ECLI:NL:RBMID:2005:AS7304

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
12 januari 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04/430
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluitvorming omtrent ongedekte fte en rechtsgevolgen in ambtenarenrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Middelburg op 12 januari 2005 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. J.A. Platteeuw, en de minister van Verkeer en Waterstaat, vertegenwoordigd door mr. E.J. de Lange-Bekker. Eiseres had beroep ingesteld tegen een op bezwaar genomen besluit van 17 mei 2004, waarin haar bezwaar tegen de mededeling dat haar functie een 'ongedekte fte' betreft, kennelijk niet-ontvankelijk was verklaard. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 1 november 2004, waarbij eiseres in persoon aanwezig was en bijgestaan door haar gemachtigde. De vertegenwoordiger van de verweerder was ook aanwezig, samen met twee medewerkers van Rijkswaterstaat Zeeland.

De rechtbank heeft overwogen dat de mededeling van de verweerder van 25 maart 2004, waarin werd aangegeven dat de functie van eiseres als gevolg van geldgebrek een 'ongedekte fte' betreft, niet op rechtsgevolg is gericht. De rechtbank concludeert dat de rechtspositie van eiseres niet is gewijzigd door deze mededeling, en dat er geen sprake is van een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiseres had aangevoerd dat de mededeling wel degelijk rechtsgevolgen met zich meebracht, omdat zij in de toekomst als herplaatsingskandidaat zou kunnen worden aangemerkt. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat dit niet als een rechtsgevolg kan worden aangemerkt, en dat het bezwaar van eiseres op goede gronden kennelijk niet-ontvankelijk is verklaard.

De rechtbank heeft uiteindelijk het beroep ongegrond verklaard, en het bestreden besluit van de minister van Verkeer en Waterstaat in stand gelaten. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 12 januari 2005 door mr. G.H. Nomes, in tegenwoordigheid van mr. M.K. Mol - Enklaar, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
sector bestuursrecht
enkelvoudige kamer
____________________________________________________
UITSPRAAK
____________________________________________________
Reg.nr.: Awb 04/430
Inzake: [eiseres], wonende te [woonplaats], eiseres,
gemachtigde: mr. J.A. Platteeuw, advocaat te Middelburg,
tegen: de minister van Verkeer en Waterstaat, verweerder,
gemachtigde: mr. E.J. de Lange-Bekker, advocaat in dienstbetrekking bij verweerder.
I. Procesverloop.
Namens eiseres is beroep ingesteld tegen een op bezwaar genomen besluit van 17 mei 2004 van verweerder (het bestreden besluit).
Het beroep is op 1 november 2004 behandeld ter zitting. Eiseres is daar in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en door P.A. Bieleveld en S.J. de Groot, beiden werkzaam bij Rijkswaterstaat Zeeland.
II. Overwegingen.
1. Verweerder heeft bij brief van 25 maart 2004 aan eiseres meegedeeld dat als gevolg van geldgebrek de door haar bezette formatieplaats van medewerker beleidsondersteuning/specialist een zogenaamde “ongedekte fte” betreft. Het bezwaar van eiseres hiertegen is bij het bestreden besluit kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
2. Tussen partijen is in geschil of de mededeling bij brief van 25 maart 2004 op rechtsgevolg is gericht.
3. Verweerder heeft aangevoerd dat het gaat om een mededeling van feitelijke aard. Het gevolg van de aanwijzing als “ongedekte fte” is dat de functie in de toekomst komt te vervallen. Er is geen direct treffend, actueel belang, want de rechtspositie van eiseres is door de mededeling niet veranderd. Dit wordt pas anders als zij in de toekomst als herplaatsingskandidaat wordt aangewezen. Bij gebreke van rechtsgevolg is er geen sprake van een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het is volgens verweerder ook geen met een besluit gelijk te stellen handeling in de zin van artikel 8:1, tweede lid, van de Awb. Verweerder heeft ter zitting verklaard dat het aanwijzen als herplaatsingskandidaat, zo het zich laat aanzien, in het kader van de “ongedekte fte”-kwestie niet meer zal gebeuren. In die zin zijn de gevolgen van de ongedekt verklaring anders geworden.
4. Eiseres heeft gesteld dat het rechtsgevolg van de aanwijzing als “ongedekte fte” is dat zij te zijner tijd als herplaatsingskandidaat zal worden aangemerkt. Gelet op dit rechtsgevolg is sprake van een besluit in de zin van de Awb waartegen bezwaar open staat.
5. De rechtbank overweegt het volgende.
6. Artikel 1:3, eerste lid, van de Awb luidt:
Onder besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. Uit de toelichting bij het artikel blijkt dat met het begrip rechtshandeling een handeling gericht op rechtsgevolg wordt bedoeld.
7. Naar het oordeel van de rechtbank is de rechtspositie van eiseres als gevolg van de mededeling van 25 maart 2004 niet gewijzigd. Het eventueel te zijner tijd aanwijzen als herplaatsingskandidaat kan niet als rechtsgevolg worden aangemerkt. Er is derhalve geen sprake van een besluit in de zin van de Awb.
8. De conclusie is dat verweerder het bezwaar van eiseres op goede gronden kennelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het bestreden besluit houdt in rechte stand en het beroep zal ongegrond worden verklaard.
III. Uitspraak.
De Rechtbank Middelburg
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 12 januari 2005 door mr. G.H. Nomes, in tegenwoordigheid van mr. M.K. Mol - Enklaar, griffier.
Tegen deze uitspraak kan een belanghebbende hoger beroep instellen.
Het instellen van het hoger beroep geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage, binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak.