ECLI:NL:RBMID:2005:AU5249

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
17 augustus 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
05/37
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van een tweede last onder dwangsom in het kader van de Verordening Tweede Woningen Veere

In deze zaak hebben eisers, [eiser I] en [eiser II], beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veere, dat hen op 24 december 2004 een tweede last onder dwangsom heeft opgelegd. Deze last houdt in dat zij hun woning aan de [straatnaam] te [woonplaats] niet langer in strijd met de Gebruiksverordening Tweede Woningen Veere mogen gebruiken als tweede woning. De rechtbank heeft op 7 juli 2005 de zaak behandeld, maar eisers noch hun gemachtigde waren aanwezig. Verweerder werd vertegenwoordigd door M.H.H. van Kempen - Huizinga.

De rechtbank overweegt dat de Verordening, die het gebruik van woningen als tweede woning reguleert, voortkomt uit het streven van verweerder om de leefbaarheid in de kern van [woonplaats] te waarborgen. De rechtbank stelt vast dat eisers de woning nog steeds als tweede woning gebruiken zonder ontheffing van het verbod. De rechtbank oordeelt dat de opgelegde dwangsom niet kan worden aangemerkt als een bestuurlijke boete, maar als een reparatoire sanctie die bedoeld is om herhaling van de overtreding te voorkomen.

Eisers hebben aangevoerd dat de verhoging van het maximumbedrag aan dwangsommen onvoldoende gemotiveerd is en dat het opnieuw opleggen van een bestuurlijke boete geen redelijk doel dient. De rechtbank verwerpt deze grieven en concludeert dat verweerder op goede gronden de tweede last onder dwangsom heeft opgelegd. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt dat het bestreden besluit in rechte stand houdt.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
sector bestuursrecht
enkelvoudige kamer
____________________________________________________
UITSPRAAK
____________________________________________________
Reg.nr.: Awb 05/37
Inzake: [eiser I] en [eiser II], wonende in [woonplaats] ([Land], eisers,
gemachtigde: prof. mr.C.A. Adriaansens, advocaat in Amsterdam,
tegen: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veere, verweerder.
I. Procesverloop
Eisers hebben bij de rechtbank beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder van 24 december 2004 ( het bestreden besluit).
Het beroep is op 7 juli 2005 behandeld ter zitting. Eisers noch hun gemachtigde zijn daar verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde M.H.H. van Kempen - Huizinga.
II. Overwegingen
1. Bij besluit van 19 maart 2003 heeft verweerder eisers gelast, onder aanzegging van verbeurte van een dwangsom van € 113,45 per geconstateerde overtreding met een maximum van € 13.613,41, hun woning aan de [straatnaam] te [woonplaats] niet langer in strijd met de Gebruiksverordening Tweede Woningen Veere (hierna: de Verordening) te gebruiken, in gebruik te geven of te laten gebruiken als tweede woning.
2. Het bezwaar van eisers tegen genoemd besluit is door verweerder bij besluit van 2 juli 2003 ongegrond verklaard. De rechtbank alhier heeft het beroep van eisers tegen dat besluit bij uitspraak van 17 februari 2004 ongegrond verklaard. Eisers hebben hiertegen hoger beroep ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling). Bij uitspraak van 8 december 2004 heeft de Afdeling het hoger beroep ongegrond verklaard.
3. Verweerder heeft inmiddels het maximumbedrag aan dwangsommen geïnd en bij besluit van 15 juli 2004 heeft verweerder eisers wederom gelast, onder aanzegging van verbeurte van een dwangsom, thans van € 113,- per dag per geconstateerde overtreding met een maximum van € 30.000,-, om bedoelde woning niet langer in strijd met de Verordening te gebruiken, in gebruik te geven of te laten gebruiken als tweede woning. Het bezwaar van eisers tegen dit besluit (hierna ook: de tweede last onder dwangsom) is met het bestreden besluit ongegrond verklaard.
4. In deze procedure is in geschil of verweerder op juiste gronden tot oplegging van de tweede last onder dwangsom heeft besloten.
5. Eisers hebben onder meer gesteld dat het opnieuw opleggen van een bestuurlijke boete geen redelijk doel dient. Verder achten zij onjuist dat het gaat om een letterlijke herhaling van het eerste dwangsombesluit. De enige wijziging betreft het maximum bedrag aan dwangsommen en die wijziging is onvoldoende gemotiveerd. Er is geen aanleiding voor de wijziging aangezien het vrijwel niet mogelijk is om de woning te verhuren en er van financieel rendement uit de woning derhalve geen sprake zal zijn. Eisers zijn inmiddels verhuisd naar [woonplaats] en hebben hun woning in [plaats] verkocht. Hun enige adres in Nederland is de woning in [woonplaats]. Verweerder heeft met een brief van 2 maart 2004 de verwachting gewekt dat na het bereiken van het maximumbedrag, geen boetes meer zouden worden gevorderd en de tweede last onder dwangsom is daarmee in strijd. Eisers hebben ook nu aangevoerd dat de Verordening in strijd is met de Huisvestingswet en verder vinden zij toepassing ervan een niet passend en disproportioneel middel tot terugdringing van het tweede woningbestand in [woonplaats]. Eisers hebben in vervolg op de uitspraak van 8 december 2004 van de Afdeling een klacht ingediend tegen de Staat der Nederlanden bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in Straatsburg (EVRM). Ook in die omstandigheid ligt een belang om in beroep tegen het bestreden besluit op te komen.
6. Verweerder bestrijdt dat er sprake is van een bestuurlijke boete. Ook de tweede last onder dwangsom heeft, gelet op het voortgezette, illegale gebruik als tweede woning, tot doel om herhaling van de overtreding te voorkomen. Het gaat niet om een herhaling van het eerdere dwangsombesluit en er is ook geen sprake van opgewekt vertrouwen in de door eisers geschetste zin. Verblijf in het buitenland is geen legitieme reden voor het gebruik als tweede woning. Verweerder heeft tenslotte gesteld dat een klacht bij het Europese Hof de uitspraak van 8 december 2004 van de Afdeling niet opschort.
7. De rechtbank overweegt het volgende.
8. De Verordening komt voort uit verweerders streven om in het belang van de leefbaarheid in de kern van - in dit geval - [woonplaats] het aantal tweede woningen terug te dringen.
9. Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Verordening is het de rechthebbende op een tot permanente woning bestemd gebouw verboden dit gebouw te gebruiken, in gebruik te geven of te laten gebruiken als tweede woning.
Ingevolge artikel 4 van de Verordening kunnen burgemeester en wethouders van dit verbod ontheffing verlenen en heeft de ontheffing een persoonlijk karakter.
10. De grief van eisers over de rechtsgeldigheid van de Verordening faalt. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van 8 december 2004 van de Afdeling onder meer inhoudende dat noch de Verordening noch het in de Verordening neergelegde ontheffingsstelsel in strijd is met de Huisvestingswet.
11. Vaststaat dat de woning aan de [straatnaam] te [woonplaats] een tot permanent gebruik bestemde woning is als bedoeld in de Verordening. Niet betwist wordt dat eisers die woning nog steeds in gebruik hebben als tweede woning zonder over een ontheffing van het verbod daartoe te beschikken. De overtreding van de Verordening staat derhalve vast.
12. Onder verwijzing naar vaste jurisprudentie is de rechtbank van oordeel dat verweerder, gegeven het feit dat het maximum van de opgelegde dwangsommen inmiddels is verbeurd en het beoogde effect niet is bereikt, bevoegd is opnieuw een last onder dwangsom op te leggen. Het gaat, anders dan eisers stellen, niet om een bestuurlijke boete maar om een reparatoire sanctie. De rechtbank is niet gebleken van omstandigheden die aan het gebruik van de bevoegdheid in de onderhavige zaak in de weg staan. Van een concreet zicht op legalisering is nog steeds geen sprake en, anders dan eisers hebben aangevoerd, valt uit de mededeling van verweerder, in zijn brief van 2 maart 2004 aan de gemachtigde van eisers (waarin onder meer is vermeld: “…Tot het moment waarop het maximumbedrag van € 13.613,41 is bereikt, blijven uw cliënten dwangsommen verbeuren zolang de overtreding niet beëindigd wordt…”) niet de gerechtvaardigde verwachting af te leiden dat na verbeurte van die dwangsommen niet een nieuw dwangsombesluit zou volgen wanneer zou blijken dat de overtreding nog steeds niet is geëindigd. Het beroep op het vertrouwensbeginsel faalt derhalve.
13. Ook de grief dat het om een letterlijke herhaling van het eerste dwangsombesluit gaat, slaagt niet. De rechtbank stelt vast dat geen sprake is van een identieke besluiten aangezien het maximumbedrag aan dwangsommen verschilt.
14. Mede gelet op het oordeel van de Afdeling in de uitspraak van 8 december 2004 over het eerste dwangsombesluit dat verweerder “met juistheid het algemene belang van de leefbaarheid van de kern van [woonplaats] heeft meegewogen”, kan naar het oordeel van de rechtbank ook thans niet worden gezegd dat verweerder bij afweging van de betrokken belangen niet in redelijkheid van zijn bevoegdheid om een last onder dwangsom op te leggen, gebruik heeft kunnen maken.
15. Verweerder heeft de hoogte van het maximum te verbeuren bedrag – mede - bepaald aan de hand van een berekening van het te verwachten rendement uit verhuur van de woning. Niet valt in te zien dat verweerder er rekening mee heeft moeten houden dat eisers inmiddels hun hoofdverblijf niet meer in Nederland hebben. Het feit dat eisers inmiddels buiten Nederland wonen, brengt naar het oordeel van de rechtbank geen wijziging in de status van de woning in [woonplaats]. Die woning is nog altijd als tweede woning aan te merken. Verweerder heeft derhalve op goede gronden het verwachte financiële voordeel uit verhuur van die woning kunnen betrekken bij zijn berekening van de op te leggen dwangsom. De stukken bevatten geen aanknopingspunten voor een oordeel dat de hoogte van de opgelegde dwangsom niet in redelijke verhouding staat tot de zwaarte van het geschonden belang, een leefbare dorpskern.
16. De rechtbank deelt niet de opvatting van eisers dat verweerder de verhoging van het maximumbedrag aan dwangsommen onvoldoende heeft onderbouwd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder dit voldoende gemotiveerd door aan te geven dat de verhoging noodzakelijk is om een eind aan de illegale situatie te bewerkstelligen.
17. Het feit dat eisers in vervolg op de uitspraak van 8 december 2004 van de Afdeling een klacht hebben ingediend bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in Straatsburg behoeft geen bespreking aangezien eisers in dat verband slechts hebben aangegeven dat daarin ook een belang is gelegen om in beroep tegen het bestreden besluit op te komen.
18. De conclusie van het voorgaande is dat het bestreden besluit in rechte stand houdt. Het beroep is ongegrond.
III. Uitspraak
De Rechtbank Middelburgverklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 17 augustus 2005
door mr. G.H. Nomes in tegenwoordigheid van mr. M.K. Mol - Enklaar, griffier.
Tegen deze uitspraak kan een belanghebbende hoger beroep instellen.
Het instellen van het hoger beroep geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage, binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak.
Afschrift verzonden op: