ECLI:NL:RBMID:2005:AZ0596

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
28 september 2005
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
40506 HA ZA 03-520
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor schade door ongeval op schip Star Gran

In deze zaak vorderde eiser schadevergoeding van Gran Inc. naar aanleiding van een ongeval op het schip Star Gran. De rechtbank had eerder in een tussenvonnis van 27 april 2005 vastgesteld dat Gran Inc. aansprakelijk was voor de schade die eiser had geleden. Eiser stelde dat hij door het ongeval arbeidsongeschikt was geraakt en vorderde schadevergoeding voor verlies aan arbeidsvermogen, materiële schade en immateriële schade. Gran Inc. betwistte de duur van de arbeidsongeschiktheid en de hoogte van de gevorderde schade. De rechtbank oordeelde dat eiser tot en met 23 februari 2001 arbeidsongeschikt was en dat hij recht had op schadevergoeding voor 4 verletdagen in 2000 en 26 verletdagen in 2001. De rechtbank berekende het bruto verlies aan arbeidsvermogen op € 18.976,84, wat netto neerkwam op € 9.108,89. Daarnaast werd materiële schade van € 1.143,17 toegewezen. De totale schadevergoeding werd vastgesteld op € 12.252,06, inclusief wettelijke rente. Gran Inc. werd ook veroordeeld tot het verstrekken van een belastinggarantie aan eiser, zodat eventuele belastingheffing over de schadevergoeding voor rekening van Gran Inc. zou komen. De rechtbank wees de vordering van eiser in zijn geheel toe, met uitzondering van hetgeen meer of anders was gevorderd.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
Sector civiel recht
Vonnis van 28 september 2005 in de zaak van:
rolnr: 520/03
[eiser],
wonende te Vlissingen,
eiser,
procureur: mr. M. van der Bent,
tegen:
de vennootschap naar vreemd recht Gran Inc.,
gevestigd te Monrovia, Liberia,
gedaagde,
advocaat: mr. M. Wattel,
procureur: mr. C.J. IJdema.
1. Het verloop van de procedure
De rechtbank verwijst naar haar tussenvonnis van 27 april 2005. Bij voornoemd vonnis werd de zaak naar de rol van 8 juni 2005 verwezen voor het nemen van een akte door Gran Inc. en werd iedere verdere beslissing aangehouden.
Nadien hebben partijen de volgende stukken gewisseld:
- akte na tussenvonnis aan de zijde van gedaagde;
- antwoordakte na tussenvonnis aan de zijde van eiser, met 10 producties;
- antwoordakte aan de zijde van gedaagde.
2. De verdere beoordeling van het geschil
2.1 De rechtbank heeft in haar tussenvonnis van 27 april 2005 overwogen dat Gran Inc. aansprakelijk is voor de schade die [eiser] door de val op het schip Star Gran heeft geleden. Gran Inc. is vervolgens in de gelegenheid gesteld zich bij akte nader uit te laten omtrent de gevorderde schade uit hoofde van verlies uit arbeidsvermogen en omtrent de gevorderde belastinggarantie.
2.2 Gran Inc. betwist de juistheid van de door [eiser] gestelde duur van de arbeidsongeschiktheid. Zij wijst daarbij op de brief van dr[K.], chirurg van het ziekenhuis Walcheren, welke brief als productie 4 aan de dagvaarding is gehecht. In voornoemde brief citeert [K.] uit een brief van de fysiotherapeut van [eiser] van 9 april 2001, waarin de fysiotherapeut schrijft: “Patiënt op 23 februari 2001 gestopt met fysiotherapie in verband met vakantie. Hij was op dat moment nagenoeg klachtenvrij en de mobiliteit van de schouder was goed. Patiënt zou na de vakantie niet meer teruggekomen zijn voor vervolgbehandeling”. Gran Inc. stelt op basis van de mededeling van de fysiotherapeut en de overige inhoud van de brief van [K.] dat [eiser] in elk geval reeds bij aanvang van zijn vakantie arbeidsgeschikt is geweest. De duur van de arbeidsongeschiktheid kan volgens Gran Inc. dan ook niet langer hebben geduurd dan tot 23 februari 2001. Derhalve dient het aantal verletdagen in 2001 te worden gesteld op 25 en kan de vordering voor verlies aan arbeidsvermogen maximaal € 8.803,86 bedragen.
2.3 [eiser] stelt voorop dat niet uit de brief van [K.] kan worden afgeleid dat hij vanaf
23 februari 2001 weer in staat was zijn werkzaamheden te verrichten. Zo had de fysiotherapie in principe na de vakantie weer hervat kunnen worden. Bovendien is in de brief niet vermeld dat de fysiotherapeut [eiser] naar een osteopaat heeft verwezen omdat fysiotherapie geen verbetering meer gaf.
[eiser] stelt voorts dat hij na het ongeval op 28 december 2000 zijn werkzaamheden pas weer op 19 maart 2001 heeft kunnen hervatten. Hij wijst daarbij op de als productie 9 aan de antwoordakte gehechte inzetplanning van het Loodswezen in de maanden januari tot en met maart, waarop achter zijn naam tot en met 18 maart 2001 een “Z” is aangegeven. Hiermee wordt bedoeld dat hij op die dagen ziek is geweest. [eiser] geeft voorts aan dat hij tijdens zijn arbeidsongeschiktheid voor de volgende dagen was ingeroosterd:
- 28 tot en met 31 december 2000 4 verletdagen
- 8 tot en met 14 januari 2001 7 verletdagen
- 22 tot en met 28 januari 2001 7 verletdagen
- 5 tot en met 11 februari 2001 7 verletdagen
- 19 tot en met 25 februari 2001 7 verletdagen
- 5 tot en met 11 maart 2001 7 verletdagen
[eiser] stelt derhalve dat het aantal verletdagen 39 betreft. In 2000 kwam de schade per verletdag op € 613,72 en voor 2001 op een schade per verletdag van € 635,46. Bij vermenigvuldiging van de bedragen komt men op een verlies aan arbeidsvermogen van bruto € 24.695,98, hetgeen netto € 11.854,07 bedraagt bij een belastingdruk van 52%.
2.4 De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt. Voor het vaststellen van de hoogte van de schade uit hoofde van verlies aan arbeidsvermogen is het van belang vast te stellen hoeveel dagen [eiser] ten gevolge van het ongeval arbeidsongeschikt is geweest. De rechtbank is van oordeel dat uit hetgeen [eiser] naar voren heeft gebracht niet geconcludeerd kan worden dat [eiser] tengevolge van het aan Gran Inc. toe te rekenen ongeval tot 19 maart 2001 arbeidsongeschikt is geweest. Weliswaar blijkt uit de inzetplanning over de maanden februari en maart 2001, welke als productie 9 in het geding is gebracht, dat [eiser] op de onder 2.3 van dit vonnis vermelde data niet heeft gewerkt, maar hieruit blijkt niet dat hij deze dagen heeft verzuimd vanwege de gevolgen van het ongeval. Dit blijkt evenmin uit de als productie 10 ingebrachte brief van [P.], regiocontroller van het Nederlands Loodswezen, regio Scheldemonden, die bevestigt dat [eiser] pas op 19 maart 2001 zijn werk heeft hervat. [eiser] heeft voorts niet weersproken dat hij op 23 februari 2001 is gestopt met de fysiotherapie en vervolgens op vakantie is gegaan zoals door Gran Inc. naar voren is gebracht. Hij heeft slechts gesteld dat hij na zijn vakantie voor behandeling naar een osteopaat is gegaan. Die behandeling zou echter hebben geduurd tot ruim nadat hij weer aan het werk is gegaan. Hieruit kan derhalve evenmin worden geconcludeerd dat de arbeidsongeschiktheid langer heeft geduurd dan tot en met 23 februari 2001. Gelet op het voorgaande gaat de rechtbank er met Gran Inc. vanuit dat [eiser] tot en met 23 februari 2001 arbeidsongeschikt was.
2.5 Gezien het onder 2.4 overwogene zal de rechtbank bij de berekening van de schadevergoeding voor het verlies aan arbeidsvermogen uitgaan van 4 verletdagen in 2000 en 26 verletdagen in 2001. [eiser] heeft gesteld dat zijn schade per verletdag in het jaar 2000
€ 613,72 bruto en in het jaar 2001 € 635,46 bruto bedroeg. Blijkens de antwoordakte betwist Gran Inc. de hoogte van deze bedragen niet. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [eiser] derhalve verlies aan arbeidsvermogen geleden ten bedrage van € 18.976,84 bruto. Tegen een belastingpercentage van 52% bedraagt zijn nettoverlies aan arbeidsvermogen
€ 9.108,89.
De rechtbank heeft in haar tussenvonnis van 27 april 2005 reeds overwogen dat de gevorderde materiële schade ten bedrage van € 1.143,17 kan worden toegewezen. De totale materiële schade bedraagt derhalve € 10.252,06. De rechtbank zal de vordering tot voornoemd bedrag toewijzen.
Eiser heeft voorts wettelijke rente over het bedrag aan materiële schade gevorderd vanaf
21 februari 2001 subsidiair vanaf de dag der dagvaarding tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen vanaf 24 februari 2001 tot de dag der algehele voldoening, nu [eiser] tot en met 23 februari 2001 arbeidsongeschikt was en derhalve op 24 februari 2001 de gehele omvang van zijn gederfde inkomen bekend was.
2.6 Ten aanzien van de door [eiser] gevorderde belastinggarantie stelt Gran Inc. dat zij niet het risico hoeft te dragen van de wijze waarop [eiser] zijn zaken met de Belastingdienst afwikkelt. Zij merkt daarbij op dat in de jurisprudentie is uitgemaakt dat de schadevergoeding wegens verloren arbeidsvermogen van een zelfstandige onbelast is.
2.7 [eiser] wijst erop dat Gran Inc. niet heeft aangegeven dat zij van oordeel is dat de vordering van [eiser] niet kan of mag worden toegewezen.
Voor zover Gran Inc. heeft bedoeld te zeggen dat de vordering niet kan worden toegewezen wijst [eiser] erop dat hij als gelaedeerde het door hem geleden verlies slechts netto kan vorderen. Indien de vergoeding van het verlies aan arbeidsvermogen onderhevig is aan belastingheffing zal Gran Inc. voor het betalen van deze belasting dienen op te komen. [eiser] merkt hierbij op dat voor beantwoording van de vraag of vergoeding van verlies aan arbeidsvermogen belast is, dient te worden beoordeeld of er sprake is van een tijdelijke of blijvende arbeidsongeschiktheid. In het laatste geval is de vergoeding onbelast. In geval van tijdelijke arbeidsongeschiktheid is de vergoeding doorgaans belast, omdat tijdelijke arbeidsongeschiktheid in de rechtspraak pleegt te worden gezien als een aanwijzing dat de vergoeding concrete inkomsten betreft namelijk die in een bepaalde periode zijn gederfd. [eiser] stelt derhalve belang te hebben bij het vorderen van een belastinggarantie.
2.8 De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt. Eventueel te betalen belasting over de netto-vergoeding van geleden verlies aan arbeidsvermogen is eveneens schade ten gevolge van het ongeval. Mocht de belasting geheven worden dan wordt [eiser] slechts daadwerkelijk schadeloos gesteld indien Gran. Inc. deze belasting betaalt. In geval over de netto-vergoeding van het verlies aan arbeidsvermogen te zijner tijd belasting geheven zal worden, zal Gran Inc. het door [eiser] aan belasting af te dragen bedrag dan ook dienen te vergoeden en de kosten van een eventuele belastingrechtelijke procedure dienen te dragen. Gran Inc. is immers aansprakelijk voor de schade die [eiser] ten gevolge van het ongeval heeft geleden en is derhalve eveneens aansprakelijk voor de daaruit voortvloeiende belastingheffing en een daarmee samenhangende belastingrechtelijke procedure.
2.9 In het tussenvonnis van 27 april 2005 heeft de rechtbank reeds overwogen dat de gevorderde immateriële schade ten bedrage van € 2.000,- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 december 2000 zal worden toegewezen, nu Gran Inc. de hoogte daarvan niet heeft betwist.
De rechtbank zal derhalve op grond van het hiervoor overwogene de vordering tot schadevergoeding van [eiser] toewijzen tot het bedrag van € 12.252,06, bestaande uit
€ 2.000,- (immateriële schade), € 9.108,89 (verlies arbeidsvermogen) en € 1.143,17 (materiële schade).
Gran Inc. zal voorts als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.
3. De beslissing
De rechtbank:
- veroordeelt Gran Inc. aan eiseres te betalen € 12.252,06, met de wettelijke rente over
€ 2.000,-, vanaf 28 december 2000 tot aan de dag der algehele voldoening en met de wettelijke rente over € 10.252,06 vanaf 24 februari 2001 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt Gran Inc. tot afgifte van een belastinggarantie aan eiser, waaruit blijkt dat Gran Inc. op haar kosten verweer zal voeren indien de Inspecteur der belastingen inkomstenbelasting wil heffen over de aan eiser uit te keren schade terzake van verlies aan arbeidsvermogen en dat, indien de inspecteur in het gelijk wordt gesteld de daardoor ontstane belastingschade voor rekening van gedaagde komt;
- veroordeelt Gran Inc. in de kosten van het geding, aan de zijde van eiser tot aan deze uitspraak begroot op € 1130,- aan salaris van de procureur en € 366,16 aan verschotten, waaronder € 285,- aan griffierecht;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Witsiers en uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 28 september 2005 in tegenwoordigheid van de griffier.
WS