RECHTBANK MIDDELBURG
sector bestuursrecht
enkelvoudige kamer
____________________________________________________
UITSPRAAK
____________________________________________________
Inzake: de Vereniging van woonschepen en woonarken Kortgene, gevestigd te Kortgene, eiseres,
gemachtigde: mr. L.P.F. Warnier, werkzaam bij EMC te Prinsenbeek,
tegen: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noord-beveland, verweerder.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit op bezwaar van verweerder.
Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld tegen een op bezwaar genomen besluit van 14 mei 2004 van verweerder ( het bestreden besluit).
Het beroep is op 13 december 2004 behandeld ter zitting. Eiseres is daar vertegenwoordigd door haar [voorzitter], die werd bijgestaan door bovengenoemde gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde mr. B. Melis, werkzaam bij de gemeente Noord-Beveland, die werd bijgestaan door mr. B.P.M. van Ravels, advocaat te Breda.
1.Eiseres heeft statutair ten doel het behartigen van de belangen van eigenaren en gebruikers van woonboten en woonarken in de voormalige Landbouwhaven van Kortgene.
2. Bij besluit van 17 februari 1999 heeft verweerder eiseres meegedeeld dat de ligplaats die de gemeente Noord-Beveland verhuurt, niet object- maar persoonsgebonden is en dat aan eventuele nieuwe eigenaren van de in de Landbouwhaven liggende woonschepen geen ligplaats zal worden verhuurd.
3. Bij brief van 24 december 2001 heeft eiseres verweerder verzocht om vergoeding van schade die is ontstaan door het besluit van 17 februari 1999. Bij besluit van 19 april 2002 heeft verweerder dit verzoek afgewezen. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt en bij het bestreden besluit is dat bezwaar ongegrond verklaard, onder afwijzing van het verzoek om vergoeding van de proceskosten in bezwaar.
4. In geschil is het antwoord op de vraag of het besluit van 17 februari 1999 de door eiseres gestelde schade heeft veroorzaakt.
5. Verweerder heeft gesteld dat er geen causaal verband is tussen de gestelde schade en het besluit van 17 februari 1999. Voor zover wel sprake is van een causaal verband, wordt betwist dat genoemd besluit onrechtmatig is.
6. Eiseres is van mening dat de schade het gevolg is van het besluit van 17 februari 1999. Volgens eiseres kunnen de woonboten van haar leden nu niet meer worden verkocht met de zekerheid dat de nieuwe eigenaar over een ligplaats zal beschikken. De boten zijn hierdoor onverkoopbaar en vrijwel waardeloos geworden. De schade die hiervan het gevolg is, moet door verweerder worden vergoed. Verder heeft eiseres vergoeding geclaimd van de kosten die zijn gemaakt voor juridische bijstand in de bezwaarfase.
7. De rechtbank overweegt als volgt.
8. Namens eiseres is bij brief van 10 juni 2003 beroep ingesteld tegen het uitblijven van een beslissing op haar bezwaarschrift. Nu verweerder alsnog het bestreden besluit heeft genomen, moet worden aangenomen dat eiseres bij een behandeling van dit beroep geen belang meer heeft. Het beroep tegen het uitblijven van een besluit op bezwaar zal niet-ontvankelijk worden verklaard.
9. Ten tijde van het besluit van 17 februari 1999 had de landbouwhaven in Kortgene een dubbele functie, te weten de algemene functie van laad- en loshaven voor landbouwvaartuigen ten behoeve van een agrarische coöperatieve vereniging enerzijds en de bijzondere functie van ligplaats voor woonboten anderzijds. Bepalend voor dit bijzondere gebruik van de landbouwhaven was de bereidheid van de rechthebbende op de haven om het innemen van een ligplaats toe te staan. Rechthebbenden waren - tot juli 2000 - de vennootschap onder firma “Stad Kortjeen” als eigenaar en verweerders gemeente als erfpachtgerechtigde. Aan te nemen valt dat het dankzij beider bereidheid was dat de woonboten in de landbouwhaven een ligplaats mochten innemen. Voor een ligplaats was wel vergunning vereist, hetgeen verband hield met het openbare karakter van de haven. Die openbaarheid ontleende de landbouwhaven aan het algemene gebruik dat van de betreffende wateren moest kunnen worden gemaakt als vaarwater naar en van de gebouwen van genoemde coöperatie.
10. Toen de landbouwhaven, als gevolg van diverse ontwikkelingen, niet meer als laad- en loshaven, c.q. algemeen vaarwater als beschreven, fungeerde, werd openbaarheid niet meer nodig geacht. De raad van de gemeente Noord-Beveland heeft de haven daarom bij besluit van 30 september 1999 aan de openbaarheid onttrokken. Met dat besluit, dat op 5 oktober 2000 in werking is getreden, is het vergunningvereiste vervallen.
11. Op 7 juli 2000 is de zeggenschap over de haven gewijzigd door verkoop van het erfpachtrecht over de landbouwhaven door verweerder aan Korteweg vastgoed Ontwikkeling BV.. Deze heeft dat recht weer doorverkocht aan Delta Marina B.V. waarna op 9 juli 2000 de volle eigendom van en daarmee de zeggenschap over de landbouwhaven aan Delta Marina B.V. is overgedragen. Dit bedrijf bleek niet bereid om voortzetting van het bijzondere gebruik als ligplaats toe te staan.
12. Gelet op het voorgaande staat vast dat door de overgang van zeggenschap over de landbouwhaven naar Delta Marina B.V. aan de functie van ligplaats voor woonboten in de landbouwhaven een einde is gekomen. Naar het oordeel van de rechtbank is de schade die dit voor de leden van eiseres met zich mee heeft gebracht, het directe gevolg van genoemde overgang van zeggenschap en niet van het besluit van 17 februari 1999. Zoals door deze rechtbank al in een uitspraak van 4 september 2002 (kenmerk 01/626) is overwogen, is de schade aldus aan te merken als het rechtstreekse gevolg van een louter privaatrechtelijke aangelegenheid. Het is de burgerlijke rechter die over de namens eiseres gestelde schade zal dienen te oordelen.
13. Het bestreden besluit berust derhalve op goede gronden en dient in stand te blijven. Het beroep is ongegrond.
verklaart het beroep, voor zover het gericht is tegen het uitblijven van een besluit op bezwaar, niet-ontvankelijk;
verklaart het beroep voor het overige ongegrond.
Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op door mr. G.H.Nomes, in tegenwoordigheid van mr.M.K.Mol - Enklaar, griffier.
Tegen deze uitspraak kan een belanghebbende hoger beroep instellen.
Het instellen van het hoger beroep geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage, binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak.