RECHTBANK MIDDELBURG
Sector strafrecht
meervoudige kamer
Parketnummer: 12/000240-04
Datum uitspraak: 29 maart 2005
------------------------------------------------
Datum inverzekeringstelling: 15 november 2004
Datum voorlopige hechtenis: 18 november 2004
Schorsing voorlopige hechtenis: 14 januari 2005
------------------------------------------------
van de rechtbank Middelburg, meervoudige kamer voor strafzaken, in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres + woonplaats],
ter terechtzitting verschenen.
Als raadsman van de verdachte is ter terechtzitting verschenen mr. E.G.M. Smit, advocaat te Middelburg.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
15 maart 2005.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. G. Oosterveld en van hetgeen door en/of namens de verdachte naar voren is gebracht.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte terzake van het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, met de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht.
Zij vordert voorts toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] tot een bedrag van € 6.235,14, en -in combinatie daarmee- oplegging van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht tot een bedrag van € 6.235,14 subsidiair hechtenis voor de duur van 60 dagen.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting kenbaar gemaakt dat het openbaar ministerie voornemens is een vordering ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel, als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, tegen de verdachte aanhangig te maken.
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging luidt als volgt.
Aan verdachte wordt tenlastegelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 01 oktober 2003 tot en met 30 november 2004
te Middelburg en/of Vlissingen en/of Heinkenszand en/of Oost Souburg en/of
Kruiningen en/of Yerseke en/of een of meer andere plaatsen in het
arrondissement Middelburg, in elk geval in Nederland, heeft deelgenomen aan
een organisatie, te weten een samenwerkingsverband van hem, verdachte en/of
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of
[medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] en/of een of meer andere
personen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven,
namelijk:
- het opzettelijk al dan niet in de uitoefening van een beroep of bedrijf
telen/bereiden/bewerken/verwerken/verkopen/afleveren/verstrekken/vervoeren
van hennep, zijnde een middel van lijst II behorende bij de Opiumwet en/of
- diefstal van stroom/elektriciteit;
zulks terwijl hij, verdachte, leider en/of bestuurder van die organisatie
was.
art 140 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 oktober
2003 tot en met 30 november 2004 te Middelburg (op het /de adres(sen)
[adressen])
en/of te Hoedekenskerke (op het adres [adres]) en/of te Goes (op het/de
adres(sen) [adressen]) en/of te Ovezande
(op het adres [adres]) en/of te Vlissingen (op het/de adres(sen) [adressen]) en/of te
Krabbendijke (op het adres [adres]) en/of te Yerseke (op het
adres [adres]) en/of elders in het arrondissement Middelburg, in elk geval
in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, al
dan niet in de uitoefening van een beroep of bedrijf, meermalen, althans
eenmaal, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt
en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval
meermalen, althans eenmaal, opzettelijk aanwezig heeft gehad (telkens) een
(groot) aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een
of meer hoeveelhe(i)d(en) van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende
hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende
lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die
wet;
art 3 ahf/ond B Opiumwet
art 3 ahf/ond C Opiumwet
3.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 oktober
2003 tot en met 30 november 2004 te Middelburg (op het/de adres(sen)
[adressen]) en/of te
Krabbendijke (op het adres [adres]) en/of te Yerseke (op het
adres [adres]) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (meermalen) heeft
weggenomen (telkens) een/of meer hoeveelhe(i)d(en) stroom/elektriciteit, in
elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij], in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich (telkens) de toegang tot de
plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen
stroom/electriciteit (telkens) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht
door middel van braak en/of verbreking;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 15 november 2004 te Oost-Souburg, gemeente Vlissingen,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een wapen
van categorie III, te weten een gaspistool (Mayer & Sohne, model G8),
voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder feit 3 is tenlastegelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Niet gebleken is dat verdachte betrokken is geweest bij het op illegale wijze aftappen van stroom.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 4 tenlastegelegde heeft begaan met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 01 januari 2004 tot en met 15 november 2004 op plaatsen in het arrondissement Middelburg, heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een samenwerkingsverband van hem, verdachte en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5], welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk:
- het opzettelijk telen/bewerken van hennep, zijnde een middel van lijst II behorende bij de Opiumwet en
- diefstal van stroom/elektriciteit
2.
hij op tijdstippen in de periode van 01 januari 2004 tot en met 15 november 2004 te Middelburg (op de adressen [adressen]), tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, opzettelijk heeft geteeld en bewerkt een groot aantal hennepplanten en delen daarvan, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
4.
hij op 15 november 2004 te Oost-Souburg, gemeente Vlissingen, een wapen van categorie III, te weten een gaspistool (Mayer & Sohne, model G8), voorhanden heeft gehad.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier bewezen is verklaard, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit vonnis gehechte bijlage worden opgenomen.
Door de verdediging is aangevoerd dat er geen sprake is van een criminele organisatie, waarin verdachte deelnemer was of zelfs leiderschap had. De rechtbank verwerpt dit verweer ten dele.
Uit de processtukken valt af te leiden dat gedurende lange tijd en op grote schaal op zolders of vrije kamers in woningen van mensen die veelal in een financieel moeilijke positie verkeerden hennepkwekerijen werden gebouwd. Door aan hen, de locatiehouders, een deel van de opbrengst in het vooruitzicht te stellen, hun (achterstallige) huur te betalen of (behoudens in gevallen waar de stroom werd afgetapt) te beloven dat hun energierekening zou worden betaald, werden zij bewogen tot de afgifte van hun huissleutel. Met de huissleutel ging een van de verdachten, nadat de hennepkwekerij was ingericht, het huis binnen om de planten te verzorgen en te controleren of de installaties goed werkten.
De verdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] waren in het begin alleen actief. In een later stadium kwam de broer van [medeverdachte 3], [medeverdachte 2], erbij. Door hen werden gezamenlijk afspraken gemaakt met de locatiehouders en werden de taken verdeeld, betreffende de bouw en de verzorging van de kwekerij. De locatiehouders werd in het vooruitzicht gesteld dat de energierekening achteraf zou worden betaald, wanneer zij, bij eventuele ontdekking van de kwekerij door de politie, geen namen zouden noemen.
[verdachte] leverde hand- en spandiensten bij de bouw en later, toen het aantal kweeklocaties toenam, verzorgde hij in sommige gevallen ook de planten.
Met het starten van de kwekerij op de [adres] in Middelburg en de [adres] te Krabbendijke hebben de verdachten [medeverdachte 5] en [medeverdachte 4] ook aan de criminele organisatie deel genomen. Alhoewel zij niet van alle activiteiten van de anderen op de hoogte waren, wisten [medeverdachte 5] en [medeverdachte 4] wel dat zij zich bezig hielden met het telen en bewerken van hennep. De beide [medeverdachten 4 + 5] hebben hun aandeel geleverd door financiële middelen te verschaffen, potten en potgrond te leveren, hun aanhangwagen beschikbaar te stellen en de anderen te machtigen op hun rekening bouwmaterialen aan te schaffen ten behoeve van de bouw van de kwekerijen. Bij de bouw van een aantal hennepkwekerijen is een stroomkabel buiten de meter om aangelegd, zodat elektriciteit werd gebruikt zonder dat deze geregistreerd en daardoor ook niet betaald werd.
Gelet op het bovenstaande en op het duurzame en gestructureerde karakter van de samenwerking is de rechtbank van oordeel dat verdachte heeft deel genomen aan een criminele organisatie, die het opzetten en onderhouden van hennepkwekerijen beoogde. De taken en werkzaamheden werden in onderling overleg verdeeld. Gelet op die taakverdeling en op het aandeel van elk van de deelnemers kan niet worden afgeleid dat één van hen leider van de organisatie was. Niet van belang is dat bij de uitvoering van de misdrijven in wisselende samenstelling werd gewerkt. Ieder maakte op zijn manier deel uit van het geheel en wist dat ook.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
De rechtbank is met de raadsman van oordeel dat er sprake is van meerdaadse samenloop en zij zal toepassing geven aan artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2 en 4 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
1. Deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
2. Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, eerste lid, aanhef en onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
4. Handelen in strijd met artikel 26 eerste lid van de Wet wapens en munitie.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Motivering van de op te leggen sancties
Bij het bepalen van de op te leggen straffen heeft de rechtbank rekening gehouden met het volgende:
- de ernst van de feiten en de omstandigheden, waaronder deze zijn begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Voor wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden, waaronder deze zijn begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan deelneming aan een criminele organisatie en aan grootschalige hennepteelt. De rechtbank overweegt dat het verdachte meer dan duidelijk moest zijn dat het telen van hennep ontoelaatbaar is. Juist door de illegaliteit van het telen van hennep zijn grote financiële winsten te behalen. Het gebruik van hennep vormt, door het toenemende THC-gehalte, een gevaar voor de gezondheid van de gebruikers en het leidt door het verslavende karakter van het gebruik tot veel criminaliteit en overlast.
Niet is gebleken dat bij de bewezenverklaarde feiten wapens zijn gebruikt. Echter, bij verdachte in zijn woning is een vuurwapen aangetroffen hetgeen een potentieel gevaar vormt.
Voor wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister d.d. 23 november 2004;
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport d.d. 28 januari 2005 van de Stichting Reclassering Nederland, Ressort Den Haag, unit Middelburg.
Blijkens het documentatiergister is verdachte niet eerder voor strafbare feiten veroordeeld.
Op grond van het bovenstaande acht de rechtbank een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Vordering tot schadevergoeding
Uit de beslissing die terzake van het onder feit 3 tenlastegelegde wordt genomen volgt dat de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij], tot vergoeding van de tengevolge van dat feit geleden schade niet-ontvankelijk moet worden verklaard en deze slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij dient te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte heeft moeten maken in verband met de verdediging tegen die vordering.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 47, 57 en 140 van het Wetboek van Strafrecht, op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en op de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
De rechtbank beslist als volgt.
Zij verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 3 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Zij verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 4 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven heeft begaan.
Zij verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders ten laste is gelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Zij bepaalt dat het onder 1, 2 en 4 bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Zij verklaart de verdachte te dier zake strafbaar.
Zij veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden.
Zij beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht bij de uitvoering van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Zij bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 1 (een) maand, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders mocht worden gelast.
Zij stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Zij bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien:
- de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
- de veroordeelde na te melden bijzondere voorwaarde niet naleeft:
De veroordeelde dient zich gedurende de proeftijd te gedragen naar de aanwijzingen die
hem zullen worden gegeven door Reclassering Nederland, unit Middelburg, zolang deze
instelling dit noodzakelijk oordeelt.
Zij verstrekt aan genoemde instelling opdracht om aan de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van de genoemde bijzondere voorwaarde.
Zij legt aan de verdachte op een taakstraf, te weten:
een werkstraf voor de duur van 240 (tweehonderd en veertig uren, met bevel dat indien de veroordeelde deze taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 (eenhonderd en twintig) dagen/maanden.
Zij verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij], [adres + woonplaats] niet ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij deze slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Zij heft het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte op, zulks met onmiddellijke ingang.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. R.J.G. Lameijer, voorzitter,
mrs. F.C.J.E. van Hemert-Meeuwis en E.J. Govaers, rechters,
in tegenwoordigheid van A.S. Heberlein-Guiran als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 maart 2005.
Mr. Govaers is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.