ECLI:NL:RBMID:2005:AU3932

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
5 augustus 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
05/159
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening en terugvordering van bijstandsuitkering en vergoeding proceskosten in bezwaar

In deze zaak heeft de Rechtbank Middelburg op 5 augustus 2005 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. J.G.G. Wilgers, en verweerder, het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Middelburg. Eiser had bezwaar gemaakt tegen een besluit van verweerder van 30 september 2004, waarbij zijn bijstandsuitkering met terugwerkende kracht werd herzien en een bedrag van € 4.142,02 werd teruggevorderd. Eiser stelde dat hij niet op de hoogte was gesteld van zijn verplichting om verblijf in het buitenland te melden, wat leidde tot de herziening van zijn uitkering over verschillende periodes. Het bezwaar van eiser werd op 17 februari 2005 ongegrond verklaard, wat hem deed besluiten beroep in te stellen bij de rechtbank.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de herziening van de uitkering en de terugvordering van het bedrag niet ter discussie stonden, maar dat het geschil zich richtte op de weigering van verweerder om de kosten van de bezwaarprocedure te vergoeden. Eiser betoogde dat de correctie van de periodes een herroeping van het primaire besluit inhield, waardoor hij recht had op vergoeding van de proceskosten. De rechtbank oordeelde dat de wijziging van de periodes door verweerder een aan hem te wijten onrechtmatigheid was, wat betekende dat eiser recht had op vergoeding van de kosten van de bezwaarprocedure.

De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit voor zover het de ongegrond verklaring van het bezwaar en de afwijzing van het verzoek om vergoeding van de kosten betrof, en stelde dat de gemeente Middelburg de proceskosten van eiser moest vergoeden. De rechtbank bepaalde dat de gemeente Middelburg aan eiser een bedrag van € 644,- moest betalen voor de gemaakte proceskosten, en dat het door eiser betaalde griffierecht van € 37,- vergoed moest worden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
sector bestuursrecht
enkelvoudige kamer
____________________________________________________
UITSPRAAK
____________________________________________________
Reg.nr.: Awb 05/159
Inzake: [Eiser], wonende te [woonplaats], eiser,
gemachtigde: mr. J.G.G. Wilgers, advocaat te Goes,
tegen: het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Middelburg, verweerder.
I. Procesverloop
Bij besluit van 17 februari 2005 heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het besluit van 30 september 2005 betreffende de herziening en terugvordering van eisers bijstandsuitkering ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft eiser beroep ingesteld bij de rechtbank.
Het beroep is op 7 juli 2005 behandeld ter zitting. Namens eiser is daar zijn gemachtigde verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde J.P.F. Stevense.
II. Overwegingen
1. Eiser ontvangt sedert 21 juni 2001 een bijstandsuitkering. Op 20 augustus 2004 wordt een rapportage mutatie-onderzoek opgemaakt, gevolgd door een onderzoek door de sociale recherche op 31 augustus 2004. De bijstandsuitkering wordt per 1 augustus 2004 opgeschort.
2. Bij besluit van 30 september 2004 heeft verweerder wegens het niet voldoen aan de plicht verblijf in het buitenland te melden, met terugwerkende kracht het recht op uitkering herzien over de perioden van
1. - 6 mei tot en met 5 juli 2002,
2. - 20 juli tot en met 25 augustus 2002,
3. - 13 november tot en met 13 december 2002,
4. - 11 maart tot en met 12 april 2003 en
5. - 19 september tot en met 15 oktober 2003.
Tevens is een bedrag van € 4.142,02 teruggevorderd.
3. Bij besluit van 17 februari 2005 (het bestreden besluit) is het bezwaar van eiser tegen het besluit van 30 september 2004 ongegrond verklaard. Wel heeft er onder meer een correctie plaatsgevonden ten aanzien van periode 1 en van periode 4. Dat is geworden respectievelijk 3 juni tot en met 5 juli 2002 en 8 april tot en met 12 april 2003. Het verzoek om vergoeding van de kosten van de bezwaarprocedure is afgewezen.
4. In beroep is punt van geschil de weigering van verweerder de kosten van de bezwaarprocedure te vergoeden. Eiser komt niet op tegen de herziening van de uitkering en het bedrag van de terugvordering.
5. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de correctie van de periodes op initiatief van de afdeling Sociale Zaken zijn gedaan en dat dit niet is geschied op basis van enige grond van het bezwaarschrift. Om deze reden worden de kosten van de bezwaarprocedure niet vergoed.
6. Eiser stelt dat door de correctie van de twee periodes sprake is van een herroeping van het primaire besluit. Alleen al daarom is het bezwaar deels gegrond en had verweerder de gemaakte kosten van de bezwaarprocedure moeten vergoeden.
7. De rechtbank overweegt het volgende.
8. Ingevolge artikel 7:15, tweede lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) worden de kosten, die de belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, door het bestuursorgaan uitsluitend vergoed op verzoek van de belanghebbende voor zover het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid.
9. In het bestreden besluit heeft verweerder door correctie van twee periodes wijziging aangebracht in de materiële werking van het besluit waarbij het recht op uitkering is vastgesteld. Dat de wijziging ambtshalve door verweerder zou zijn aangebracht, doet daar aan niet af. Naar het oordeel van de rechtbank is aldus sprake van een herroeping in de zin van voornoemd artikel. Verweerder had daarin naar het oordeel van de rechtbank aanleiding moeten zien om het bezwaar gegrond te verklaren.
10. Aangezien het noemen van de onjuiste perioden in het primaire besluit een aan verweerder te wijten onrechtmatigheid is, komt eiser in aanmerking voor vergoeding van de proceskosten in bezwaar, uitgaande van een zaak van gemiddelde zwaarte en van één proceshandeling.
11. De conclusie is dat het beroep gegrond moet worden verklaard en dat het bestreden besluit ten dele moet worden vernietigd wegens strijd met artikel 7:15, tweede lid van de Awb. De rechtbank ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, vierde lid van de Awb zelf in de zaak te voorzien zoals hieronder is bepaald.
12. Tevens ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 644,-, uitgaande van een zaak van gemiddelde zwaarte en van twee proceshandelingen.
III. Uitspraak
De Rechtbank Middelburg
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt het bestreden besluit voor zover het de ongegrond verklaring van het bezwaar en de afwijzing van het verzoek om vergoeding van de kosten van de bezwaarprocedure betreft;
verklaart het bezwaar tegen het besluit van 30 september 2004 gegrond;
bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het bestreden besluit voor zover vernietigd;
veroordeelt verweerder in de kosten van de bezwaarprocedure, aan de zijde van eiser begroot op € 322,-- (driehonderdtweeëntwintig euro), te betalen door de gemeente Middelburg aan
eiser;
bepaalt dat de gemeente Middelburg aan eiser het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 37 (zevenendertig euro) vergoedt;
veroordeelt verweerder in de kosten van deze procedure, aan de zijde van eiser begroot op
€ 644,- (zeshonderdvierenveertig euro), te betalen door de gemeente Middelburg aan eiser.
Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 5 augustus 2005
door mr. G.H. Nomes, in tegenwoordigheid van mr. M.D. Bezemer-Kralt, griffier.
Tegen deze uitspraak kan een belanghebbende hoger beroep instellen.
Het instellen van het hoger beroep geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht, binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak.
Nota bene:
In deze uitspraak is het beroep (deels) gegrond verklaard en is het bestreden besluit vernietigd.
Als de rechtbank daarbij gronden van uw beroep uitdrukkelijk heeft verworpen en u wilt daarin niet berusten, moet daartegen binnen bovengenoemde termijn hoger beroep worden ingesteld.