ECLI:NL:RBMID:2005:AU8615

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
21 december 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
12/005865-04
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verduistering, bedreiging en poging tot oplichting door verdachte in de gemeente Goes

In deze zaak heeft de Rechtbank Middelburg op 21 december 2005 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan verduistering, bedreiging en poging tot oplichting. De verdachte, die niet ter terechtzitting verscheen, werd beschuldigd van het verduisteren van geldbedragen die hij als aanbetaling voor verbouwingswerkzaamheden had ontvangen van verschillende slachtoffers. Gedurende de periode van 27 september 2002 tot en met 22 september 2003 heeft de verdachte zich door middel van valse voorwendselen en listige kunstgrepen schuldig gemaakt aan het oplichten van meerdere slachtoffers, waarbij hij hen heeft bewogen tot de afgifte van aanzienlijke geldbedragen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte het vertrouwen van zijn opdrachtgevers ernstig had beschaamd door de ontvangen gelden niet terug te betalen en de overeengekomen werkzaamheden niet of niet geheel uit te voeren.

Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan bedreiging van een van zijn slachtoffers, waarbij hij dreigende woorden heeft geuit die gericht waren tegen het leven van het slachtoffer. De rechtbank heeft deze bedreiging als zeer ernstig gekwalificeerd, gezien de impact die dit heeft op het leven van het slachtoffer. De verdachte heeft ook geprobeerd om een ander slachtoffer te bedriegen door een schadevergoeding te eisen voor een vermeende inbraak, die nooit had plaatsgevonden.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zestien maanden en heeft de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, met uitzondering van enkele vorderingen die niet ontvankelijk werden verklaard. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht tot betaling van schadevergoedingen aan de benadeelde partijen, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-betaling. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de voorzitter en de rechters de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging hebben genomen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
Sector strafrecht
meervoudige kamer
Parketnummer: 12/005865-04
Datum uitspraak: 21 december 2005
Verstek
V O N N I S
van de rechtbank Middelburg, meervoudige kamer voor strafzaken, in de strafzaak tegen:
[Verdachte]
geboren op op [geboortedatum] te [geboorteplaats] [geboorteland],
wonende te [adres], [woonplaats] [land],
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
niet ter terechtzitting verschenen.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 8 december 2005.
De rechtbank heeft verstek verleend tegen de niet verschenen verdachte.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. J. Zondervan. De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte terzake van het onder feit 1 primair, feit 2 en feit 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zestien maanden.
Voorts heeft de officier van justitie geconcludeerd tot toewijzing van de vorderingen van na te noemen benadeelde partijen tot een bedrag van:
- € 2.223,82 ten behoeve van [slachtoffer 1], onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte;
- € 20.773,63 ten behoeve van [slachtoffer 2], onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte;
- € 20.406,11 ten behoeve van [slachtoffer 3], onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte;
- € 6.800,- ten behoeve van [slachtoffer 4], onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte;
- € 1.440,55 ten behoeve van [slachtoffer 5], onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte;
- € 11.623,60 ten behoeve van [slachtoffer 6], onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte;
- € 6.539,20 ten behoeve van [slachtoffer 7], onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte;
- € 1.666,- ten behoeve van [slachtoffer 8], onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte;
- € 1.000,- ten behoeve van [slachtoffer 9], onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte;
- € 8.000,- ten behoeve van [slachtoffer 10], onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte;
- € 2.015,26 ten behoeve van [slachtoffer 11], onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte, welke vordering voor het overige dient te worden afgewezen.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting kenbaar gemaakt dat het Openbaar Ministerie voornemens is een vordering ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel, als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht tegen de verdachte aanhangig te maken.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging luidt als volgt.
Aan verdachte wordt tenlastegelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 27 september 2002 tot en met 22 september 2003, in de gemeente Goes, in elk geval in Nederland, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, nagenoemde perso(o)n(en) heeft bewogen tot de afgifte van één of meer geldbedragen als bij die perso(o)n(en) vermeldt, in
elk geval van enig goed, te weten:
- [slachtoffer 1], 2223,82 euro, en/of
- [slachtoffer 2], 17334,79 euro, en/of
- [slachtoffer 3], 18000,- euro, en/of
- [slachtoffer 4], 6800,- euro, en/of
- [slachtoffer 5], 964,95 euro, en/of
- [slachtoffer 6], 9898,84 euro, en/of
- [slachtoffer 7], 6539,20 euro, en/of
- [slachtoffer 8], 1666,- euro, en/of
- [slachtoffer 12], 11695,- euro, en/of
- [slachtoffer 9], 11000,- euro, en/of
- [slachtoffer 10], 8000,- euro, en/of
- [slachtoffer 11], 1920,- euro,
hebbende verdachte (telkens) met vorenomschreven oogmerk -zakelijk weergegeven- valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid:
- zich tegenover voormelde perso(o)n(en) voorgedaan als betrouwbare ondernemer,
- op verzoek van voormelde perso(o)n(en) een offerte opgemaakt voor het leveren en monteren van [merk] kunststof gevelelementen en/of voor het uitvoeren van renovatiewerkzaamheden, waarbij als betalingsvoorwaarde voormeld(e) bedrag(en) diende(n) te worden overgemaakt alvorens met die werkzaamheden zou worden begonnen, waardoor voornoemde perso(o)n(en) (telkens) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte;
art 326 Wetboek van Strafrecht
en voor zover terzake het onder 1 telastgelegde een veroordeling niet mocht kunnen volgen, terzake dat
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 27 september 2002 tot en met 22 september 2003, in de gemeente Goes, in elk geval in Nederland, (telkens) opzettelijk (een) geldbedrag(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan nagenoemde perso(o)n(en),:
- [slachtoffer 1], 2223,82 euro, en/of
- [slachtoffer 2], 17334,79 euro, en/of
- [slachtoffer 3], 18000,- euro, en/of
- [slachtoffer 4], 6800,- euro, en/of
- [slachtoffer 5], 964,95 euro, en/of
- [slachtoffer 6], 9898,84 euro, en/of
- [slachtoffer 7], 6539,20 euro, en/of
- [slachtoffer 8], 1666,- euro, en/of
- [slachtoffer 12], 11695,- euro, en/of
- [slachtoffer 9], 11000,- euro, en/of
- [slachtoffer 10], 8000,- euro, en/of
- [slachtoffer 11], 1920,- euro,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk(e) geldbedrag(en) verdachte als aanbetaling voor door hem uit te voeren werkzaamheden van voormelde perso(o)n(en) had ontvangen en aldus, en in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
art 321 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 18 september 2003, te [plaats], [gemeente], [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,
immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik schiet een kogel door je kop", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 27 oktober 2003, in de gemeente Middelburg, in elk geval in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 13] te bewegen tot de afgifte van Euro 54876,49, in elk geval van enig geldbedrag, met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven – valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid middels een op 27 oktober 2003 opgemaakt en/of door of namens hem, verdachte, en/of [bedrijf verdachte] ondertekend schade-aangifteformulier bij [slachtoffer 13] aangifte gedaan van
schade ten gevolge van inbraak op 5 september 2003 in een bedrijfspand aan de [straat] te [plaats], althans op een op 27 oktober 2003 opgemaakt en/of door of namens hem, verdachte, en/of [bedrijf verdachte] ondertekend schade- aangifteformulier en/of de daarbij behorende goederenbijlage heeft vermeld, dat de volgende in eigendom aan [bedrijf verdachte] toebehorende goederen bij een inbraak op 5 september 2003 in een bedrijfspand aan de [straat] te [plaats] waren ontvreemd:
- een computerconfiguratie,
- een planbord,
- een compressor,
- een bouwlaser,
- een voordeur,
- een handschaafmachine,
- een reciprozaag,
- een handcirkelzaag,
- twee accuschroefmachines,
- een lichtkoepel,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 326 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Vrijspraak
Door de wijze waarop de feitelijke handelingen van de verdachte zijn omschreven in de dagvaarding komt de rechtbank tot een vrijspraak van het onder 1 primair tenlastegelegde. De feitelijke handelingen zijn immers zo algemeen omschreven dat daaruit niet kan volgen dat de individuele aangevers tot betaling zijn bewogen door een in de dagvaarding genoemd oplichtingsmiddel. Zo is het opmaken van een offerte en daarbij aanbetaling eisen onvoldoende om aan te nemen dat slachtoffers opgelicht zijn, zodat met deze omschrijving van verdachtes handelingen niet tot een bewezenverklaring van oplichting kan worden gekomen.
De rechtbank spreekt verdachte op grond van het bovenstaande vrij van het onder 1 primair tenlastegelegde.
Bewijsmotivering
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de subsidiair tenlastegelegde verduistering. Uit de bewijsmiddelen valt af te leiden dat verdachte zich de geldbedragen, die hij als aanbetaling voor door hem uit te voeren bouwwerkzaamheden onder zich had, wederrechtelijk heeft toegeëigend. Verdachte is immers zijn verplichtingen jegens zijn slachtoffers niet nagekomen, hij heeft de overeengekomen werkzaamheden niet of niet geheel uitgevoerd, hij heeft nagelaten de aan hem betaalde geldbedragen terug te geven aan zijn slachtoffers, hij heeft niet gereageerd op terugvorderende telefoontjes, brieven en e-mails en is vervolgens met de noorderzon vertrokken zonder zijn adreswijziging achter te laten bij zijn slachtoffers.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 subsidiair, feit 2 en feit 3 tenlastegelegde heeft begaan met dien verstande dat:
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 27 september 2002 tot en met 22 september 2003, in de gemeente Goes, in elk geval in Nederland, (telkens) opzettelijk (een) geldbedrag(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan nagenoemde perso(o)n(en),:
- [slachtoffer 1], 2223,82 euro, en/of
- [slachtoffer 2], 17334,79 euro, en/of
- [slachtoffer 3], 18000,- euro, en/of
- [slachtoffer 4], 6800,- euro, en/of
- [slachtoffer 5], 964,95 euro, en/of
- [slachtoffer 6], 9898,84 euro, en/of
- [slachtoffer 7], 6539,20 euro, en/of
- [slachtoffer 8], 1666,- euro, en/of
- [slachtoffer 12], 11695,- euro, en/of
- [slachtoffer 9], 11000,- euro, en/of
- [slachtoffer 10], 8000,- euro, en/of
- [slachtoffer 11], 1920,- euro,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk(e) geldbedrag(en) verdachte als aanbetaling voor door hem uit te voeren werkzaamheden van voormelde perso(o)n(en) had ontvangen en aldus, en in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
art 321 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 18 september 2003, te [plaats], [gemeente], [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,
immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik schiet een kogel door je kop", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 27 oktober 2003, in de gemeente Middelburg, in elk geval in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 13] te bewegen tot de afgifte van Euro 54876,49, in elk geval van enig geldbedrag, met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven – valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid middels een op 27 oktober 2003 opgemaakt en/of door of namens hem, verdachte, en/of [bedrijf verdachte] ondertekend schade-aangifteformulier bij [slachtoffer 13] aangifte gedaan van
schade ten gevolge van inbraak op 5 september 2003 in een bedrijfspand aan de [straat] te [plaats], althans op een op 27 oktober 2003 opgemaakt en/of door of namens hem, verdachte, en/of [bedrijf verdachte] ondertekend schade- aangifteformulier en /of op de daarbij behorende goederenbijlage heeft vermeld, dat de volgende in eigendom aan [bedrijf verdachte] toebehorende goederen bij een inbraak op 5 september 2003 in een bedrijfspand aan de [straat] te [plaats] waren ontvreemd:
- een computerconfiguratie,
- een planbord,
- een compressor,
- een bouwlaser,
- een voordeur,
- een handschaafmachine,
- een reciprozaag,
- een handcirkelzaag,
- twee accuschroefmachines,
- een lichtkoepel,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 326 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier bewezen is verklaard, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Bewijsvoering
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 subsidiair, 2 en 3 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Ten aanzien van het bewezenverklaarde onder:
1 subsidiair: Verduistering, meermalen gepleegd.
2. Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
3. Poging tot oplichting.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Motivering van de op te leggen sanctie
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten en de omstandigheden, waaronder deze zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Voor wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden, waaronder deze zijn begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich gedurende geruime tijd schuldig gemaakt aan het verduisteren van gelden, waarover hij in het kader van door hem uit te voeren verbouwingswerkzaamheden kon beschikken. Door zijn handelen heeft verdachte het vertrouwen dat zijn opdrachtgevers in hem stelden in ernstige mate beschaamd. Het is verwerpelijk dat verdachte het geld dat anderen (soms) moeizaam hebben vergaard zich op deze wijze heeft toegeëigend.
Verdachte heeft zich voorts schuldig gemaakt aan bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht. Door het richten van een dergelijk ernstige bedreiging aan het adres van één van zijn opdrachtgevers heeft verdachte dit slachtoffer – naast de haar reeds toegebrachte financiële schade – ook ernstige emotionele schade toegebracht. Het is een feit van algemene bekendheid dat een dergelijke bedreiging veel impact heeft op (het leven van) het slachtoffer.
Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan poging tot oplichting. De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij – ook in deze – zijn eigen belang boven dat van anderen stelde.
Voor wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het op naam van de verdachte staand uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister d.d. 15 november 2005. Hieruit blijkt onder meer dat verdachte zich reeds eerder heeft schuldig gemaakt aan bedreiging en verduistering. Veroordelingen ter zake hiervan hebben hem er evenwel niet van weerhouden zich opnieuw aan dergelijke misdrijven schuldig te maken.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen oordeelt de rechtbank dat voor de afdoening van de deze ernstige feiten geen andere straf in aanmerking komt dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur.
Vorderingen benadeelde partijen
- [slachtoffer 1], [adres] [plaats], heeft zich ter zake van het onder 1 tenlastegelegde als benadeelde partij gevoegd in het geding over deze strafzaak en heeft een vordering ingediend tot vergoeding van geleden schade tot een bedrag van € 2.223,82.
- [slachtoffer 2], [adres] [plaats], heeft zich ter zake van het onder 1 tenlastegelegde als benadeelde partij gevoegd in het geding over deze strafzaak en heeft een vordering ingediend tot vergoeding van geleden schade tot een bedrag van € 20.773,63.
- [slachtoffer 3], [adres] [plaats], heeft zich ter zake van het onder 1 tenlastegelegde als benadeelde partij gevoegd in het geding over deze strafzaak en heeft een vordering ingediend tot vergoeding van geleden schade tot een bedrag van € 20.406,11.
- [slachtoffer 4], [adres] [plaats], heeft zich ter zake van het onder 1 tenlastegelegde als benadeelde partij gevoegd in het geding over deze strafzaak en heeft een vordering ingediend tot vergoeding van geleden schade tot een bedrag van € 6.800,-.
- [slachtoffer 5] [adres] [plaats], heeft zich ter zake van het onder 1 tenlastegelegde als benadeelde partij gevoegd in het geding over deze strafzaak en heeft een vordering ingediend tot vergoeding van geleden schade tot een bedrag van € 1.440,55.
- [slachtoffer 6], [adres] [plaats], heeft zich ter zake van het onder 1 tenlastegelegde als benadeelde partij gevoegd in het geding over deze strafzaak en heeft een vordering ingediend tot vergoeding van geleden schade tot een bedrag van € 11.623,60.
- [slachtoffer 7], [adres] [plaats], heeft zich ter zake van het onder 1 tenlastegelegde als benadeelde partij gevoegd in het geding over deze strafzaak en heeft een vordering ingediend tot vergoeding van geleden schade tot een bedrag van € 6.539,20.
- [slachtoffer 8], [adres], [plaats], heeft zich ter zake van het onder 1 tenlastegelegde als benadeelde partij gevoegd in het geding over deze strafzaak en heeft een vordering ingediend tot vergoeding van geleden schade tot een bedrag van € 1.666,-.
- [slachtoffer 9], [adres], [plaats], heeft zich ter zake van het onder 1 tenlastegelegde als benadeelde partij gevoegd in het geding over deze strafzaak en heeft een vordering ingediend tot vergoeding van geleden schade tot een bedrag van € 1.000,-.
- [slachtoffer 10], [adres], [plaats], heeft zich ter zake van het onder 1 tenlastegelegde als benadeelde partij gevoegd in het geding over deze strafzaak en heeft een vordering ingediend tot vergoeding van geleden schade tot een bedrag van € 8.000,-.
- [slachtoffer 11], [adres[, [plaats], heeft zich ter zake van het onder 1 tenlastegelegde als benadeelde partij gevoegd in het geding over deze strafzaak en heeft een vordering ingediend tot vergoeding van geleden schade tot een bedrag van € 3662,76.
- [slachtoffer 14], [adres], [plaats], heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het geding over deze strafzaak en heeft een vordering ingediend tot vergoeding van geleden schade tot een bedrag van € 1217,26.
De vorderingen zijn door de bij de betreffende voegingsformulieren gevoegde bescheiden gestaafd. De rechtbank acht deze vorderingen die niet zijn weersproken, niet onredelijk of onbillijk. Derhalve wijst zij de vorderingen van de benadeelde partijen integraal toe met uitzondering van de vordering van [slachtoffer 11]. De rechtbank wijst de vordering van [slachtoffer 11] toe tot een bedrag van € 2.015,26 en verklaart benadeelde partij [slachtoffer 11] voor het overige deel niet ontvankelijk in zijn vordering. Voor dat deel is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende komen vast te staan dat de schade als gevolg van het plaatsen van een nieuwe dakkapel een rechtstreeks verband heeft met het bewezen verklaarde feit.
De rechtbank verklaart benadeelde partij [slachtoffer 14] niet ontvankelijk in zijn vordering. Naar het oordeel van de rechtbank is niet komen vast te staan dat er rechtstreeks verband is tussen de schade en het bewezen verklaarde feit.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met hun vorderingen hebben gemaakt, welke kosten de rechtbank begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moeten maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Nu de rechtbank van oordeel is dat verdachte jegens hierboven genoemde benadeelde partijen naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de door het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde strafbare feit toegebrachte schade en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, legt de rechtbank aan verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van de toegekende bedragen en bij gebreke van betaling of verhaal het daarbij behorende aantal dagen vervangende hechtenis.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 45, 57, 285, 321 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.
DE BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt.
Zij verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Zij verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2 en 3 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven heeft begaan.
Zij verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders ten laste is gelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Zij bepaalt dat het onder 1 subsidiair, 2 en 3 bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Zij verklaart de verdachte te dier zake strafbaar.
Zij veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 (zestien) maanden.
Zij wijst de vordering tot schadevergoeding van na te noemen benadeelde partijen toe en veroordeelt verdachte voorts om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan:
- [slachtoffer 1], [adres], [plaats], een bedrag van € 2.223,82;
- [slachtoffer 2], [adres], [plaats], een bedrag van € 20.773,63;
- [slachtoffer 3], [adres], [plaats], een bedrag van € 20.406,11;
- [slachtoffer 4], [adres], [plaats], een bedrag van € 6.800,-;
- [slachtoffer 5], [adres], [plaats], een bedrag van € 1.440,55;
- [slachtoffer 6], [adres], [plaats], een bedrag van € 11.623,60;
- [slachtoffer 7], [adres], [plaats], een bedrag van € 6.539,20;
- [slachtoffer 8], [adres], [plaats], een bedrag van € 1.666,-;
- [slachtoffer 9], [adres], [plaats], een bedrag van € 1.000,-;
- [slachtoffer 10], [adres], [plaats], een bedrag van € 8.000,-;
- [slachtoffer 11], [adres], [plaats], een bedrag van € 2.015,26.
Zij verklaart benadeelde partij [slachtoffer 11] niet-ontvankelijk in het overige deel van de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Zij verklaart benadeelde partij [slachtoffer 14] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Zij legt aan verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat van een bedrag groot:
- € 2.223,82 ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 1], [adres], [plaats], bij gebreke van betaling en volledig verhaal te vervangen door de hechtenis voor de duur van 35 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft;
- € 20.773,63 ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 2], [adres], [plaats], bij gebreke van betaling en volledig verhaal te vervangen door de hechtenis voor de duur van 120 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft;
- € 20.406,11 ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 4], [adres], [plaats], bij gebreke van betaling en volledig verhaal te vervangen door de hechtenis voor de duur van 120 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft;
- € 6.800,- ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 4], [adres], [plaats], bij gebreke van betaling en volledig verhaal te vervangen door de hechtenis voor de duur van 60 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft;
- € 1.440,55 ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 5], [adres], [plaats], bij gebreke van betaling en volledig verhaal te vervangen door de hechtenis voor de duur van 28 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft;
- € 11.623,60 ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 6], [adres], [plaats], bij gebreke van betaling en volledig verhaal te vervangen door de hechtenis voor de duur van 100 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft;
- € 6.539,20 ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 7], [adres], [plaats], bij gebreke van betaling en volledig verhaal te vervangen door de hechtenis voor de duur van 60 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft;
- € 1.666,- ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 8], [adres], [plaats], bij gebreke van betaling en volledig verhaal te vervangen door de hechtenis voor de duur van 30 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft;
- € 1.000,- ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 9], [adres], [plaats], bij gebreke van betaling en volledig verhaal te vervangen door de hechtenis voor de duur van 20 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft;
- € 8.000,- ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 10], [adres], [plaats], bij gebreke van betaling en volledig verhaal te vervangen door de hechtenis voor de duur van 80 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft;
- € 2.015,26 ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 11], [adres], [plaats], bij gebreke van betaling en volledig verhaal te vervangen door de hechtenis voor de duur van 35 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Zij bepaalt daarbij dat voldoening aan de verplichtingen tot betaling aan de Staat van bovenstaande bedragen ten behoeve van daarmee corresponderende bovengenoemde benadeelde partijen de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partijen tot laatstgenoemde bedragen doet vervallen, alsmede dat betaling van dat bedrag aan benadeelde partijen de verplichting tot betaling aan de Staat doet vervallen.
Zij veroordeelt de verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en de in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. N.J.C. van Spronssen, voorzitter,
mrs. F.C.J.E. van Hemert – Meeuwis en D. Verboom, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. B. Oonincx als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 21 december 2005.
Mrs. van Spronssen en Verboom zijn buiten staat dit vonnis te ondertekenen.