ECLI:NL:RBMID:2005:AY9647

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
18 augustus 2005
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
48497 KG 05-123
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inbreuk op auteursrechten door verkoop van namaak wandreliëfs

In deze zaak, die op 18 augustus 2005 door de Rechtbank Middelburg werd behandeld, vorderde eiser, een beeldhouwer, in kort geding een verbod op de verkoop van inbreukmakende wandreliëfs door gedaagden, die zijn ontwerpen zonder toestemming hadden nagemaakt en op de markt gebracht. Eiser stelde dat hij sinds 1992 als beeldhouwer werkzaam was en dat zijn wandreliëfs auteursrechtelijk beschermd waren. Hij voerde aan dat gedaagden, zijn voormalige verkoopagenten, inbreuk maakten op zijn auteursrechten door identieke kopieën van zijn werk te verkopen. Eiser vorderde ook dat gedaagden een gecertificeerde verklaring van een registeraccountant zouden overhandigen, waarin de verkoop van de inbreukmakende producten werd gedocumenteerd.

Gedaagden betwistten de auteursrechtelijke bescherming van de wandreliëfs en stelden dat de ontwerpen van eiser geen oorspronkelijk karakter bezaten. Ze voerden aan dat zij door de opzegging van de samenwerkingsovereenkomst door eiser gedwongen waren om alternatieve leveranciers te zoeken. De rechtbank oordeelde dat eiser voldoende spoedeisend belang had bij zijn vorderingen en dat er voldoende bewijs was van inbreuk op zijn auteursrechten. De voorzieningenrechter verbood gedaagden de inbreukmakende wandreliëfs te verkopen en legde hen verschillende verplichtingen op, waaronder het overhandigen van een gecertificeerde verklaring van de accountant binnen een bepaalde termijn.

De rechtbank verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad en legde gedaagden een dwangsom op voor het geval zij niet aan de opgelegde verplichtingen voldeden. De kosten van het geding werden aan gedaagden opgelegd, aangezien zij als de in het ongelijk gestelde partij werden beschouwd. Dit vonnis benadrukt de bescherming van auteursrechten en de gevolgen van inbreuk daarop in het kader van de verkoop van kunstwerken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
Sector civiel recht, voorzieningenrechter
Vonnis van 18 augustus 2005 in de zaak van:
Kort gedingnr.: 123/2005
[eiser],
wonende Etten-Leur,
eiser,
procureur: mr. C.J. IJdema,
advocaat: mr. J.J.A. Donkersloot te Breda,
tegen:
1. de vennootschap onder firma Art Bizniz,
gevestigd te Almelo,
2. [gedaagde sub2],
wonende te Almelo,
3. [gedaagde sub 3],
wonende te Zierikzee,
gedaagden,
advocaat: mr. S.J.P. Kukolja te Goor.
1. Het verloop van het geding
Ter terechtzitting van 12 juli 2005 heeft eiser, na een wijzing van eis en kort samengevat, gevorderd bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. Gedaagden te verbieden inbreukmakende wandreliëfs te verkopen;
II. Gedaagden te gebieden om binnen drie dagen na betekening van dit vonnis een door een registeraccountant gecertificeerde verklaring aan eiser te overhandigen;
III. Gedaagden te gebieden om binnen drie dagen na betekening van dit vonnis de bij hen op voorraad zijnde inbreukmakende producten ter vernietiging aan eiser te overhandigen;
IV Gedaagden te gebieden om binnen drie dagen na betekening van dit vonnis aan al hun afnemers schriftelijk te verzoeken middels een verklaring van de register-accountant, de inbreukmakende wandreliëfs binnen één week te retourneren onder aanbieding door gedaagden van terugbetaling van de factuurprijs en vergoeding van de vervoerskosten, onder overlegging van een verklaring van de registeraccountant waaruit blijkt dat dit schriftelijke verzoek feitelijk is verzonden aan de afnemers binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis aan de raadsman van eiser;
IV. Te bepalen dat gedaagden een onmiddellijk opeisbare dwangsom verbeuren ad
€ 5.000,- per dag of gedeelte van een dag dat gedaagden in gebreke blijven om aan het gevorderde onder I, II, III en IV te voldoen;
V. Gedaagden te veroordelen in de kosten van het geding;
Gedaagden hebben verweer gevoerd.
Na verder debat is vonnis gevraagd.
De inhoud van de overgelegde processtukken, waaronder pleitnotities en producties zijdens beide partijen, geldt als hier ingelast.
2. De feiten
In het geding wordt van de navolgende feiten uitgegaan:
2.1. Sinds 1992 is eiser als beeldhouwer beroepsmatig bezig met het ontwerpen en vervaardigen van kunstvoorwerpen voor de detailhandel.
Vanaf 2000 worden de door hem ontworpen producten vervaardigd en exclusief op de markt gebracht door [gedaagde] v.o.f.
2.2. Onderdeel van de door eiser ontworpen kunstvoorwerpen zijn wandreliëfs, bestaande uit beeldhouwwerken die “uitrijzen” uit een platte plaat die een onverbrekelijk deel uitmaakt van het beeldhouwwerk waardoor deze aan de muur kunnen worden opgehangen.
De wandreliëfs zijn voorzien van het persoonlijk merkteken van eiser.
2.3. Tussen partijen bestond gedurende de jaren 2003 en 2004 een samenwerkings-overeenkomst op basis waarvan gedaagden belast waren met de verkoop van door eiser ontworpen en vervaardigde beeldhouwwerken op basis van exclusiviteit bij zowel bestaande als nieuwe klanten.
In het kader van voornoemde overeenkomst verkochten gedaagden bovengenoemde wandreliëfs aan detailhandelaren in Nederland.
Op 17 januari 2005 is deze overeenkomst door eiser telefonisch en zonder inachtneming van een opzegtermijn opgezegd.
2.4. Gedaagden hebben bij Spiros te Sliedrecht in 2005 een aantal wandornamenten laten vervaardigen die nagenoeg identiek zijn aan de wandreliëfs van eiser.
2.5. Bij brief van mr. Kukolja van 8 juli 2005 wordt door gedaagden toegezegd dat zij geen inbreukmakende voorwerpen verkopen en dat er geen inbreukmakende producten meer bij hen op voorraad liggen. Voorts is een verklaring van accountant [V.] AA van 1 juli 2005 overgelegd met daarin opgenomen de omzet van gedaagden uit de inbreukmakende kunstvoorwerpen.
2.6. Blijkens het proces-verbaal van 8 juli 2005 van deurwaarder Van Beurden te Breda heeft deze geconstateerd dat zich op voornoemde datum te Oosterhout aan de Leijsenhoek 6a bij Irodions Sfeerdecoratie Winkeltje vier kunstobjecten bevinden die precies gelijkend zijn aan de kunstobjecten van eiser.
3. Het geschil
3.1. Eiser stelt dat gedaagden, zijn voormalige verkoopagenten, kopieën op de markt hebben gebracht van door hem gemaakte wandreliëfs. Deze kopieën zijn identiek aan de wandreliëfs van eiser. Diverse klanten van eiser hebben dit bevestigd.
De eigen stijl van eiser is duidelijk herkenbaar in de wandreliëfs, ondanks dat hij voortborduurt op bestaande thema’s en een bepaalde stijl; hij heeft een bepaald gevoel, een bepaalde emotie weergegeven en heeft daartoe bepaalde keuzes gemaakt. De creatieve inspanning van eiser heeft derhalve geleid tot een karakteristiek wandreliëf. Gelet hierop is sprake van een oorspronkelijk werk met een eigen en uniek karakter wat het persoonlijk stempel van de maker draagt en zijn de wandreliëfs auteursrechtelijk beschermd.
Eiser stelt dat gedaagden inbreuk maken en hebben gemaakt op zijn auteursrechten, dan wel dat zij jegens hem onrechtmatig hebben gehandeld. Door de handelwijze van gedaagden heeft zich een enorme omzetdaling voorgedaan. Voorts zijn de goodwill en de exploitatiemogelijkheden van de auteursrechten aangetast. Als gevolg hiervan heeft eiser schade geleden. Deze schade zal pas eindigen op het moment dat er geen inbreuk-makende kopieën meer op de markt verkrijgbaar zijn en er weer een afzetmarkt voor de wandreliëfs van eiser wordt gecreëerd. Gelet op de inbreukmakende handelingen van gedaagden heeft eiser recht op afdracht van de winst die zij hebben gegenereerd met de verkoop van de inbreukmakende wandreliëfs.
Eiser stelt dat gedaagden zich bovendien niet houden aan de toezeggingen om geen inbreuk meer te maken, aangezien uit de overgelegde producties blijkt dat er ook nadien nog inbreukmakende wandreliëfs op de markt aanwezig zijn. Voorts voldoet de door gedaagden overgelegde verklaring van de accountant niet aan de verklaring zoals die in de sommaties is vermeld en wordt getwijfeld aan de juistheid van die verklaring, aangezien uit de overgelegde producties blijkt dat er grote verschillen in aantallen verkochte en geproduceerde inbreukmakende wandreliëfs zijn en in die verklaring de inkoopprijs is opgenomen en niet de omzet die met de wandreliëfs is behaald.
3.2. Gedaagden betwisten dat de wandreliëfs van eiser auteursrechtelijke bescherming genieten, aangezien zij geen eigen oorspronkelijk karakter bezitten en niet het persoonlijk stempel van de maker dragen. Gelet hierop dient eiser te dulden dat anderen dergelijke reliëfs vervaardigen en hebben gedaagden geen inbreuk gemaakt op de auteursrechten van eiser. Uit de overgelegde producties blijkt dat een gipsen mal eenvoudig zelf te maken is en dat de produktlijn van eiser voortbouwt op de hype van gipsen afgietsels van begin jaren 90. Voorts blijkt uit de overgelegde producties dat eiser slechts bestaande thema’s of thema’s in het algemeen maakt en/of combineert, zodat geen sprake is van uniciteit, oorspronkelijkheid en persoonlijke inbreng.
Gedaagden stellen dat zij door de onverwachte en onmiddellijke opzegging van de samenwerkingsovereenkomst door eiser op zoek moesten naar een andere leverancier om aan hun leveringsverplichting ten opzichte van de klanten te kunnen voldoen. Het is derhalve naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dat eiser nu een auteursrechtschending aan gedaagden tegenwerpt. Bovendien heeft Griekse Beelden Gieterij Spiros te Sliedrecht slechts een aantal wandreliëfs geleverd waarmee een omzet van iets meer dan € 700,00 is behaald en een winst van € 140,00, zodat eiser geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij zijn vorderingen. De accountant heeft een juiste opgave gedaan van de in- en verkoop van de van Spiros betrokken wandreliëfs en de daarmee behaalde omzet. Dat er verschillen bestaan in de vermelde aantallen tussen onder meer eiser, gedaagden en Spiros komt doordat er werken van eiser retour zijn gekomen en weer wederverkocht en omdat gedaagden de showmodellen die zij van Spiros om niet ter beschikking gesteld hebben gekregen, hebben verkocht.
Voorts stellen gedaagden dat zij de verkoop van de litigieuze beeldhouwwerken hebben gestaakt, zodat een bodemprocedure kan worden afgewacht.
Gedaagden betwisten de door eiser gevorderde schade wegens gebrek aan causaal verband tussen het schade veroorzakende feit en de omvang van de schade, alsmede wegens het ontbreken van een feitelijke en een wettelijke grondslag. Voorts betwisten zij de omzetdaling aan de zijde van eiser en dient het gevorderde voorschot op de schadevergoeding te worden afgewezen in verband met een restitutierisico aan de zijde van eiser.
Verder verzetten gedaagden zich tegen de gevorderde termijn waarbinnen de registeraccountant een verklaring moet opstellen, de hoogte van de gevorderde dwangsom, een proceskostenveroordeling, de uitvoerbaarheid bij voorraad van het vonnis en verzoeken zij te bepalen dat eiser zekerheid dient te stellen ingeval van veroordeling tot enige betaling.
4. De beoordeling
4.1. Gelet op de stellingen van eiser is voorshands voldoende aannemelijk gemaakt dat hij een spoedeisend belang heeft bij de gevorderde voorzieningen, zodat hij ontvankelijk is in zijn vorderingen.
4.2. Gesteld noch gebleken is voorshands dat er reeds (nagenoeg) identieke wandreliëfs op de markt aanwezig waren op het moment dat eiser zijn wandreliëfs op de markt bracht. Voorts is gesteld noch gebleken dat eiser de wandreliëfs van reeds bestaande wandreliëfs heeft nagemaakt.
Eiser heeft op basis van bestaande thema’s en methoden zelf nieuwe wandreliëfs gemaakt waarvoor hij afbeeldingen heeft gebruikt die hij zelf uit klei heeft geboetseerd. Op deze manier is naar voorlopig oordeel een origineel werk met een eigen en uniek karakter ontstaan wat het persoonlijk stempel van de maker draagt. Dat er al veel soortgelijke beeldhouwwerken op de markt aanwezig zijn, maakt niet dat daarop voortbordurende maar wel daarvan afwijkende beeldhouwwerken niet meer als origineel werk met een eigen en uniek karakter met een persoonlijk stempel van de maker kunnen worden aangemerkt. Gelet hierop zijn de wandreliëfs naar voorlopig oordeel auteursrechtelijk beschermd.
Vaststaat dat gedaagden deze wandreliëfs hebben laten namaken en dat zij die namaak-wandreliëfs vervolgens op de markt hebben gebracht. Hiermee hebben zij een inbreuk gemaakt op de auteursrechten van eiser. Eiser heeft derhalve recht en belang bij het optreden tegen die inbreuken op zijn auteursrechten.
4.3. In het licht van het bovenstaande en nu gelet op de stellingen van partijen over en weer en de overgelegde producties voorshands aannemelijk is geworden dat ook na toezeggingen door gedaagden om zich te onthouden van de verkoop van inbreuk-makende wandreliëfs er nog van die wandreliëfs op de markt zijn aangetroffen, zal het door eiser onder I gevorderde verbod worden toegewezen.
4.4. Gelet op hetgeen onder 4.2. is overwogen en artikel 27a van de Auteurswet heeft eiser recht en belang bij zijn vordering onder II.
De stellingen van gedaagden dat zij reeds aan die vordering hebben voldaan door het overleggen van een verklaring van een accountant slaagt voorshands niet. Gedaagden hebben bekend gemaakt wie hun toeleverancier is en wat het adres van die toe-leverancier is. Gelet echter op de stellingen van partijen over en weer en de overgelegde stukken blijkt dat er bij eiser terecht onduidelijkheid bestaat over de aantallen nabootsingen die de leverancier heeft geleverd en die zijn verkocht door gedaagden. Bovendien is geen inzicht gegeven in de gemaakte winst en de wijze waarop deze is berekend.
In het licht van het vorenstaande zal de vordering onder II worden toegewezen op onderstaande wijze, met dien verstande dat de termijn waarop een registeraccountant de gecertificeerde verklaring aan eiser dient te overhandigen in redelijkheid zal worden bepaald op éénentwintig dagen na betekening van dit vonnis.
4.5. De vorderingen onder III en IV zullen gelet op hetgeen onder 4.2. is overwogen en gelet op de artikelen 27a en 28 van de Auteurswet eveneens worden toegewezen op onderstaande wijze.
4.6. Ten aanzien van het door eiser gevorderde voorschot op de schadevergoeding wordt als volgt overwogen. Gelet op de stellingen van partijen over en weer en de overgelegde stukken is de hoogte van de door eiser geleden schade als gevolg van de handelwijze van gedaagden en het beloop van die schade zoals dit door eiser is gesteld voorshands niet duidelijk. Gelet daarop en op het aan de zijde van eiser aanwezige restitutierisico zal het gevorderde voorschot op de schadevergoeding in het kader van deze kort gedingprocedure thans worden afgewezen.
4.7. De gevorderde dwangsom ten aanzien van de vorderingen onder I tot en met IV zal worden gematigd en aan een maximum worden verbonden.
4.8. Gelet op de aard en het doel van een kort gedingprocedure zal het vonnis uitvoer-baar bij voorraad worden verklaard.
De door gedaagden gevorderde zekerheidstelling ex artikel 233 lid 3 Rv zal gelet op hetgeen hierboven is overwogen, worden afgewezen. Bovendien is voorshands niet aannemelijk gemaakt dat eiser bij een eventueel voor hem nadelige uitspraak in hoger beroep zelfs niet in staat zal zijn om de thans door gedaagden aan eiser te betalen deel van de proceskostenveroordeling aan hen te restitueren.
4.9. Gedaagden zullen als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding, met dien verstande dat in het kader van de proceskosten-veroordeling geen rekening zal worden gehouden met de dagvaardingsexploiten van 4 augustus 2005, aangezien deze onnodig zijn gemaakt.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter:
- verbiedt gedaagden de inbreukmakende wandreliëfs te verkopen;
- gebiedt gedaagden om binnen éénentwintig dagen na betekening van dit vonnis een door een registeraccountant gecertificeerde verklaring aan eiser te overhandigen waaruit blijkt:
- hoeveel en welke nabootsingen de leverancier aan gedaagden heeft geleverd;
- hoeveel nabootsingen en welke door gedaagden zijn verkocht;
- aan welke personen en ondernemingen de nabootsingen zijn verkocht;
- tegen welke prijs de nabootsingen zijn ingekocht;
- tegen welke prijs de nabootsingen zijn verkocht;
- wat de per verkochte nabootsing gemaakte winst is;
- wat de precieze wijze is waarop deze winst is berekend;
- wat de voorraad ongeoorloofde nabootsing is die gedaagden thans nog hebben;
- gebiedt gedaagden om binnen drie dagen na betekening van dit vonnis de bij hen op voorraad zijnde inbreukmakende producten ter vernietiging aan eiser te overhandigen;
- gebiedt gedaagden om binnen drie dagen na betekening van het vonnis aan al haar afnemers schriftelijk te verzoeken de inbreukmakende wandreliëfs binnen één week te retourneren onder aanbieding van terugbetaling van de factuurprijs en vergoeding van de vervoerskosten, welk verzoek dient te worden uitgevoerd door een registeraccountant die daarvan een verklaring zal opmaken waaruit blijkt dat dit schriftelijke verzoek feitelijk is verzonden aan de afnemers van de inbreukmakende wandreliëfs en die deze verklaring binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis aan de raadsman van eiser zal toesturen;
- bepaalt dat gedaagden een onmiddellijk opeisbare dwangsom verbeuren van € 500,00 per dag of gedeelte daarvan dat zij in gebreke blijven om aan voornoemde ver- en geboden te voldoen, met een maximum van € 25.000,00;
- veroordeelt gedaagden in de kosten van het geding tot op heden aan de zijde van eiser begroot op € 171,20 wegens kosten dagvaarding, € 550,00 wegens griffierechten en
€ 1.054,00 wegens procureurssalaris;
- bepaalt nu eiser met een toevoeging procedeert, dat die kostenbetaling dient te geschieden door voldoening
a. aan de griffier van deze rechtbank:
- wegens het in debet gestelde deel van het griffierecht € 440,00;
- wegens procureurssalaris € 1.054,00;
b. aan gedaagde:
- het voor rekening van die partij gekomen deel van het griffierecht ad € 110,00;
- wegens kosten dagvaarding € 171,20;
- verklaart het vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.A.M. van Dijke, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzit-ting van 18 augustus 2005 in tegenwoordigheid van de griffier.
cb