ECLI:NL:RBMID:2005:AU5262

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
15 augustus 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
05/5
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid bezwaar tegen last onder dwangsom inzake vergunning-voorschriften brandveiligheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Middelburg op 15 augustus 2005 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. B.J.P.G. Roozendaal, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schouwen-Duiveland. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een besluit van 23 januari 2004, waarbij haar een last onder dwangsom was opgelegd wegens het overtreden van vergunningvoorschriften inzake brandveiligheid. Het bezwaar werd door verweerder op 22 november 2004 niet-ontvankelijk verklaard, waarna eiseres beroep instelde bij de rechtbank.

De rechtbank overwoog dat ingevolge de artikelen 6:7 en 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een bezwaarschrift binnen zes weken na bekendmaking van het besluit moet worden ingediend. Eiseres stelde dat zij het primaire besluit niet op of omstreeks 29 januari 2004 had ontvangen, maar pas na het verstrijken van de bezwaartermijn. De rechtbank oordeelde dat verweerder voldoende aannemelijk had gemaakt dat het primaire besluit op 29 januari 2004 was verzonden, en dat de stelling van eiseres over de ontvangst van het besluit niet geloofwaardig was.

De rechtbank concludeerde dat het bezwaar terecht niet-ontvankelijk was verklaard, omdat het buiten de bezwaartermijn was ingediend. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
sector bestuursrecht
enkelvoudige kamer
____________________________________________________
UITSPRAAK
____________________________________________________
Reg.nr.: Awb 05/5
Inzake: [Eiseres], gevestigd te [vestigingsplaats], eiseres,
gemachtigde: mr. B.J.P.G. Roozendaal, advocaat te Breda,
tegen: het college van burgemeester en wethouders van de gmeente Schouwen-Duiveland. verweerder.
I. Procesverloop
Bij besluit van 23 januari 2004, kenmerk REB/U&H/0400304/0309594, heeft verweerder eiseres een last onder dwangsom opgelegd wegens het overtreden van vergunning-voorschriften inzake brandveiligheid (het primaire besluit).
Hiertegen heeft eiseres op 28 juli 2004 bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 22 november 2004 heeft verweerder het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen dit besluit (het bestreden besluit) heeft eiseres beroep ingesteld bij de rechtbank.
Het beroep is op 21 juli 2005 behandeld ter zitting. Eiseres is daar verschenen bij mevrouw mr. L.C. van Elewoud, advocaat te Breda en kantoorgenote van de gemachtigde van eiseres. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde M.J. van den Berge.
II. Overwegingen
1. Ingevolge de artikelen 6:7 en 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) moet een bezwaarschrift worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop het bestreden besluit is bekendgemaakt.
Artikel 3:41 van de Awb bepaalt dat bekendmaking van besluiten, die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, geschiedt door toezending of uitreiking.
Ingevolge artikel 6:11 van de Awb is blijft niet-ontvankelijk verklaring ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift op grond daarvan achterwege, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
2. In geschil is of verweerder eiseres al dan niet terecht niet-ontvankelijk heeft geacht in haar bezwaar tegen het primaire besluit.
3. Eiseres heeft onder meer gesteld dat zij het primaire besluit niet op of omstreeks 29 januari 2004 heeft ontvangen. Het is pas na verstrijken van de bezwaartermijn op verzoek ontvangen. Volgens eiseres heeft zij op 29 januari 2004 alleen een besluit van 23 januari 2004 tot het opleggen van een dwangsom inzake randbeplanting ontvangen. Het primaire besluit is niet op juiste wijze bekend gemaakt. Het postregistratiesysteem van verweerder is daarvoor onvoldoende bewijs aangezien genoemd systeem onvolkomenheden bevat. Zo zijn postdatum (28 december 2003) en begunstigingstermijn (1 december 2004) onjuist vermeld. Het enkele feit dat het primaire besluit is voorzien van een kenmerknummer betekent niet dat het ook is verzonden. Het is onzorgvuldig dat het primaire besluit, gelet op het karakter van het besluit, niet aangetekend of met bewijs van ontvangst is verzonden. Dat de ontvangst van het primaire besluit uit haar brief van 11 februari 2004 blijkt, is een onjuiste gevolgtrekking, aldus eiseres. Volgens eiseres werden de besluiten van verweerder haar steeds in tweevoud toegezonden: één brief gericht aan haar persoonlijk en één brief aan bedrijfsvoerder [bedrijfsvoerder]. De brief van 11 februari 2004, waarin eiseres refereert aan de ontvangst van twee brieven, ziet op één brief – in tweevoud ontvangen – zijnde het besluit van 23 januari 2004 inzake randbeplanting. De stelling dat gemachtigde van verweerder het primaire besluit op 4 maart 2004 tijdens een controle van het dossier van eiseres, in bijzijn van genoemde [bedrijfsvoerder], in het dossier heeft aangetroffen wordt betwist. Het betrof waarschijnlijk het besluit over de randbeplanting of de conceptversie van het primaire besluit dat als bijlage bij een brief van 29 december 2003, betreffende het voornemen tot het opleggen van een dwangsom, was opgenomen. De conclusie van eiseres is dat de verzending van het primaire besluit niet aannemelijk is gemaakt en dat de ontvangst er van op niet ongeloofwaardige wijze is ontkend. Er is aldus sprake van een verschoonbare termijnoverschrijding.
4. Verweerder heeft gesteld dat het primaire besluit op 29 januari 2004 aan eiseres is verzonden. Dit blijkt uit het postregistratiesysteem waarin is vermeld dat het poststuk met kenmerk 0309594 op 29 januari 2004 naar het adres van eiseres is verzonden. Verweerder betwist dat besluiten in tweevoud, dat wil zeggen aan eiseres en haar bedrijfsvoerder, zijn verzonden. Eiseres heeft in een brief van 11 februari 2004 aan twee brieven en aan dwangsommen gerefereerd en dit moet gaan om het primaire besluit en het besluit inzake de randbeplanting. Het primaire besluit dat op 4 maart 2004 in het dossier van eiseres is aangetroffen, was voorzien van verzenddatum en registratienummer. Uitgaande van verzending en ontvangst van het primaire besluit is, zonder dat van verschoonbaarheid is gebleken, te laat bezwaar gemaakt.
5. De rechtbank overweegt het volgende.
6. Het primaire besluit heeft als kenmerk nummer 0309594. Dit nummer is op de overgelegde uitdraai van het postregistratiesysteem van verweerder bij aanduiding ‘poststuknummer’ vermeld. Tevens is vermeld dat het poststuk met dit kenmerk op 29 januari 2004 is verzonden. De uitdraai van het postregistratiesysteem vermeldt als geadresseerde eiseres, onder vermelding van de juiste adresgegevens. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het voldoende aannemelijk dat verweerder het primaire besluit op 29 januari 2004 aan eiseres heeft verzonden. Het feit dat de uitdraai niet een corresponderende postdatum en een juiste begunstigingstermijn vermeldt, leidt niet tot een ander oordeel. Dit geldt ook voor de stelling van eiseres dat een dwangsombesluit aangetekend of met bericht van ontvangst moet worden verzonden, aangezien deze stelling geen steun vindt in het recht. Het voorgaande betekent dat het primaire besluit door toezending op 29 januari 2004 is bekend gemaakt.
7. Gelet op de bekendmaking is het bezwaarschrift, nu het op 28 juli 2004 is ontvangen, buiten de bezwaartermijn van zes weken ingediend.
8. De stelling van eiseres dat zij het primaire besluit pas na het verstrijken van de bezwaartermijn heeft ontvangen, biedt, gelet op de inhoud van de brief van eiseres van 11 februari 2004, in onderlinge samenhang bezien met de voldoende aannemelijk geachte omstandigheid dat verweerders beleidsmedewerker bijzondere wetten en handhaving van de afdeling Recreatie, Economie en Bijzondere Wetten, M.J. van den Berge, tijdens een controle bij eiseres op 4 maart 2004 heeft geconstateerd dat het primaire besluit in het dossier van eiseres aanwezig was, onvoldoende grond voor een oordeel dat sprake is van een niet ongeloofwaardige ontkenning van de ontvangst van het primaire besluit. Nu de rechtbank ook overigens niet van feiten of omstandigheden is gebleken op grond waarvan moet worden geoordeeld dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat eiseres in verzuim is geweest, is de termijnoverschrijding niet verschoonbaar.
9. Het bezwaar is terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is ongegrond.
III. Uitspraak
De Rechtbank Middelburg, verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 15 augustus 2005
door mr. G.H. Nomes, in tegenwoordigheid van W.J. Steenbergen, griffier.
Tegen deze uitspraak kan een belanghebbende hoger beroep instellen.
Het instellen van het hoger beroep geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage, binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak.
Afschrift verzonden op: