RECHTBANK MIDDELBURG
sector bestuursrecht
enkelvoudige kamer
____________________________________________________
UITSPRAAK
____________________________________________________
Inzake: [eiseres], wonende te [woonplaats], eiseres,
gemachtigde: mr. A. P. Cornelissen, advocaat te Middelharnis,
tegen: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Reimerswaal, verweerder.
Eiseres heeft op 3 april 2003 bij verweerder een aanvraag ingediend voor een bouwvergunning voor de bouw van een mestopslagloods op het perceel, kadastraal bekend als [kadastrale gegevens], gelegen aan de [adres] te [woonplaats].
Verweerder heeft bij besluit van 7 januari 2004 geweigerd om deze vergunning te verlenen waarbij tevens is aangegeven dat ook geen vrijstelling op grond van artikel 19, eerste lid, van de Wet op de ruimtelijke ordening (WRO) wordt verleend.
Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 9 augustus 2004 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit (het bestreden besluit) heeft eiseres beroep ingesteld bij de rechtbank.
Het beroep is op 3 februari 2005 behandeld ter zitting. Eiseres is verschenen bij haar gemachtigde en [naam]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde M. Butijn.
1. Eiseres heeft een intensieve veehouderij met bijna 8.000 m² stalruimte waarin vleeskuikens worden gehouden.
2. Het bouwplan van eiseres ziet op de realisering van een mestopslagloods op gronden waar ingevolge het geldende bestemmingsplan “Buitengebied” de bestemming “Agrarische Doeleinden” op rust. Dit bouwplan is, naar ook niet in geschil is, in strijd met het bestemmingsplan omdat de mestopslagloods is gesitueerd buiten het bouwblok.
3. Ingevolge artikel 19, eerste lid, van de WRO – voor zover hier van belang – kan de gemeenteraad ten behoeve van de verwezenlijking van een project onder voorwaarden vrijstelling verlenen van het geldende bestemmingsplan.
4. Verweerder heeft geweigerd medewerking te verlenen aan een vrijstellingsprocedure op grond van artikel 19, eerste lid, van de WRO. Verweerder heeft daarbij overwogen dat door de realisering van de mestopslagloods een vergroting van het bouwvlak alsmede een uitbreiding van het aantal vierkante meters intensieve veehouderij betekent. Vergroting van het bouwvlak is niet wenselijk omdat het huidige bouwvlak al circa 0.3 ha groter is dan de in het bestemmingsplan “Buitengebied” gangbare bouwblokken van 1 ha. Uitbreiding van het aantal vierkante meters intensieve veehouderij is gezien de voorgeschiedenis niet gewenst. Zo is in januari 2003 ter legalisering van onder andere een ruimere kippenstal medewerking verleend aan uitbreiding van de toegestane vierkante meters intensieve veehouderij van ± 5800 m² naar bijna 8000 m². Voorts is in het bestemmingsplan “Buitengebied” het perceel [adres] expliciet uitgesloten om via een binnenplanse vrijstellingsprocedure – onder voorwaarden – gebruik te kunnen maken van een uitbreiding van 10% van de bestaande intensieve veehouderij.
5. Eiseres heeft aangevoerd dat het bestreden besluit niet deugdelijk is gemotiveerd. In dat kader is gesteld dat verweerder ten onrechte veronderstelt dat de bedrijfsoppervlakte voor intensieve veehouderij door de bouw van de mestopslagloods wordt verhoogd. Volgens eiseres volgt uit de voorschriften van het bestemmingsplan zelf dat de oppervlakte van vloeren, bedoeld voor de opslag van mest, niet tot de bedrijfsvloeroppervlakte wordt gerekend. Krachtens het bepaalde in artikel 1, lid 26 van de planvoorschriften worden de vloeren van mestopslagruimten niet onder het begrip “bedrijfsvloeroppervlakte” geschaard, aldus eiseres. Eiseres heeft voorts aangevoerd dat onvoldoende is gemotiveerd waarom de noodzaak om te voldoen aan de milieuregelgeving geen dringende reden zou vormen om vrijstelling te verlenen. Volgens eiseres is zij met het oog op de inwerkingtreding van het Besluit opslagcapaciteit dierlijke meststoffen verplicht om op het eigen bedrijf een mestopslagcapaciteit van voldoende omvang te hebben. Dat is de dringende reden om de mestopslagloods te bouwen en dus ook om vrijstelling van het bestemmingsplan te verlenen. Voort heeft eiseres aangevoerd dat verweerder in het bestreden besluit geen aandacht heeft besteed aan haar stelling dat de weigering van de vergunning haaks staat op het ruimtelijk beleid van de gemeente en de provincie om de mestopslag op het eigen bedrijf plaats te laten vinden.
6. De rechtbank overweegt het volgende.
7. In artikel 1, lid 26, van de Bestemmingsplanvoorschriften is de bedrijfsvloeroppervlakte gedefinieerd als de gezamenlijke oppervlakte van vloeren die kunnen of worden gebruikt voor bedrijfsactiviteiten, waaronder niet begrepen mestopslagruimten zoals mestkelders en verharde oppervlakten zoals toegangswegen, reinigingsplaatsen en erfverhardingen.
8. Met eiseres is de rechtbank van oordeel dat uit bovenstaande omschrijving volgt dat een mestopslagloods niet onder het begrip bedrijfsvloeroppervlakte valt. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat de in de begripsomschrijving als voorbeeld genoemde mestkelder een mestopslagloods niet uit sluit. Dit betekent naar het oordeel van de rechtbank dat verweerder niet op juiste gronden heeft gesteld dat de bedrijfsvloeroppervlakte voor intensieve veehouderij door de bouw van de mestopslagloods wordt verhoogd. In die zin is het bestreden besluit niet deugdelijk gemotiveerd.
9. Voorts is de rechtbank met eiseres van oordeel dat verweerder in het bestreden besluit ten onrechte geen aandacht heeft besteed aan hetgeen door eiseres in de bezwaarfase naar voren is gebracht met betrekking tot het ruimtelijk beleid van de gemeente en de provincie op grond waarvan mestopslag op het eigen perceel dient plaats te vinden. Op dit onderdeel ontbreekt in het bestreden besluit een motivering.
10. Uit het bestreden besluit blijkt dat verweerder zijn weigering om vrijstelling te verlenen ook heeft gemotiveerd door verwijzing naar het ontbreken van een binnenplanse bevoegdheid om vrijstelling te verlenen voor uitbreiding van 10% van de bestaande intensieve veehouderij, zoals vermeld in artikel 2, lid 8 onder e, van de planvoorschriften. Naar het oordeel van de rechtbank is ook deze motivering niet deugdelijk aangezien het ontbreken van een binnenplanse vrijstellingsbevoegdheid onvoldoende redengevend is voor een afwijzing van een verzoek om toepassing te geven aan artikel 19, eerste lid, van de WRO. Daar komt nog bij dat genoemde bevoegdheid betrekking heeft op een vrijstelling voor het toestaan van een grotere bedrijfsvloeroppervlakte waarover hiervoor onder 9 is overwogen dat door de bouw van een mestopslagloods het bedrijfsvloeroppervlakte niet wordt verhoogd.
11. Met betrekking tot de stelling van eiseres dat toekomstige milieuregelgeving met betrekking tot de opslag van mest dringende redenen zijn om de mestopslagloods te bouwen overweegt de rechtbank het volgende.
12. Aan de orde is een geschil inzake een besluit waarbij verweerder heeft geweigerd op grond van artikel 19, eerste lid, van de WRO vrijstelling te verlenen van het geldende bestemmingsplan. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat ook de gestelde dringende redenen dienen te worden getoetst aan het bestemmingsplan.
13. Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat het bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd. Het beroep is daarom gegrond en het bestreden dient te worden vernietigd wegens strijd met artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
14. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder met toepassing van artikel 8:75 van de Awb te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met deze procedure heeft moeten maken. Met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht stelt de rechtbank die kosten vast op € 644,-, uitgaande van een zaak van gemiddelde zwaarte en twee proceshandelingen.
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt het bestreden besluit;
draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak.
bepaalt dat gemeente Reimerswaal aan eiseres het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 136 (honderdzesendertig euro) vergoedt;
veroordeelt verweerder in de kosten van deze procedure, aan de zijde van eiseres begroot op
€ 644,- (zeshonderdvierenveertig euro), te betalen door gemeente Reimerswaal aan eiseres.
Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 16 maart 2005 door mr. G.H. Nomes, in tegenwoordigheid van W.J. Steenbergen, griffier.
Tegen deze uitspraak kan een belanghebbende hoger beroep instellen.
Het instellen van het hoger beroep geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage, binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak.
Nota bene:
In deze uitspraak is het beroep (deels) gegrond verklaard en is het bestreden besluit vernietigd.
Als de rechtbank daarbij gronden van uw beroep uitdrukkelijk heeft verworpen en u wilt daarin niet berusten, moet daartegen binnen bovengenoemde termijn hoger beroep worden ingesteld.