nadat het misverstand was opgehelderd, is zij met de nodige voortvarendheid overgegaan tot het onderzoeken van eiseres en het opstellen van het deskundigenbericht. Dat de deskundige daarbij gedaagde niet heeft betrokken door hem te horen, kan naar het oordeel van de rechtbank evenmin leiden tot de conclusie dat zij gehandeld heeft in strijd met de behoorlijke procesorde. De in het tussenvonnis van de rechtbank van 23 oktober 2002 geformuleerde vragen welke in het deskundigenbericht centraal dienden te staan, betreffen immers de psychische en lichamelijke gevolgen die bij eiseres zijn ontstaan al dan niet tengevolge van het handelen van gedaagde. De aard van het onderzoek leent zich derhalve niet voor hoor en wederhoor van partijen.
2.1.3 Gedaagde voert voorts ter onderbouwing van zijn voornoemd verzoek om een tweede deskundigenbericht aan dat de deskundige in haar bericht de klachten van eiseres niet heeft geobjectiveerd en dat een kritische bejegening van de gevolgde therapie ontbreekt.
2.1.4 De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt. De deskundige heeft de door de rechtbank in haar tussenvonnis opgestelde vragen uitgebreid behandeld. De rechtbank merkt daarbij op dat de beantwoording van de in voornoemd tussenvonnis onder 5 vermelde vraag is verwerkt in de beantwoording van de vragen 4 en 6. De klachten van eiseres en de door haar gevolgde therapie zijn bij de beantwoording van de vragen eveneens aan de orde gesteld. De deskundige beschrijft in het deskundigenbericht aan welke klachten eiseres leidt en hoe en wanneer deze psychische en lichamelijke klachten zijn ontstaan. Voorts beschrijft zij de wijze waarop eiseres tot de keuze van de therapeute Luchtmeijer is gekomen, waarbij aandacht wordt besteed aan de vraag waarom andere vormen van therapie in het geval van eiseres niet geschikt bleken. De rechtbank is derhalve van oordeel dat het deskundigenbericht inhoudelijk aan de gestelde eisen voldoet.
2.1.5 Tot slot voert gedaagde aan dat een second opinion noodzakelijk is omdat de deskundige haar deskundigenbericht op een verkeerde grondslag heeft gebaseerd. Hij voert hiertoe aan dat de definitie van het begrip misbruik welke de deskundige aan het deskundigenbericht ten grondslag heeft gelegd niet aan de kwalificatie van het feit waarvoor gedaagde bij strafvonnis is veroordeeld, gerelateerd kan worden.
2.1.6 Naar het oordeel van de rechtbank heeft de deskundige in haar bericht het misbruik dat gedaagde van eiseres heeft gemaakt niet anders gedefinieerd dan dat gedaagde misbruik heeft gemaakt van een groot machtsverschil tussen hem en eiseres en dat dat machtsverschil bestond uit leeftijds- en statusverschil. De deskundige sluit daarmee aan bij de veroordeling van gedaagde voor het maken van misbruik van zijn positie als fysiotherapeut door het plegen van ontucht als iemand die werkzaam is in de gezondheidszorg met iemand die zich als patiënt aan zijn hulp of zorg heeft toevertrouwd. De rechtbank wijst daarbij ten overvloede op de reactie van de deskundige in het deskundigenbericht onder E., waarin zij aangeeft dat zij in het onderhavige geval misbruik heeft gedefinieerd in psychologische zin.
2.1.7 Gelet op het bovenstaande onder 2.1.2, 2.1.4 en 2.1.6 gaat de rechtbank voorbij aan het verzoek van gedaagde een tweede deskundigenbericht te bevelen. Voorts neemt de rechtbank de bevindingen en de conclusies van de deskundige over en maakt deze tot de hare.
2.2 Vervolgens komt de rechtbank toe aan de behandeling van de aard en omvang van de schade die eiseres stelt tengevolge van de door gedaagde gepleegde onrechtmatige daad te hebben geleden. Daartoe komt allereerst de vraag aan de orde of de door eiseres gestelde lichamelijke en psychische klachten een rechtstreeks gevolg zijn van de door gedaagde gepleegde onrechtmatige daad.
Eiseres heeft in de dagvaarding melding gemaakt van klachten als, misselijkheid, eetproblemen, hoofdpijn, benauwdheid, oververmoeidheid, slapeloosheid, nachtmerries, black-outs, schokken in haar benen gevolgd door blokkades in haar hele lichaam, concentratiestoornissen en smetvrees. Bovendien zou zij niet in staat zijn seksuele relaties met mannen aan te gaan. Uit het deskundigenbericht blijkt dat de lichamelijke en psychische klachten van eiseres toegeschreven kunnen worden aan de seksuele handelingen van gedaagde, waarbij in het bijzonder aandacht wordt besteed aan het gegeneraliseerde wantrouwen, het vaginisme en het schokken in armen en benen waaraan eiseres lijdt. Hiermee is de psychische en lichamelijke schade voldoende aangetoond evenals de stelling dat deze schade een gevolg is van gedaagdes onrechtmatige handelen. Gedaagde dient derhalve de schade die eiseres dientengevolge heeft geleden te vergoeden.
2.3 Gedaagde stelt dat indien de rechtbank van oordeel is dat hij onrechtmatig heeft gehandeld door een seksuele relatie met eiseres aan te gaan, eiseres daaraan in hoge mate medeschuld heeft, zodat de schade geheel of voor een belangrijk deel voor haar eigen rekening dient te komen. Hij voert daartoe aan dat eiseres hem heeft verleid en de seksuele relatie niet is ontstaan als een relatie tussen patiënt en behandelaar.
De rechtbank overweegt hieromtrent dat wat er ook zij van de rol van eiseres, voorop staat dat tussen een behandelaar en zijn patiënt een principieel ongelijke situatie bestaat, waarbij de patiënt afhankelijk is van de behandelaar. Een hulpverlener dient zich derhalve te allen tijde te onthouden van seksuele handelingen en gedragingen met een aan zijn zorg toevertrouwde patiënt. Het is dan ook niet relevant of de desbetreffende seksuele contacten tegen de wil dan wel met instemming van de patiënt hebben plaatsgevonden. Derhalve had het in het onderhavige geval, ook indien eiseres zelf avances zou hebben gemaakt, op de weg van gedaagde hebben gelegen die af te wijzen danwel op het moment dat hij een relatie met eiseres aanging, de professionele relatie met eiseres te beëindigen en haar te verwijzen naar een collega fysiotherapeut. Dit heeft hij niet gedaan. Naar het oordeel van de rechtbank dient gedaagde derhalve de door eiseres geleden schade in zijn geheel te vergoeden.
2.4 Gedaagde stelt voorts dat indien de noodzaak voor therapie al kan worden toegeschreven aan een door hem gepleegde onrechtmatige daad, eiseres in elk geval de verplichting heeft de kosten die zij dientengevolge heeft te maken, dient te beperken. Dit heeft zij volgens gedaagde niet gedaan, nu zij gekozen heeft voor een therapie welke niet door enige verzekering of fonds wordt vergoed.
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt. Blijkens het deskundigenbericht is therapie in het geval van eiseres geïndiceerd. Eiseres heeft hulp gezocht bij de therapeute H. Luchtmeijer die zij in het kader van haar studie heeft leren kennen. Voor zij met Luchtmeijer in aanraking kwam, was eiseres psychisch en lichamelijk verkrampt en nam niemand in vertrouwen. Met Luchtmeijer heeft zij echter een vertrouwensrelatie opgebouwd hetgeen gezien voornoemde problematiek van eiseres bijzonder is. Blijkens het deskundigenbericht sloeg de therapeutische invalshoek van Luchtmeijer kennelijk aan bij eiseres. Deze therapie kwam echter niet voor vergoeding in aanmerking. Behandeling bij een instantie als het Riagg (GGZ), welke wel vergoed wordt, zou blijkens het deskundigenbericht in het geval van eiseres echter tot weinig of geen resultaat hebben geleid vanwege het voornoemd gegeneraliseerd wantrouwen waaraan eiseres tengevolge van gedaagdes onrechtmatig handelen lijdt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres, gelet op haar specifieke problematiek waarbij het vertrouwen in de behandelaar groot moet zijn, dan ook in redelijkheid de beslissing genomen zich onder behandeling te stellen van de therapeute Luchtmeijer. Derhalve dient gedaagde de kosten daarvan te dragen.
2.5 Eiseres vordert vergoeding van de therapiekosten en de met de therapie verbonden reiskosten. Zij vordert voorts naast vergoeding van de kosten voor therapie die zij reeds gemaakt heeft tevens vergoeding van de kosten van 44 nog te houden therapeutische sessies. Eiseres onderbouwt haar vorderingen met facturen en een brief van de therapeute mevrouw Luchtmeijer.
De rechtbank zal de gevorderde reeds gemaakte kosten voor therapie toewijzen. Voorts zal de rechtbank de gevorderde kosten voor het aantal toekomstige therapiesessies toewijzen tot het bedrag van f 1.500,-. De rechtbank overweegt hierbij dat nu eiseres niet nader heeft onderbouwd hoe zij aan het aantal van 44 sessies is gekomen, het aantal naar redelijkheid zal worden bepaald op 25 (25 x f 60,- = f 1.500).
De rechtbank zal derhalve de therapiekosten toewijzen tot het bedrag van € 2.352,48 bestaande uit f 1.560,- aan therapiekosten, f 1.500,- aan toekomstige therapiekosten en
f 1.955,20 aan reiskosten (in totaal f 5.184,20 = € 2.352,48).
2.6 Naast vergoeding van de kosten voor de therapie vordert eiseres smartengeld ten bedrage van f 10.000,- (= € 4.537,80). Gedaagde heeft de hoogte van het aan smartengeld gevorderde bedrag niet betwist. De rechtbank zal derhalve mede gelet op het hierboven onder 2.2 en 2.3 overwogene en de omstandigheden zoals die uit de stukken van het dossier en uit voornoemd deskundigenbericht blijken, het smartengeld toewijzen tot f 10.000,- (€ 4.537,80).
De wettelijke rente, die geldt als gefixeerde schadevergoeding wegens vertraging in de voldoening van de geldsom, zal de rechtbank toewijzen vanaf 1 mei 1995, vanaf welke datum het onrechtmatig handelen van gedaagde blijkens het strafvonnis een aanvang heeft genomen.
2.7 Eiseres vordert voorts vergoeding van door haar gemaakte reiskosten en juridische kosten. Hieromtrent heeft de rechtbank reeds in haar tussenvonnis van 12 december 2001 bepaald dat de reiskosten met betrekking tot de aangifte en het verhoor bij de politie voor toewijzing in aanmerking komen en dat de overige kosten dienen te worden afgewezen, omdat deze onvoldoende zijn onderbouwd.
De rechtbank de reiskosten toewijzen toe het bedrag van € 257,75 (336 km+402 km+368 km+314 km= 1420 km x f 0,40= f 568,- = € 257,75).
Tevens is in voornoemd vonnis bepaald dat de gevorderde kosten betreffende de procedure ex artikel 12 Wetboek van strafvordering worden afgewezen. De rechtbank verwijst in dit kader naar voornoemd vonnis.
2.8 Op grond van het hiervoor overwogene zal de rechtbank de vordering toewijzen tot het bedrag van € 7.148,03, bestaande uit € 2.352,48 (kosten therapie), € 4.537,80 (smartengeld) en € 257,75 (reiskosten).
Gedaagde zal voorts als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van dit geding.
3. De beslissing
De rechtbank:
- veroordeelt [gedaagde] tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eiseres te betalen
€ 7.148,03, vermeerderd met de wettelijke rente over € 4.537,80, vanaf 1 mei 1995 tot aan de dag der algehele voldoening en met de wettelijke rente over € 2.610,23 vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het geding, aan de zijde van eiseres tot aan deze uitspraak begroot op € 2.728,84;
bepaalt dat, nu eiseres met een toevoeging procedeert, de betaling van die proceskosten dient te geschieden door voldoening
A. aan de griffier van deze rechtbank:
- wegens het in debet gestelde griffierecht € 161,66;
- wegens procureurssalaris € 1.356,-;
- wegens overige verschotten € 2.513,29;
B. aan eiseres:
- het voor rekening van die partij gekomen deel van het griffierecht à € 53,84;
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. N. van der Ploeg-Hogervorst en uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 12 oktober 2005 in tegenwoordigheid van de griffier.
WS