RECHTBANK MIDDELBURG
sector bestuursrecht
enkelvoudige kamer
____________________________________________________
UITSPRAAK
____________________________________________________
Inzake: [eiser], wonende te [woonplaats], eiser,
gemachtigde: mr. A.J. Glastra, verbonden aan DAS Rechtsbijstand te Amsterdam,
Tegen: Burgemeester en wethouders van de gemeente Schouwen-Duiveland, verweerder.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen een op bezwaar genomen besluit van 6 september 2004 van verweerder (het bestreden besluit).
Het beroep is op 2 september 2004 behandeld ter zitting. Eiser is daar in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde J.T. Wesdorp.
1. Eiser was ten tijde van belang eigenaar van een woning gelegen aan [adres]. De Rijksstraatweg eindigde tot 1988 bij de veerhaven, waar de veerdienst met Tholen werd onderhouden.
2. Op het perceel van eiser was het bestemmingsplan Buitengebied Bruinisse van toepassing. Op of omstreeks 21 juli 2000 is voor het perceel van eiser en de omliggende gronden het bestemmingsplan Bedrijventerrein Bruinisse in werking getreden.
3. Met toepassing van artikel 19 van de Wet op de ruimtelijke ordening (WRO) heeft verweerder bij besluit van 29 september 2000 vrijstelling verleend van het bestemmingsplan Buitengebied Bruinisse en daarbij vergunning verleend voor het bouwen van een loswal in de vluchthaven Zijpe te Bruinisse. Volgens genoemd bestemmingsplan was de bestemming ter plaatse “Waterstaatswerken”. De loswal is op ongeveer 400 meter van de woning van eiser gelegen.
4. Naar aanleiding van deze planologische wijzigingen heeft eiser op 21 oktober 2002 een verzoek om planschadevergoeding ingediend. Dit verzoek is ondersteund door een planschaderapport van bureau Verhagen te Oud-Beijerland (hierna: Verhagen). Gesteld is dat de woning van eiser door bedrijventerreinen zal zijn omgeven en dat de Industrieweg en de Rijksstraatweg druk bereden zullen worden. Hierdoor is het woongenot van eiser geschaad en is er sprake van waardevermindering. Naast de planschadevergoeding is ook verzocht om vergoeding van € 3.280,06, zijnde het bedrag van een declaratie van 11 oktober 2002 van Verhagen.
5. Bij besluit van 18 december 2003 heeft verweerder op advies van de Stichting Adviesbureau Onroerende Zaken (hierna: SAOZ) een bedrag van € 13.700,-- aan eiser toegekend. Dit bedrag heeft uitsluitend betrekking op de gevolgen van het in werking treden van het bestemmingsplan Bedrijventerrein Bruinisse en het is samengesteld uit € 12.500,-- en
€ 1.200,--, zijnde wettelijke rente vanaf 22 oktober 2002. In verband met de bouw van de loswal is geen vergoeding toegekend omdat geen sprake is van een planologisch nadeliger situatie.
6. In het kader van het bezwaar tegen het besluit van 18 december 2003 heeft eiser nogmaals gebruik gemaakt van Verhagen. In bezwaar is aanvullend verzocht om vergoeding van gemaakte kosten, inhoudende een bedrag van € 1.866,81, zijnde het bedrag van een declaratie van 6 april 2004 van Verhagen, alsmede de kosten van rechtsbijstand tijdens de bezwaarfase.
7. Met het bestreden besluit heeft verweerder het besluit van 18 december 2003 gehandhaafd, onder afwijzing van het verzoek om de kosten van Verhagen te vergoeden. Bij het bestreden besluit is geen beslissing genomen op het verzoek om vergoeding van genoemde kosten van rechtsbijstand.
8. In geschil is de afwijzing van het verzoek om planschadevergoeding in verband met de bouw van de loswal en vergoeding van de kosten van Verhagen.
9. Verweerder stelt dat de Rijksstraatweg ook voorheen in planologisch opzicht intensief gebruikt kon worden. De ongeveer 140 extra verkeersbewegingen per dag als gevolg van de realisering van de loswal zijn in verhouding tot de verkeersstroom die op de weg mogelijk is niet van dien aard dat gesproken kan worden van een nadeliger situatie. Voor vergoeding van de kosten van Verhagen ziet verweerder, gelet op de jurisprudentie, geen aanleiding. Ter zitting is in dit verband bevestigd dat een procedureverordening van de gemeente Schouwen-Duiveland voor planschadeverzoeken in een deskundigenadvies voorziet.
10. Eiser stelt onder meer dat hij door de toename van het aantal verkeersbewegingen van vooral zware vrachtwagencombinaties in een planologisch nadeliger situatie is komen te verkeren. De geluidsbelasting is toegenomen. Er is aanleiding om de kosten van Verhagen te vergoeden omdat het advies van SAOZ onvoldoende objectief is. Dit blijkt uit het feit dat ten onrechte wordt vastgehouden aan de afwijzing van het verzoek tot planschadevergoeding als gevolg van de realisering van de loswal. Op grond van recente jurisprudentie moet als peildatum voor de beoordeling van planschade worden uitgegaan van de datum van in werking treden van het vrijstellingsbesluit van 29 september 2000. Eiser heeft verzocht om verweerder in de proceskosten te veroordelen, daaronder begrepen de kosten in bezwaar.
11. De rechtbank overweegt het volgende.
12. Artikel 49, aanhef, onder a en b, van de WRO luidt, voor zover hier van belang,:
Voor zover blijkt dat een belanghebbende ten gevolge van :
a. de bepalingen van een bestemmingsplan,
b. het besluit omtrent vrijstelling, als bedoeld in de artikelen 17 of 19,
schade lijdt of zal lijden, welke redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven en waarvan de vergoeding niet of niet voldoende door aankoop, onteigening of anderszins is verzekerd kent de gemeenteraad hem op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.
13. Het feit dat het planologisch regime ter plaatse van de vluchthaven Zijpe te Bruinisse als gevolg van het vrijstellingsbesluit van 29 december 2000 is gewijzigd, is geen onderwerp van geschil. Dit geldt ook voor het feit dat als effect van die planologische wijziging, op de Rijksstraatweg te Bruinisse ter hoogte van de betreffende woning sprake is van 140 extra verkeersbewegingen per dag.
14. Uit het advies van SAOZ, waaronder ook een nader advies van 10 mei 2004, blijkt dat de verkeerssituatie op de Rijksstraatweg is beoordeeld in het licht van de oude en nieuwe planologische situatie waarbij tevens tot uitgangspunt is genomen dat de Rijksstraatweg zich ook voorheen al in planologisch opzicht leende voor intensief gebruik en een grote verkeersintensiteit. Daarvan uitgaande heeft SAOZ geconcludeerd dat het vrijstellingsbesluit niet heeft geleid tot een voor eiser planologisch nadeliger situatie. De rechtbank verstaat de hiervoor weergegeven overwegingen van SAOZ aldus dat niet alleen de wijziging van het planologisch regime ter plaatse van de vluchthaven Zijpe is beoordeeld, maar dat ook een planologische vergelijking ter plaatse van de Rijksstraatweg is uitgevoerd. Uit de adviezen van SAOZ blijkt dat de uitkomst van laatstgenoemde vergelijking in het bijzonder ten grondslag is gelegd aan de hier voor weergegeven conclusie van SAOZ.
15. Voor de beoordeling van een verzoek om schadevergoeding op grond van artikel 49 van de WRO dient primair te worden bezien of sprake is van een wijziging van het planologisch regime waardoor een belanghebbende in een nadeliger positie komt te verkeren. In deze zaak betekent dit dat moet worden beoordeeld of ter plaatse van de vluchthaven Zijpe sprake is van een wijziging van het planologisch regime. Het vrijstellingsbesluit heeft immers slechts betrekking op die locatie. Door vervolgens ook ter plaatse van de Rijksstraatweg, waar feitelijke effecten van het vrijstellingbesluit optreden, een planologische vergelijking uit te voeren en aan de resultaten daarvan betekenis toe te kennen, berust het advies van SAOZ naar het oordeel van de rechtbank op een onjuist uitgangspunt. Dit betekent dat verweerder de adviezen van SAOZ, voor zover deze betrekking hebben op het vrijstellingsbesluit, niet aan het bestreden besluit ten grondslag had kunnen leggen. Nu dit wel is gebeurd, berust het bestreden besluit niet op een deugdelijke motivering als bedoeld in artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het beroep is in zoverre gegrond.
16. Met betrekking tot de kosten van Verhagen die voorafgaand aan het primaire besluit van 18 december 2003 zijn gemaakt, overweegt de rechtbank het volgende. Er kan aanleiding bestaan tot het toekennen van een bijdrage in de kosten van deskundige bijstand, indien het inschakelen van een deskundige redelijkerwijs noodzakelijk was teneinde tot een geobjectiveerde waardebepaling te komen. Naar het oordeel van de rechtbank is daarvan in deze zaak geen sprake geweest omdat onbetwist is gesteld dat de procedureverordening van de gemeente Schouwen-Duiveland in een deskundigenadvies door SAOZ voorziet en tevens vaststaat dat de kosten van Verhagen, conform de factuur van 11 oktober 2002, voorafgaand aan het advies van juli 2003 van SAOZ zijn gemaakt. Nu voorts niet is gebleken dat genoemd advies niet op zorgvuldige en niet objectieve wijze tot stand is gekomen, komen genoemde kosten niet op de voet van artikel 49 van de WRO voor vergoeding in aanmerking.
17. De rechtbank stelt voorts vast dat verweerder in het bestreden besluit ten onrechte geen beslissing heeft genomen op het verzoek van eiser tot vergoeding van de kosten van rechtsbijstand in de bezwaarfase.
18. De conclusie van het voorgaande is dat het beroep gegrond is. Het bestreden besluit zal wegens strijd met artikel 7:12 van de Awb worden vernietigd.
19. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 644,- uitgaande van een zaak van gemiddelde zwaarte en twee proceshandelingen. Het verzoek om veroordeling in de kosten van Verhagen, voorzover deze zijn gemaakt in het kader van onderhavige procedure, is niet toewijsbaar bij gebreke van enige vorm van onderbouwing.
20. Verweerder zal zich bij het nieuw te nemen besluit op bezwaar ook moeten uitlaten over vergoeding van de kosten van rechtsbijstand in de bezwaarfase en de daarmee samenhangende kosten van Verhagen, zoals onderbouwd met de factuur van 6 april 2004.
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt het bestreden besluit;
draagt verweerder op een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
bepaalt dat de gemeente Schouwen-Duiveland aan eiser het door hem betaalde griffierecht van € 136,- (honderdenzesendertig euro) vergoedt;
veroordeelt verweerder in de kosten van deze procedure, aan de zijde van eiser begroot op
€ 644,- (zeshonderdenvierenveertig euro), te betalen door de gemeente Schouwen-Duiveland aan eiser.
Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op door mr. G.H. Nomes, in tegenwoordigheid van mr. H.D. Sebel / M.D. Bezemer-Kralt, griffier.
Tegen deze uitspraak kan een belanghebbende hoger beroep instellen.
Het instellen van het hoger beroep geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA ’s Gravenhage, binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak.