RECHTBANK MIDDELBURG
Sector strafrecht
meervoudige kamer
Parketnummer: 12/715106-05
Datum uitspraak: 2 november 2005
Tegenspraak
------------------------------------------------
Datum inverzekeringstelling: 31 maart 2005
Datum voorlopige hechtenis: 1 april 2005
Schorsing voorlopige hechtenis: 5 september 2005
------------------------------------------------
van de rechtbank Middelburg, meervoudige kamer voor strafzaken, in de strafzaak tegen:
[Verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [postcode] [woonplaats], [adres].
Als raadsman van de verdachte is ter terechtzitting verschenen mr. E.G.M. Smit, advocaat te Middelburg.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
7 juli 2005 en 20 oktober 2005.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M. Overmeer en van hetgeen door en/of namens de verdachte naar voren is gebracht.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 365 dagen met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 207 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht, ook als dit inhoudt behandeling in een klinische setting.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging luidt als volgt.
Aan verdachte wordt tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 31 maart 2005, te Zierikzee, gemeente Schouwen-Duiveland, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 76 pillen, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende 3,4-methyleendioxymethamfetamine (MDMA), zijnde 3,4-methyleendioxymethamfetamine (MDMA) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 2 ahf/ond C Opiumwet
2.
hij op of omstreeks 31 maart 2005, te Zierikzee, gemeente Schouwen-Duiveland, 14 busjes CS-gas, zijnde voorwerpen bestemd voor het treffen van personen met (een) giftige en/of verstikkende en/of weerloosmakende en/of traanverwekkende stof(fen) van de categorie II, onder 6°, voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie
3.
hij op of omstreeks 31 maart 2005, te Zierikzee, gemeente Schouwen-Duiveland, een vuurwapen in de vorm van een revolver, te weten een gasrevolver, merk Umarex, kaliber 9 mm K, zijnde een wapen van categorie III, en/of munitie van categorie III, te weten 36 knalpatronen, kaliber .380, en 20 vuurwerkpatronen, kaliber 15 mm, voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan met dien verstande dat:
1.
hij op of omstreeks 31 maart 2005, te Zierikzee, gemeente Schouwen-Duiveland, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 76 pillen, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende 3,4-methyleendioxymethamfetamine (MDMA), zijnde 3,4-methyleendioxymethamfetamine (MDMA) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 31 maart 2005, te Zierikzee, gemeente Schouwen-Duiveland, 14 busjes CS-gas, zijnde voorwerpen bestemd voor het treffen van personen met (een) giftige en/of verstikkende en/of weerloosmakende en/of traanverwekkende stof(fen) van de categorie II, onder 6°, voorhanden heeft gehad;
3.
hij op of omstreeks 31 maart 2005, te Zierikzee, gemeente Schouwen-Duiveland, een vuurwapen in de vorm van een revolver, te weten een gasrevolver, merk Umarex, kaliber 9 mm K, zijnde een wapen van categorie III, en/of munitie van categorie III, te weten 36 knalpatronen, kaliber .380, en 20 vuurwerkpatronen, kaliber 15 mm, voorhanden heeft gehad;
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier bewezen is verklaard, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Bewijsvoering
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit vonnis gehechte bijlage worden opgenomen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op:
1. Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, eerste lid, onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
2. Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
3. Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
In het rapport d.d. 20 juni 2005 van mevrouw I.J.G.P. Neissen, forensisch psycholoog, vast gerechtelijk deskundige, heeft de deskundige onder meer over verdachte geschreven - zakelijk weergegeven -:
Betrokkene lijdt aan een ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling in die zin dat er sprake is van een cognitief moeilijk lerend (zwakbegaafd) niveau en betrokkene een achterstand vertoont in zijn ontwikkeling op sociaal en emotioneel gebied. Ten tijde van het ten laste gelede feit was deze ontwikkelingsachterstand aanwezig. Door bovenstaande kenmerken kan betrokkene moeilijk weerstand bieden aan zijn impulsen en prikkels van buitenaf. Ten aanzien van de toerekeningsvatbaarheid zou ik een conclusie van “enigszins verminderd toerekeningsvatbaar” willen adviseren.
In zijn rapport van 22 mei 2005 heeft de deskundige K. Visser, psychiater en vast gerechtelijk deskundige onder meer over verdachte geschreven - zakelijk weergegeven -:
Betrokkene is lijdende aan een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens, het best te omschrijven als een zwakbegaafdheid en een persoonlijkheidsstoornis. Ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde, indien bewezen, waren deze stoornissen aanwezig. Betrokkene heeft geen ziekte-besef en ziekte-inzicht en een sterk gebrek aan empathie. Betrokkene moet verminderd toerekeningsvatbaar worden geacht.
De rechtbank is van oordeel dat zij op grond van de beide rapporten voldoende geïnformeerd is om te oordelen over de strafbaarheid van verdachte. Zij neemt het deskundig oordeel van mevrouw Neissen en de heer Visser over en maakt het tot het hare en wel in zoverre dat haars inziens de feiten onder 1, 2 en 3 aan de verdachte in enigszins verminderde mate kunnen worden toegerekend als gevolg van diens gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens. Deze enigszins verminderde toerekeningsvatbaarheid sluit de strafbaarheid van de verdachte echter niet uit.
Ook overigens is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Motivering van de op te leggen sancties
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten en de omstandigheden, waaronder deze zijn begaan, en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Voor wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden, waaronder deze zijn begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft een groot aantal XTC-pillen in zijn bezit gehad. XTC-pillen bevatten stoffen die zeer schadelijk zijn voor de gezond-heid van gebruikers daarvan en het gebruik van deze pillen is zeer bezwarend voor de samenleving onder andere vanwege de daarmee gepaard gaande gepleegde criminaliteit.
Verdachte heeft voorts een vuurwapen en munitie in zijn bezit gehad. Het onbevoegd voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie, zoals bewezen verklaard, is maatschappelijk onaanvaardbaar vanwege de bedreiging die daarvan voor de veiligheid van anderen uitgaat.
Daarnaast heeft verdachte een aantal CS-gasbusjes voorhanden gehad.
Voor wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister d.d. 5 april 2005;
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport d.d. 27 juni 2005 van de Stichting Reclassering Nederland, Regio Breda-Middelburg, unit Middelburg;
- het over de verdachte uitgebrachte adviesrapport d.d. 25 augustus 2005 van de Stichting Reclassering Nederland, Regio Breda-Middelburg, unit Middelburg;
- het over de verdachte uitgebrachte aanvullend voorlichtingsrapport d.d. 17 oktober 2005 van de Stichting Reclassering Nederland, Regio Breda-Middelburg, unit Middelburg;
- Het over de verdachte uitgebrachte rapport d.d. 20 juni 2005 van mevrouw I.J.G.P. Neissen, forensisch psycholoog;
- Het over de verdachte uitgebrachte rapport d.d. 22 mei 2005 van K. Visser, psychiater.
Behalve met de conclusie dat verdachte enigszins verminderd toerekeningsvatbaar is heeft de rechtbank bij de bepaling van de strafmaat in het nadeel van verdachte rekening gehouden met het feit dat hij blijkens het hiervoor genoemd uittreksel uit de justitiële documentatie eerder een transactie heeft gekregen voor overtreding van de Opiumwet.
Voorts zal de rechtbank bij het vaststellen van een passende straf acht slaan op het advies van de reclassering, het rapport van de psycholoog mevrouw Neissen en de psychiater de heer Visser en hetgeen de verdachte en zijn raadsman omtrent de persoonlijke omstandigheden van verdachte ter zitting naar voren hebben gebracht.
Het psychologisch rapport omtrent de verdachte houdt als conclusies en advies van de psycholoog mevrouw I.J.G.P. Neijssen, onder meer het volgende in - zakelijk weergegeven -:
Indien betrokkene voldoende structuur en begeleiding krijgt aangeboden, is mijns inziens de kans op recidive minder aanwezig. Indien bovenstaande begeleiding niet van de grond komt is de kans op recidive zeker aanwezig.
Om de ontwikkeling van betrokkene zo gunstig mogelijk te laten verlopen is er een behandelings/begeleidingstraject nodig afgestemd op het cognitief niveau van betrokkene waarbij betrokkene structuur krijgt aangeboden en er aandacht is voor het ontwikkelen van sociale vaardigheden in de zin van weerbaarheid, assertiviteit, copingvaardigheden en zelfinzicht. Bovenstaande dient plaats te vinden in een onvrijwillig kader, bijvoorbeeld toezicht van de reclassering met voorwaarden, gezien de kans groot is dat de motivatie van betrokkene afneemt nadat hij in vrijheid is gesteld.
Het psychiatrisch rapport omtrent de verdachte houdt als conclusies en advies van de psychiater K. Visser onder meer het volgende in - zakelijk weergegeven -:
Het lijkt noodzakelijk wil een verdere gedragsontsporing zich herhalen dat moet worden gezocht naar een langdurige interventie, welke naar de mening van onderzoeker moet bestaan uit een opname in een klinische setting van een daartoe geëigend psychiatrisch ziekenhuis en wel één voor licht verstandelijk gehandicapten met gedragsstoornissen als daar zijn het Delta ziekenhuis, De Bruggen en De Wende, welke gespecialiseerde afdelingen daarvoor hebben. Tevens zal er een langjarig blijvend contact van de zijde van de reclassering moeten zijn op het nakomen van betrokkenes handelswijze en contactname naar buiten. Op den duur zal gezocht moeten worden naar een vorm van begeleid wonen.
Het voorlichtingsrapport d.d. 27 juni 2005 van de Stichting Reclassering Nederland houdt als advies van de reclasseringswerker H. Kokx onder meer het volgende in - zakelijk weergegeven -:
Betrokkene laat zich in een vrijwillig kader niet of slecht begeleiden. Om nieuwe delicten te voorkomen is een verplichte behandeling noodzakelijk. Als er geen behandeling zal plaats vinden, achten wij de kans op de toename van de ernst van de delicten vrij groot. Wij zijn van mening dat een langdurige behandeling noodzakelijk is. Deze behandeling kan mogelijk plaatsvinden in psychiatrische kliniek De Wendel in Venray.
De Stichting Reclassering Nederland heeft in zijn adviesrapport d.d. 25 augustus 2005 geschreven dat verdachte een intakegesprek heeft gehad bij De Wendel in Venray, maar dat het verdere onderzoek nog niet is afgesloten. Opname kon echter niet op korte termijn gerealiseerd worden. De reclassering heeft daarop contact opgenomen met de Stichting Arduin, alwaar verdachte geplaatst kon worden. Stichting Arduin heeft aangegeven verdachte een plaats aan te bieden binnen een van hun woonprojecten, indien De Wendel mocht besluiten verdachte niet op te nemen.
In het aanvullend voorlichtingsrapport d.d. 17 oktober 2005 heeft de reclassering laten weten dat verdachte verblijft bij de Stichting Arduin. Hij wordt niet opgenomen op De Wendel, om reden dat er geen basis is voor behandeling. De reclassering adviseert, om een flinke stok achter de deur te hebben, een reclasseringstoezicht op te leggen met een forse voorwaardelijke gevangenisstraf met als bijzondere voorwaarden hetgeen is opgenomen in dit rapport.
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat de adviezen van de deskundigen tot opname in een behandelsetting in strijd zijn met hetgeen in artikel 14c lid 2 van het Wetboek van Strafrecht is bepaald. Daarnaast heeft de raadsman van verdachte bepleit dat de laatste twee bijzondere voorwaarden, zoals opgenomen in het aanvullend adviesrapport van de reclassering d.d.17 oktober 2005 in strijd zijn met de wet.
De rechtbank neemt de adviezen van de deskundigen uit voornoemde rapporten over en maakt deze tot de hare. Zij is van oordeel dat verdachte behandeling behoeft om zijn ontwikkeling te stimuleren en te waarborgen. Dit is in het belang van verdachte en tevens in het belang van de samenleving; de deskundigen achten de kans op recidive door verdachte hoog als geen behandeling plaatsvindt. De deskundigen zijn van oordeel dat een opname in een klinische setting noodzakelijk is.
De rechtbank acht een behandeling in een vrijwillig kader, zoals door de raadsman van verdachte verzocht, ontoereikend, gelet op het gebrek aan motivatie bij verdachte. De rechtbank is van oordeel dat deze opname geëffectueerd kan en dient te worden door het stellen van bijzondere voorwaarden aan een voorwaardelijke gevangenisstraf met gebruikmaking van artikel 14c, tweede lid onder 2 van het Wetboek van Strafrecht. De wet biedt die mogelijkheid (vide Hoge Raad d.d. 14 juni 2005, nr. 00388/05W). De rechtbank zal niet als bijzondere voorwaarden stellen dat verdachte geen rechts-extremistisch materialen in zijn bezit mag hebben en dat hij geen contacten mag hebben met personen die het rechts-extremistische gedachtegoed aanhangen. Zulks acht de rechtbank in strijd met artikel 14c, derde lid van het Wetboek van Strafrecht. De aanwijzingen van de reclassering of namens haar door Stichting Arduin gegeven kunnen wel het gedrag van verdachte betreffen ten aanzien van het omgaan met personen en het bezit van voorwerpen waarvan een slechte invloed zou kunnen uitgaan op het gedrag van verdachte.
Op grond van het bovenstaande acht de rechtbank een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d en 57 van het Wetboek van Strafrecht, op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en op de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
De rechtbank beslist als volgt.
Zij verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven heeft begaan.
Zij verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders ten laste is gelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Zij bepaalt dat het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Zij verklaart de verdachte te dier zake strafbaar.
Zij veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 270 (tweehonderd zeventig) dagen.
Zij bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 112 (honderd twaalf) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders mocht worden gelast.
Zij stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Zij bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien:
- de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt;
- de veroordeelde na te melden bijzondere voorwaarden niet naleeft:
a. de veroordeelde zal zijn huidige verblijf op de observatieafdeling van de Stichting Arduin voortzetten gedurende de proeftijd van twee jaren, of zoveel korter als de leiding van deze instelling in overleg met de reclassering Nederland gewenst acht;
b. de veroordeelde zal zich gedurende de proeftijd gedragen naar de aanwijzingen die hem door of namens de Reclassering Nederland, unit Middelburg, zullen worden gegeven.
Zij verstrekt aan genoemde instelling opdracht om aan de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van de genoemde bijzondere voorwaarde.
Zij beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht bij de uitvoering van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Zij stelt in dit verband vast dat verdachte aldus de opgelegde vrijheidsstraf reeds heeft ondergaan, voor zover het voorarrest niet op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Zij heft het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte op, zulks met onmiddellijke ingang.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.J.M. Klarenbeek, voorzitter,
mrs. J.P.M. Hopmans en D. Verboom, rechters,
in tegenwoordigheid van A.P.M. Philipsen als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 2 november 2005.
Mr. D. Verboom is buiten staat dit vonnis te ondertekenen