ECLI:NL:RBMID:2005:AS8605

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
15 februari 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04/587
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijking van beleid bij standplaatsvergunning in Zierikzee

In deze zaak heeft de Rechtbank Middelburg op 15 februari 2005 uitspraak gedaan in een geschil tussen eisers, wonende te Zierikzee, en het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Schouwen-Duiveland. Eisers hebben beroep ingesteld tegen een besluit van 7 juli 2004, waarbij verweerder een standplaatsvergunning heeft verleend aan vergunninghouder voor de verkoop van frites, snacks en broodjes op een locatie in Zierikzee. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 6 januari 2005, waarbij eisers werden bijgestaan door hun gemachtigde, mr. H.C.S. van Dop, en verweerder werd vertegenwoordigd door M.J. van den Berge.

De rechtbank overweegt dat de vergunninghouder een aanvraag heeft ingediend voor een standplaatsvergunning, die door verweerder is verleend, ondanks het feit dat de locatie als cultuurmonument is aangemerkt. Eisers hebben aangevoerd dat het positieve advies van de Monumenten- en Welstandscommissie en de geschiktheid van het ontwerp voor de herinrichting onvoldoende redenen zijn om af te wijken van het geldende beleid, dat het innemen van een standplaats nabij monumenten verbiedt. De rechtbank concludeert dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een afwijking van het beleid rechtvaardigen.

De rechtbank vernietigt het bestreden besluit, omdat het in strijd is met de wet. De rechtbank oordeelt dat het enkele bestaan van een positief advies van de Monumenten- en Welstandscommissie en de stelling dat het ontwerp past binnen de herinrichting onvoldoende zijn om de vergunning te rechtvaardigen. De rechtbank draagt verweerder op om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak en veroordeelt de gemeente Schouwen-Duiveland in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 644,-. Tevens wordt het door eisers betaalde griffierecht van € 136 vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
sector bestuursrecht
enkelvoudige kamer
____________________________________________________
UITSPRAAK
____________________________________________________
Reg.nr.: Awb 04/587
Inzake: [eisers], wonende te Zierikzee, eisers,
gemachtigde: mr. H.C.S. van Dop, werkzaam bij Algemene Rechtsbijstand Verzekeringsmaatschappij NV te Leusden,
tegen: het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Schouwen-Duiveland, verweerder.
I. Procesverloop.
Eisers hebben beroep ingesteld tegen een op bezwaar genomen besluit van 7 juli 2004 van verweerder (het bestreden besluit).
Het beroep is op 6 januari 2005 behandeld ter zitting. Eiseres [naam eiseres] is daar in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde M.J. van den Berge. Als derde-belanghebbende is vergunninghouder verschenen.
II. Overwegingen.
1. Vergunninghouder heeft bij verweerder een aanvraag ingediend voor een standplaatsvergunning voor de verkoop van frites, snacks en broodjes op de locatie [locatie] in Zierikzee voor het jaar 2004, dagelijks van 7.00 uur tot 22.00 uur.
2. Verweerder heeft naar aanleiding van deze aanvraag vergunning verleend voor de verkoop van ‘bake-off’producten (broodjes), snoep, ijs en limonades vanuit een kiosk op [locatie] in Zierikzee voor de periode van 1 mei tot 1 oktober 2004, dagelijks van 8.00 uur tot 20.00 uur. Het bezwaar van eisers tegen dit besluit is met het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. De locatie Nieuwe Haven, waar [locatie] deel van uitmaakt, is als cultuurmonument in het kader van beschermd stadsgezicht in het geldende bestemmingsplan opgenomen. Eisers wonen in de zeer directe omgeving van [locatie].
4. Voorafgaand aan het besluit op de aanvraag is op 22 oktober 2003 door de Monumenten- en Welstandscommissie een positief advies uitgebracht over het ontwerp van de kiosk van vergunninghouder. Verweerder heeft voorts naar aanleiding van ingediende zienswijzen, waarin onder meer werd gewezen op het risico van hangjongeren, advies ingewonnen bij de politie. Op grond van een advies van 12 januari 2004 van S.W.H. van Tol, inspecteur van de Politie Zeeland (hierna: politie-advies) heeft verweerder – ter voorkoming van eventuele overlast door hangjongeren – besloten de openingstijden en het assortiment te beperken.
5. Verweerder heeft gesteld dat, nu het door vergunninghouder ingediende ontwerp door de Monumenten- en Welstandscommissie akkoord is bevonden, het belang van de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving niet in geding is. Verweerder acht daarmee zodanig bijzondere omstandigheden aanwezig dat afwijking van het beleid, zoals verwoord in het Vent- en standplaatsenbeleid, dat nabij monumenten(panden) en stedenbouwkundige ensembles standplaatsvergunning wordt geweigerd, gerechtvaardigd is. Verweerder heeft ook nog gesteld dat het ontwerp past binnen de komende herinrichting. Verweerder stelt zich in het bestreden besluit op het standpunt dat beperking van openingstijden en assortiment voldoende waarborgen bieden tegen de door eisers geschetste overlast. De ter plaatse aanwezige parkeerdruk acht verweerder vooralsnog niet in geding nu de kiosk geen parkeerplaatsen zal gaan innemen. Voorts is de verwachting van verweerder dat de kiosk slechts in beperkte mate verandering zal brengen in het verkeersbeeld. Daarnaast zal door de komende herinrichting de verkeersveiligheid aanzienlijk verbeteren; de overgangsfase is slechts een tijdelijke.
6. Eisers hebben onder meer aangevoerd dat een positief monumenten- en welstandsadvies in de vorm van een zogeheten stempeladvies, noch het feit dat de voorziening passend is binnen de komende herinrichtingsplannen van de Nieuwe Haven, een rechtvaardigingsgrond is om af te wijken van het geldende beleid. Er is geen bijzondere noodzaak dat vergunninghouder juist op [locatie] een standplaats moet innemen. Voorts is gesteld dat niet duidelijk is waar verweerder zijn stelling, dat de overlast voldoende kan worden beteugeld door beperking van het assortiment en een sluitingstijd van 20.00 uur, op baseert. Daarnaast heeft verweerder het politie-advies onjuist geïnterpreteerd door ervan uit te gaan dat de overlast alleen in de avonduren werd ervaren. Voorts is aangevoerd dat verweerder iets anders heeft vergund dan is aangevraagd. Wanneer verweerder meent dat hetgeen wordt aangevraagd niet verantwoord is om te vergunnen, dient hij de aanvraag af te wijzen. Het innemen van een standplaats op [locatie] heeft volgens eisers ook nadelige effecten op het parkeren, de verkeersveiligheid en de doorstroming van het verkeer. Daarnaast nemen de luifel van de kiosk en de wachtende klanten parkeerruimte in.
7. De rechtbank overweegt als volgt.
8. Artikel 5.2.3, eerste lid, van de Apv bepaalt:
Het is verboden zonder vergunning van het college op of aan de weg of aan een openbaar water dan wel op een andere – al dan niet met enige beperking – voor publiek toegankelijke en in de open lucht gelegen plaats:
a. met een voertuig, een kraam, een tafel of enig ander middel een standplaats in te nemen of te hebben teneinde in de uitoefening van de handel goederen te koop aan te bieden, dan wel diensten aan te bieden;
b. anderszins goederen uit te stallen of uitgestald te hebben om deze te koop aan te bieden, te verkopen of te verstrekken aan publiek.
Ingevolge het zesde lid van dit artikel kan een vergunning als bedoeld in het eerste lid worden geweigerd:
a. in het belang van de openbare orde;
b. in het belang van het voorkomen of beperken van overlast;
c. in het belang van de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving;
d. in het belang van de verkeersvrijheid of –veiligheid;
e. wanneer als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel der gemeente redelijkerwijs te verwachten is dat door het verlenen van de vergunning een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt;
f. vanwege de strijd met een geldend bestemmingsplan.
Dit artikellid wordt blijkens de notitie ‘Vent- en standplaatsenbeleid gemeente Schouwen-Duiveland’ door verweerder aldus toegepast dat geen vergunning wordt verleend voor het innemen van een standplaats of een ventvergunning nabij monumenten(panden) en stedenbouwkundige ensembles.
9. Niet in geschil is dat verweerder in afwijking van genoemd beleid vergunning heeft verleend. In artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat het bestuursorgaan handelt overeenkomstig de beleidsregel tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. Naar het oordeel van de rechtbank is van bijzondere omstandigheden niet gebleken. Het enkele bestaan van een ontwerp waarover een positief stempeladvies van de Monumenten- en Welstandscommissie is uitgebracht en de stelling dat het ontwerp in een komende herinrichting zou passen, zijn daartoe onvoldoende redengevend. Er was aldus, ook gegeven het standpunt van vergunninghouder dat een andere locatie voor hem op zichzelf bespreekbaar zou zijn, onvoldoende grond om in afwijking van het beleid vergunning te verlenen.
10. De conclusie is dat het bestreden besluit in rechte geen stand kan houden. Het beroep is gegrond en het bestreden besluit zal worden vernietigd.
11. Gelet op het voorgaande worden de overige beroepsgronden buiten beschouwing gelaten.
12. Het verzoek van eisers om verweerder op grond van artikel 8:75, eerste lid van de Awb te veroordelen in de kosten van de bezwaarprocedure, wordt afgewezen. Verweerder zal zich hierover in het nieuw te nemen besluit op bezwaar opnieuw dienen uit te laten.
13. In het voorgaande ziet de rechtbank wel aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten van eisers gemaakt in beroep tot een bedrag van € 644,-, uitgaande van een zaak van gemiddelde zwaarte en van twee proceshandelingen.
III. Uitspraak.
De Rechtbank Middelburg
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt het bestreden besluit;
draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
bepaalt dat de gemeente Schouwen-Duiveland aan eisers het door hen betaalde griffierecht ten bedrage van € 136 (honderdzesendertig euro) vergoedt;
veroordeelt verweerder in de kosten van deze procedure, aan de zijde van eisers begroot op
€ 644,- (zeshonderdvierenveertig euro), te betalen door de gemeente Schouwen-Duiveland aan eisers.
Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 15 februari 2005
door mr. G.H. Nomes, in tegenwoordigheid van mr. H.D. Sebel, griffier.
Tegen deze uitspraak kan een belanghebbende hoger beroep instellen.
Het instellen van het hoger beroep geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage, binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak.