ECLI:NL:RBMID:2005:AU3936
Rechtbank Middelburg
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- G.H. Nomes
- H.D. Sebel
- Rechtspraak.nl
Beëindiging WW-uitkering wegens verblijf in het buitenland
In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) van 11 januari 2005, waarbij zijn WW-uitkering met ingang van 4 oktober 2004 werd beëindigd. Eiser verbleef vanaf die datum in het buitenland, wat volgens de Wet Werkloosheidswet (WW) een uitsluitingsgrond vormt voor het recht op uitkering. De rechtbank heeft de zaak op 21 juli 2005 behandeld, waarbij eiser in persoon verscheen en de UWV werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde C. van den Berg.
De rechtbank overweegt dat eiser in 2003 een WW-uitkering en een aanvullende WW-uitkering was toegekend. Eiser heeft aangevoerd dat hij altijd aan de regels van het UWV heeft voldaan en dat hij zijn vertrek naar het buitenland tijdig heeft gemeld. Echter, de rechtbank stelt vast dat volgens artikel 19, eerste lid, sub f van de WW, een werknemer die buiten Nederland verblijft anders dan wegens vakantie, geen recht heeft op uitkering. Eiser verbleef vanaf 4 oktober 2004 in het buitenland, wat betekent dat het UWV verplicht was om zijn uitkering te beëindigen.
De rechtbank concludeert dat de grieven van eiser niet kunnen afdoen aan de dwingendrechtelijke bepalingen van de WW. De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit in rechte stand houdt en verklaart het beroep ongegrond. Eiser kan tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.