ECLI:NL:RBMID:2005:AU5247

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
15 augustus 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
05/91
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van een bestuurlijke boete wegens overtreding van de Arbeidsomstandighedenwet na arbeidsongeval

In deze zaak heeft de Rechtbank Middelburg op 15 augustus 2005 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door G.L.M. van Hoek en W.C.A. Rapati, en verweerder, de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, vertegenwoordigd door mr. R.W.J. Crommelin. Het geschil betreft de oplegging van een bestuurlijke boete van € 6.750,- aan eiseres naar aanleiding van een arbeidsongeval dat plaatsvond op 22 april 2003. Tijdens dit ongeval raakte een werknemer van eiseres ernstig gewond, wat leidde tot het verlies van het topje van zijn rechter middelvinger. De boete werd opgelegd omdat eiseres niet voldaan zou hebben aan de verplichtingen uit de Arbeidsomstandighedenwet en het Arbeidsomstandighedenbesluit, die voorschrijven dat werkgevers zorg moeten dragen voor veilige arbeidsomstandigheden.

Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de boete, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard door verweerder. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft overwogen dat de verwijtbaarheid van de overtreding onderwerp van geschil is, maar dat de overtreding zelf niet ter discussie staat. Eiseres betoogde dat zij niet verwijtbaar heeft gehandeld, omdat zij voldoende veiligheidsmaatregelen had getroffen en geen aanleiding zag voor schriftelijke instructies. De rechtbank oordeelde echter dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij al het redelijke had gedaan om de veiligheid van haar werknemers te waarborgen.

De rechtbank concludeert dat de opgelegde boete in overeenstemming is met de beleidsregels en dat het bestreden besluit in rechte stand houdt. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat de boete blijft staan. De uitspraak benadrukt het belang van naleving van veiligheidsvoorschriften en de verantwoordelijkheid van werkgevers om een veilige werkomgeving te creëren voor hun werknemers.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
sector bestuursrecht
enkelvoudige kamer
____________________________________________________
UITSPRAAK
____________________________________________________
Reg.nr.: Awb 05/91
Inzake: [eiseres]., gevestigd te [vestigingsplaats], eiseres,
tegen: de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, verweerder.
I. Procesverloop
Bij besluit van 25 maart 2004 heeft verweerder naar aanleiding van een overtreding van de Arbeidsomstandighedenwet 1998 (hierna: Arbowet) aan eiseres een bestuurlijke boete opgelegd van € 6.750,- in verband met een arbeidsongeval te Zierikzee op 22 april 2003.
Hiertegen heeft eiseres bezwaar gemaakt
Bij besluit van 22 december 2004 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verkaard.
Tegen dit besluit (het bestreden besluit) is beroep ingesteld bij de rechtbank.
Het beroep is op 7 juli 2005 behandeld ter zitting. Eiseres is verschenen bij G.L.M. van Hoek en W.C.A. Rapati. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde mr. R.W.J. Crommelin.
II. Overwegingen
1. Tijdens bovenbedoeld arbeidsongeval is een werknemer van eiseres met zijn rechtermiddelvinger bekneld geraakt tussen het draaiende wormwiel en de rand van het gat van een amandelwasmachine. Door het ongeval heeft de werknemer het topje van de rechter middelvinger verloren.
2. De grondslag van het besluit tot het opleggen van de boete is overtreding van artikel 16, tiende lid, van de Arbowet juncto artikel 7.7 van het Arbeidsomstandighedenbesluit (hierna: het Arbobesluit). Ingevolge deze artikelen is een werkgever verplicht tot naleving van de voorschriften en verboden welke zijn omschreven in het Arbobesluit waarin –onder meer – regels zijn gesteld omtrent de bij de arbeid te gebruiken arbeidsmiddelen. Voor zover hier van belang is bepaald dat indien bewegende delen van een arbeidsmiddel gevaar opleveren, zij van zodanige schermen of beveiligingsinrichtingen zijn voorzien, dat het gevaar zoveel mogelijk wordt voorkomen. Het niet naleven dit voorschrift levert ingevolge artikel 9.9c, eerste lid, van het Arbobesluit een beboetbaar feit op ter zake waarvan een boete kan worden opgelegd van de tweede categorie. Ingevolge Beleidsregel 33 (hierna: de beleidsregel) worden bij een arbeidsongeval dat ernstig letsel ten gevolge heeft, als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Arbowet, vaste boetebedragen opgelegd. Verweerder heeft op basis hiervan een boete opgelegd van € 6.750,-.
3. In deze procedure is de verwijtbaarheid van de overtreding onderwerp van geschil. De overtreding, het letsel en het ontbreken van bijzondere omstandigheden op grond waarvan van het door verweerder gehanteerde beleid zou moeten worden afgeweken zijn geen onderdeel van de rechtsstrijd.
4. Eiseres stelt dat zij niet verwijtbaar heeft gehandeld. Er was geen aanleiding voor geschreven instructies. In nauw overleg met deskundigen als de Arbodienst is gekozen voor een instructie van de grootste gevaren (voortkomend uit een risico-inventarisatie) en een werkinstructie op hoofdlijnen. Volgens eiseres kan het haar niet worden verweten zinloze instructies achterwege te laten die de veiligheid niet verbeteren. Om ongevallen te voorkomen besteedt zij veel tijd en aandacht aan opleiding van medewerkers en verhoging van het veiligheidsbewustzijn, aldus eiseres. Het zou verwijtbaar zijn als eiseres het risico te laag zou hebben ingeschat maar dat is niet het geval. Voorts heeft eiseres aangevoerd dat operators toezicht houden op het proces en ingrijpen als zich afwijkingen voordoen. Binnen de afdeling is een operator (de all-round machinebediende) belast met het toezicht over de complete lijn. De voorman en productieleider houden toezicht op de operators en zij worden weer gecontroleerd door de productiemanager en op het gebied van Arbo/Veiligheid door de veiligheidsdeskundige. Daarnaast worden 10 veiligheidsinspectierondes per jaar gehouden, aldus eiseres.
5. Verweerder heeft gesteld dat het beroep dat door Koninklijke Zeelandia Groep B.V. is ingesteld, bij gebreke van belang van genoemde onderneming bij het opleggen van een boete aan eiseres, niet-ontvankelijk is. Het beroep van eiseres is volgens verweerder, er van uitgaande dat het aanvullend beroepschrift van eiseres als beroepschrift wordt aangemerkt, eveneens niet-ontvankelijk aangezien het beroepschrift na afloop van de beroepstermijn is ingediend. Met betrekking tot de verwijtbaarheid heeft verweerder gesteld dat dit geen bestanddeel is van de bepalingen die het opleggen van een boete voorschrijven. Het ontbreken van verwijtbaarheid op grond waarvan van het opleggen van een boete kan worden afgezien, is volgens verweerder door eiseres niet aannemelijk gemaakt.
6. De rechtbank overweegt als volgt.
7. De boete is opgelegd aan [eiseres]., gevestigd te [vestigingsplaats]. Op 31 januari 2005 is door [eisere[eiseres II] (hierna: [eiseres II]) op briefpapier van de Koninklijke Zeelandia Groep B.V., eveneens gevestigd te [vestigingsplaats], beroep ingesteld. Anders dan verweerder is de rechtbank van oordeel dat het gegeven dat op briefpapier van de Koninklijke Zeelandia Groep B.V. beroep is ingesteld niet betekent dat door [eiseres II] namens de Koninklijke Zeelandia Groep B.V. beroep is ingesteld. [eiseres II] heeft immers niet vermeld dat hij namens de Koninklijke Zeelandia Groep B.V. beroep in stelt. Voorts heeft [eiseres II] bij brief van 31 maart 2005 de rechtbank meegedeeld dat hij in de hoedanigheid van directeur van eiseres op 31 januari 2005 beroep heeft ingesteld tegen het besluit van 22 december 2004. Gelet op het vorenstaande wordt het standpunt van verweerder dat niet eiseres maar de Koninklijke Zeelandia Groep B.V. beroep heeft ingesteld niet onderschreven. Dit betekent dat het beroep van eiseres ontvankelijk is.
8. De rechtbank stelt vast dat niet ter discussie staat dat eiseres niet voldaan heeft aan de in artikel 16, tiende lid, van de Arbowet juncto artikel 7.7 van het Arbobesluit omschreven verplichting. Verweerder was derhalve bevoegd tot het opleggen van een boete aan eiseres.
9. Met betrekking tot de verwijtbaarheid geldt het volgende. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat de in artikel 7.7, eerste lid, van het Arbobesluit neergelegde verplichting geen opzet of schuld bestanddeel bevat. Derhalve staat de overtreding indien aan de materiële voorwaarden van dat artikel is voldaan, vast. In beginsel mag dan van verwijtbaarheid van de overtreding worden uitgegaan. Indien een werkgever betoogt dat hem ter zake van de overtreding geen verwijt valt te maken en hij in dat verband schulduitsluitingsgronden aanvoert, zal dit door hem aannemelijk gemaakt moeten worden.
10. Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden gezegd dat eiseres in het onderhavige geval aannemelijk heeft gemaakt dat het niet naleven van artikel 7.7, eerstel lid van het Arbobesluit haar niet kan worden toegerekend. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat niet aannemelijk is geworden dat de instructies zijn gegeven met betrekking tot het schoonmaken van de amandelwasmachine en evenmin dat er instructies bestonden hoe een werknemer moest handelen als hij constateerde dat het pijpje niet was teruggeplaatst op de amandelwasmachine. Voorts is naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk geworden dat eiseres toezicht uitoefende op de werknemers tijdens het schoonmaken en in elkaar zetten van de amandelwasmachine of tijdens de werkzaamheden met die machine. Ditzelfde geldt ten aanzien van controle van genoemde werkzaamheden Dit brengt de rechtbank tot de conclusie dat niet gezegd kan worden dat eiseres met betrekking tot genoemd feitencomplex al het redelijke heeft gedaan om de veiligheid van de werknemers te garanderen. De gronden die eiseres in het kader van onderhavige procedure heeft aangevoerd, leiden niet tot een andersluidend oordeel.
11. De rechtbank is van oordeel dat het beleid dat verweerder met betrekking tot de hoogte van de boete hanteert, de grenzen van een redelijke beleidsbepaling niet te buiten gaat. In dat kader is vastgesteld dat de opgelegde boete in overeenstemming is met de beleidsregels.
12. De conclusie is dat het bestreden besluit in rechte stand houdt. Het beroep is ongegrond.
III. Uitspraak
De Rechtbank Middelburg
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 15 augustus 2005
door mr. G.H. Nomes, in tegenwoordigheid van W.J. Steenbergen, griffier.
Tegen deze uitspraak kan een belanghebbende hoger beroep instellen.
Het instellen van het hoger beroep geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage, binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak.
Afschrift verzonden op: