ECLI:NL:RBMID:2005:AT3176

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
15 februari 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04/582
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de standplaatsvergunning en de motivering van beperkingen op basis van politieadvies

In deze zaak heeft de Rechtbank Middelburg op 15 februari 2005 uitspraak gedaan in een geschil over een standplaatsvergunning. Eiser had een aanvraag ingediend voor een vergunning om frites, snacks en broodjes te verkopen vanuit een kiosk op het Luitje te Zierikzee. De gemeente Schouwen-Duiveland verleende een vergunning, maar beperkte de openingstijden en het assortiment op basis van een politieadvies dat waarschuwde voor mogelijke overlast door hangjongeren. Eiser was het niet eens met deze beperkingen en heeft beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft de zaak behandeld op 6 januari 2005, waarbij eiser in persoon verscheen en de gemeente werd vertegenwoordigd door een gemachtigde. De rechtbank overwoog dat het politieadvies onvoldoende onderbouwing bood voor de opgelegde beperkingen. De rechtbank stelde vast dat er geen overtuigend bewijs was dat de openingstijden en het assortiment daadwerkelijk zouden leiden tot overlast. Bovendien was de motivering voor de wijziging van de openingstijd van 7.00 uur naar 8.00 uur niet voldoende onderbouwd.

Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat het bestreden besluit niet deugdelijk was gemotiveerd en verklaarde het beroep gegrond. De rechtbank vernietigde het besluit van de gemeente en droeg hen op om een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak. Tevens werd de gemeente verplicht om het griffierecht aan eiser te vergoeden. Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering bij het opleggen van beperkingen aan vergunningen, vooral wanneer deze zijn gebaseerd op externe adviezen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
sector bestuursrecht
enkelvoudige kamer
________________________________________________
UITSPRAAK
____________________________________________________
Reg.nr.: Awb 04/582
Inzake: [eiser], wonende te [woonplaats], eiser,
tegen: het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Schouwen-Duiveland, verweerder.
I. Procesverloop.
Bij besluit van 5 februari 2004 heeft verweerder aan eiser vergunning verleend voor het innemen van een standplaats met een kiosk op het Luitje te Zierikzee voor de periode van 1 mei tot 1 oktober 2004, dagelijks van 8.00 uur tot 20.00 uur.
Eiser heeft tegen laatstgenoemd besluit bezwaar gemaakt.
Verweerder heeft dit bezwaar bij besluit van 29 juli 2004 ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft eiser beroep ingesteld bij de rechtbank.
Het beroep is op 6 januari 2005 behandeld ter zitting. Eiser is daar in persoon verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde M.J. van den Berge.
II. Overwegingen.
1. Artikel 5.2.3, eerste lid, van de Apv bepaalt:
Het is verboden zonder vergunning van het college op of aan de weg of aan een openbaar water dan wel op een andere – al dan niet met enige beperking – voor publiek toegankelijke en in de open lucht gelegen plaats:
a. met een voertuig, een kraam, een tafel of enig ander middel een standplaats in te nemen of te hebben teneinde in de uitoefening van de handel goederen te koop aan te bieden, dan wel diensten aan te bieden;
b. anderszins goederen uit te stallen of uitgestald te hebben om deze te koop aan te bieden, te verkopen of te verstrekken aan publiek.
Ingevolge het zesde lid van dit artikel kan een vergunning als bedoeld in het eerste lid worden geweigerd:
a. in het belang van de openbare orde;
b. in het belang van het voorkomen of beperken van overlast;
c. in het belang van de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving;
d. in het belang van de verkeersvrijheid of –veiligheid;
e. wanneer als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel der gemeente redelijkerwijs te verwachten is dat door het verlenen van de vergunning een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt;
f. vanwege de strijd met een geldend bestemmingsplan.
2. Eiser heeft bij verweerder een aanvraag ingediend voor een standplaatsvergunning voor de verkoop van frites, snacks en broodjes op de locatie het Luitje voor het jaar 2004, dagelijks van 7.00 uur tot 22.00 uur. Verweerder heeft naar aanleiding van deze aanvraag vergunning verleend voor de verkoop van ‘bake-off’producten (broodjes), snoep, ijs en limonades vanuit een kiosk voor de periode van 1 mei tot 1 oktober 2004, dagelijks van 8.00 uur tot 20.00 uur.
3. Voorafgaande aan het besluit op de aanvraag heeft verweerder een openbare voorbereidingsprocedure gevolgd. In verband met de in dit kader ingediende zienswijzen, waarin werd gewezen op het risico van hangjongeren, heeft verweerder advies ingewonnen bij de politie. Op grond van een advies van 12 januari 2004 van S.W.H. van Tol, inspecteur van de Politie Zeeland (hierna: het advies) heeft verweerder – ter voorkoming van eventuele overlast door hangjongeren – besloten de openingstijden en het assortiment te beperken. Verweerder stelt zich in het bestreden besluit op het standpunt dat deze beperkingen voldoende waarborgen bieden tegen de door omwonenden geschetste overlast.
4. Eiser kan zich hiermee niet mee verenigen. Hij heeft onder meer gesteld dat nergens uit blijkt dat de overlast door hangjongeren door de beoogde voorziening weer zou terugkeren.
5. De rechtbank overweegt als volgt.
6. Uit het advies blijkt dat de politie in de periode 1999-2001 geconfronteerd is met vele meldingen van overlast door jongeren op het Luitje. In dat verband vermeldt het advies onder meer het volgende: Hoewel [eiser] heeft aangegeven in de kiosk op dit moment geen frites en snacks te gaan verkopen kan een kiosk op deze locatie wel een aantrekkingskracht op de jongeren hebben. Het voornemen is om de kiosk geopend te houden tussen 07.00 en 22.00 uur zodat in de avonduren een aantrekkelijke levendigheid ontstaat. Daarbij dient rekening te worden gehouden met het feit dat het praathuisje en het muurtje vele jaren een geliefde plaats is geweest voor overlast veroorzakende hangjongeren. Niet uitgesloten moet worden dat hierdoor de overlast voor de buurtbewoners weer terugkeert.
7. Dat een sluitingstijd van 20.00 uur en een beperking van het assortiment de in het advies vermelde overlast eventueel zullen beperken, kan naar het oordeel van de rechtbank niet uit het rapport worden afgeleid. Verweerder heeft dit naar het oordeel van de rechtbank ook anderszins niet aannemelijk gemaakt.
8. Daarnaast wordt door verweerder niet gemotiveerd om welke reden – ter beperking van welke overlast - de openingstijd is verlaat van 7.00 uur naar 8.00 uur. Deze beperking kan naar het oordeel van de rechtbank in ieder geval niet worden gemotiveerd met een verwijzing naar de verwachte overlast door hangjongeren, aangezien de rechtbank het niet aannemelijk acht dat deze overlast zich zo vroeg in de morgen al zal voordoen.
9. Gezien voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het bestreden besluit niet deugdelijk is gemotiveerd. Het beroep is gegrond en het bestreden besluit zal vanwege strijd met artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht worden vernietigd.
III. Uitspraak.
De Rechtbank Middelburg
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt het bestreden besluit;
draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
bepaalt dat de gemeente Schouwen-Duiveland aan eiser het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 273 (tweehonderddrieënzeventig euro) vergoedt.
Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op door mr. G.H. Nomes, in tegenwoordigheid van mr. H.D. Sebel, griffier.
Tegen deze uitspraak kan een belanghebbende hoger beroep instellen.
Het instellen van het hoger beroep geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage, binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak.
Nota bene:
In deze uitspraak is het beroep (deels) gegrond verklaard en is het bestreden besluit vernietigd.
Als de rechtbank daarbij gronden van uw beroep uitdrukkelijk heeft verworpen en u wilt daarin niet berusten, moet daartegen binnen bovengenoemde termijn hoger beroep worden ingesteld.