ECLI:NL:RBMID:2005:AU9088

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
4 november 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
05/404
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Handhaving van bestuursdwang en belangenafweging bij bouwvergunningen

In deze zaak heeft de Rechtbank Middelburg uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, eigenaar van een restaurant, en het College van Burgemeesters en Wethouders van de gemeente Veere. Eiser had bezwaar gemaakt tegen een besluit van 10 mei 2005, waarin zijn bezwaar tegen een last onder dwangsom ter verwijdering van een terrasoverkapping en pergola's ongegrond werd verklaard. Eiser had eerder een bouwvergunning aangevraagd voor deze constructies, maar deze was geweigerd. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 8 september 2005, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. K.M. Moeiliker, en verweerder werd vertegenwoordigd door W. Boogaard en T. Elenbaas.

De rechtbank overwoog dat ingevolge artikel 5:32 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een bestuursorgaan bevoegd is om een last onder dwangsom op te leggen om overtredingen ongedaan te maken. De rechtbank stelde vast dat er geen concreet zicht op legalisatie was, mede gezien het advies van de Monumentencommissie. Eiser had aangevoerd dat de terrasoverkapping met toestemming van verweerder was opgericht en dat er geen illegale bouwwerken waren. De rechtbank oordeelde echter dat verweerder in redelijkheid had kunnen besluiten tot het opleggen van de last onder dwangsom, omdat eiser onvoldoende gebruik had gemaakt van de geboden gelegenheid om een legale oplossing te vinden.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiser ongegrond, waarmee de last onder dwangsom in stand bleef. De rechtbank benadrukte het belang van handhaving van de wetgeving en dat handhavend optreden niet onevenredig mag zijn ten opzichte van de belangen van de overtreder. Eiser had de geboden tijd niet voldoende benut om een alternatief bouwplan in te dienen, wat bijdroeg aan de beslissing van de rechtbank.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
sector bestuursrecht
enkelvoudige kamer
____________________________________________________
UITSPRAAK
____________________________________________________
Reg.nr.: Awb 05/404
Inzake: [Eiseres], wonende te [woonplaats] eiser,
gemachtigde: mr. K.M. Moeiliker, advocaat te Middelburg,
tegen: het College van Burgemeesters en Wethouders van de gemeente Veere, verweerder.
I. Procesverloop
Bij besluit van 10 mei 2005 heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen de last onder dwangsom ter verwijdering van de reeds aanwezige terrasoverkapping en pergola’s bij het restaurant van eiser ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft eiser beroep ingesteld bij de rechtbank.
Het beroep is gevoegd met Awb 05/190 op 8 september 2005 behandeld ter zitting. Eiser is daar in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden W. Boogaard en T. Elenbaas.
Ter zitting heeft de gemachtigde van eiser toegezegd de inmiddels verleende bouwvergunning voor een gewijzigde terrasoverkapping en gewijzigde pergola’s aan de rechtbank toe te zenden.
Partijen hebben toestemming gegeven dat na ontvangst van deze bouwvergunning door de rechtbank een nieuwe behandeling ter zitting achterwege zal kunnen blijven.
II. Overwegingen
1. Eiser is eigenaar van het [restaurant], gevestigd aan de [adres] te [plaats]. Bij besluit van 22 februari 2005 heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen de weigering een bouwvergunning te verlenen voor de reeds aanwezige terrasoverkapping en pergola’s bij het restaurant van eiser ongegrond verklaard. Tegen dit besluit heeft eiser beroep ingesteld (Awb 05/190).
2. Bij een ander besluit van 22 februari 2005 heeft verweerder eiser opgedragen uiterlijk 1 april 2005 de aanwezige pergola’s te verwijderen en verwijderd te houden en de in de terrasoverkapping aangebrachte paneeldeuren te verwijderen onder verbeurte van een dwangsom van € 1.000,-- per week dat de overtreding voortduurt op en na 1 april 2005 tot een maximum van € 10.000,--. Eiser heeft aan de last onder dwangsom gevolg gegeven, maar hij heeft ook een bezwaarschrift daartegen ingediend. Verweerder heeft zijn oorspronkelijke standpunt in zijn besluit van 10 mei 2005 (het bestreden besluit) gehandhaafd.
3. Punt van geschil is of verweerder in redelijkheid heeft kunnen komen tot het opleggen van een last onder dwangsom ter verwijdering van de eerdergenoemde paneeldeuren en pergola’s.
4. Verweerder stelt zich op het standpunt dat er geen bouwvergunning is verleend voor de bestaande terrasoverkapping (met paneeldeuren) en de pergola’s. Er is geen sprake van een concreet zicht op legalisering met name gezien het advies van de Monumentencommissie. Er zijn geen bijzondere omstandigheden die nopen tot afzien van handhavend optreden. Eiser was ervan op de hoogte dat er geen gebouwen zijn toegestaan, maar slechts bouwwerken. Hij is vanaf halverwege 2004 in de gelegenheid gesteld om een alternatief bouwplan in te dienen. Verweerder is van mening dat hij in redelijkheid heeft kunnen besluiten tot het opleggen van een last onder dwangsom.
5. Eiser stelt daar tegenover met verwijzing naar zijn beroepschrift in Awb 05/190 dat er geen sprake is van illegale bouwwerken. De terrasoverkapping is destijds met toestemming van verweerder opgericht, omdat deze, aldus verweerder, vergunningvrij is. Dus zijn de schermen die later zijn aangebracht en de pergola’s die even hoog zijn als de overkapping vergunningvrij. Daarbij komt dat eiser druk doende is de situatie aan te passen zodat de mogelijke illegaliteit wordt beëindigd. Eiser heeft groot belang bij afzien van handhaving door verweerder. Hij heeft een groot aantal reserveringen moeten annuleren omdat de terrasoverkapping niet meer wind- en waterdicht is. Voorts er is nimmer door derden geklaagd over de situatie. Eiser vindt dat verweerder niet voldoende rekening heeft gehouden met zijn belangen en dat uit het bestreden besluit ook niet blijkt dat een belangenafweging heeft plaatsgevonden.
6. De rechtbank overweegt het volgende.
7. Ingevolge artikel 5:32 eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan een bestuursorgaan dat bevoegd is bestuursdwang toe te passen, in plaats daarvan aan de overtreder een last onder dwangsom opleggen.
Het tweede lid van artikel 5:32 van de Awb bepaalt dat een last onder dwangsom ertoe strekt de overtreding ongedaan te maken of verdere overtreding dan wel een herhaling van de overtreding te voorkomen.
8. Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in beginsel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag het bestuursorgaan afzien van handhaving. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden jegens een partij zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van handhaving in die situatie behoort te worden afgezien.
9. Het beroep van eiser tegen de weigering van een bouwvergunning voor de reeds geplaatste terrasoverkapping en de pergola’s heeft de rechtbank in zijn uitspraak van heden ongegrond verklaard. Daarmee staat voor de rechtbank vast dat er sprake is van overtreding van de bepalingen van het bestemmingsplan en van de Woningwet. Daarmee is tevens geoordeeld dat er geen concreet zicht op legalisatie bestaat.
10. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de feitelijke gang van zaken dat verweerder de belangen van eiser bij de onderhavige besluitvorming heeft betrokken. In zijn primaire besluit van 24 februari 2004, verzonden 2 maart 2004, heeft verweerder eiser meegedeeld dat de gevraagde bouwvergunning werd geweigerd. Bij die gelegenheid is eiser op de hoogte gebracht van het voornemen van verweerder om handhavend op te treden. Op verzoek van eiser heeft verweerder een beslissing inzake handhaving opgeschort in elk geval totdat een besluit op het bezwaar tegen de geweigerde bouwvergunning zou zijn genomen en heeft verweerder tevens uitstel verleend voor het indienen van de gronden van het bezwaar. In zijn brief van 24 juni 2004 heeft eiser aan verweerder een voorstel gedaan over een stappenplan. In dit stappenplan zou een alternatief plan in maart 2006 gerealiseerd kunnen worden. Nadat de Monumentencommissie op 23 juni 2004 een bezoek aan eisers restaurant heeft gebracht en met eiser heeft gesproken over een alternatief plan, is eiser per e-mail van 6 juli 2004 bericht dat hij tot 1 oktober 2004 gelegenheid heeft om een plan dat voldoet aan redelijke eisen van welstand in te dienen en is tot 16 oktober 2004 uitstel verleend voor het indienen van een aanvullend bezwaarschrift. Vervolgens is bij brief van 5 augustus 2005 aan eiser meegedeeld dat verweerder niet akkoord gaat met realisatie in maart 2006 en dat hij het alternatieve bouwplan in maart 2005 dient te realiseren. Opnieuw is eiser in laatstgenoemde brief van verweerder gewezen op de mogelijkheid om uiterlijk 1 oktober 2004 een alternatief bouwplan in te dienen, terwijl nogmaals tot 16 oktober 2004 gelegenheid heeft gekregen voor het indienen van een aanvullend bezwaarschrift. Omdat eiser op 16 oktober 2004 nog geen alternatief plan had ingediend, heeft verweerder geweigerd verder uitstel te verlenen voor de gronden van het bezwaar. Op 18 oktober 2004 heeft er een bespreking plaatsgevonden tussen de architect van eiser en de behandelend ambtenaar. De gronden van het bezwaar heeft eisers gemachtigde bij brief van 10 november 2004 kenbaar gemaakt.
11. Uit de hiervoor geschetste gang van zaken concludeert de rechtbank dat verweerder in het belang van eiser aan hem geruime tijd gelegenheid heeft gegeven om een legale oplossing voor het probleem te vinden terwijl daarbij ook geruime tijd is gegeven voor het indienen van de gronden van het bezwaar tegen de geweigerde bouwvergunning. Eiser heeft de geboden gelegenheid niet althans niet voldoende benut. Dat eiser dat niet heeft gedaan dient naar het oordeel van de rechtbank in het kader van de evenredigheidstoetsing voor zijn rekening te komen. Het opleggen van de onderhavige last onder dwangsom is daarom niet zodanig onevenredig ten opzichte van eiser dat verweerder van optreden had behoren af te zien.
12. Het voorgaande brengt de rechtbank tot de slotsom dat het beroep ongegrond moet worden verklaard.
III. Uitspraak
De Rechtbank Middelburg
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op
door mr. G.H. Nomes, in tegenwoordigheid van mr. M.D. Bezemer-Kralt, griffier.
Tegen deze uitspraak kan een belanghebbende hoger beroep instellen.
Het instellen van het hoger beroep geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage, binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak.
Afschrift verzonden op: