7. Eiseres kan zich hiermee niet verenigen en stelt dat de Afdeling heeft geoordeeld dat het uitzaaiverbod op grond van artikel 9 van de Beschikking in strijd is met artikel 28 EG-Verdrag en dat het motief waarmee dit verbod wordt gehandhaafd (het voorkomen van insleep van ongewenste organismen en de aantasting van het eco-systeem in de Oosterschelde) in beginsel kan vallen onder de rechtvaardigingsgronden van artikel 30 EG-Verdrag, maar dat de argumenten die door verweerder worden aangedragen een beroep op de uitzondering van artikel 30 niet kunnen rechtvaardigen.
Eiseres meent dat de belangen van natuurbescherming in dit geval niet tot handhaving van het verbod van artikel 9 van de Beschikking kunnen noodzaken, omdat deze belangen al op een andere wijze worden gewaarborgd, namelijk door de Natuurbeschermingswet.
Maar zelfs al zou verweerder vergunning mogen verlangen, dan nog zal hij moeten onderbouwen waarom hij meent dat hij destijds terecht vergunning heeft geweigerd.
Eiseres betwist dat het beleid van verweerder was gebaseerd op de best beschikbare informatie, te weten een workshop uit 1995. De Afdeling heeft hierover geoordeeld dat dit volstrekt onvoldoende was en overwoog hiertoe dat nader onderzoek ten onrechte achterwege was gebleven, dat verweerder zich ten onrechte niet had verstaan met de Ierse autoriteiten en dat verweerder diende uit te leggen waarom het uitzaaien van Ierse schelpdieren wordt verboden, terwijl de tarra evenals het proceswater dat vrijkomt bij de verwerking van deze schelpdieren in de Oosterschelde mag worden geloosd. Verweerder gaat hierop in het bestreden besluit in het geheel niet in.
Overigens is het aan Krijn Verwijs BV in 1995 toegestaan mosselen uit de Ierse Zee uit te zaaien, vanwege het feit dat mosselen uit dit gebied al jaren in Nederland werden uitgezaaid.
Aan de uitspraak van de rechtbank van 9 oktober 2001, dat verweerder het boreaal gebied in redelijkheid heeft mogen begrenzen zoals hij heeft gedaan, komt geen betekenis toe nu deze uitspraak is vernietigd door de Afdeling. Bovendien heeft de rechtbank bij uitspraak van 8 januari 2004 geoordeeld dat de Ierse Zee vanaf 2001 tot boreaal gebied gerekend moet worden.
Aan het Deskundigenoordeel van juni 2004 kan geen betekenis toekomen ter rechtvaardiging van het standpunt van verweerder. Verweerder heeft zijn beleid in 2003 - naar aanleiding van een rapport van het Expertisecentrum LNV - aangepast in die zin dat ook vergunning wordt verleend voor schelpdieren uit de Ierse Zee. Dit beleid volgt verweerder tot de dag van vandaag. In het Deskundigenoordeel heeft verweerder geen aanleiding gezien zijn beleid wederom te wijzigen.
Het LNV-rapport uit 2003 is geen nieuw feit, maar bevat uitsluitend nieuwe informatie over feiten die zich ten tijde van de bestreden besluiten reeds voordeden.
In verschillende procedures (200304907/1, 200307979/1 en 200408182/1) heeft verweerder gesteld dat de ecologische structuur en soortensamenstelling van beide productiegebieden (Ierland en Engeland) zodanig overeenkomen dat niet behoeft te worden gevreesd voor risico's voor de natuurwaarden van de Oosterschelde.
Naar aanleiding van verweerders beroep op het Deskundigenoordeel overwoog de Voorzitter van de Afdeling in zijn uitspraak van 5 november 2004:
'De Voorzitter ziet op grond van de stukken, waaronder het Deskundigenoordeel Verplaatsingsproblematiek Schelpdieren van juni 2004 opgesteld door het Expertisecentrum LNV, en het verhandelde ter zitting geen aanleiding voor een ander oordeel. In hetgeen van de zijde van de Stichting Faunabescherming en de Vogelbescherming Nederland met de Zeeuwse Milieufederatie is aangevoerd, ziet de Voorzitter geen concrete aanknopingspunten voor de verwachting dat de vergunde activiteit significante nadelige gevolgen zal hebben voor de grote variatie aan milieutypen en grote diversiteit aan dieren- en plantensoorten in het als speciale beschermingszone als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de Vogelrichtlijn aangewezen gebied de Oosterschelde.'
Overigens kleven aan het Deskundigenoordeel dezelfde bezwaren als aan de workshop uit 1995: het rapport is slechts gebaseerd op een opinie welke tot stand is gekomen naar aanleiding van een gehouden internetforum.
Daarnaast blijkt de in het Deskundigenoordeel uitgedragen opinie onvolledig. Waarbij nog eens het feit komt dat het Deskundigenoordeel niet ingaat op het zwaarwegende feit dat er al decennia lang interactie plaatsheeft tussen de schelpdieren uit de Ierse, Engelse en Nederlandse wateren.
Voorts pleit het Deskundigenoordeel ook niet voor de enkele optie van een uitzaaiverbod; het Deskundigenoordeel noemt ook strengere/specifiekere regulatie. Behalve dat het Deskundigenoordeel onvoldoende is voor het weer aan banden leggen van het uitzaaien van schelpdieren uit de Ierse Zee, biedt dit rapport geen basis voor de stelling dat verweerder destijds terecht een onderscheid heeft gemaakt tussen boreaal en daarbuiten gelegen gebied.
Eiseres verzoekt de rechtbank zelf in de zaak te voorzien en te verklaren dat de herroepen besluiten onrechtmatig waren.