ECLI:NL:RBMID:2004:AS8219

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
17 november 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
12/000282-02
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deelneming aan een criminele organisatie en handel in verdovende middelen

In deze zaak heeft de Rechtbank Middelburg op 17 november 2004 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van deelname aan een criminele organisatie en het handelen in verdovende middelen. De verdachte was betrokken bij een organisatie die vreemdelingen hielp bij hun illegale verblijf in Nederland. Hij speelde een faciliterende rol door het huren van boten en het organiseren van de overtocht naar Engeland. Daarnaast was hij betrokken bij de uitvoer van handelshoeveelheden hasjiesj en hennep van Nederland naar Engeland. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met anderen, opzettelijk handelde in strijd met de Opiumwet en dat hij uit winstbejag handelde. De rechtbank achtte de verklaringen van medeverdachten betrouwbaar en verwierp het verweer van de verdachte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een belangrijke rol speelde binnen de organisatie, hoewel hij niet als leidinggevende werd beschouwd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek van voorarrest, en heeft de tijd in voorlopige hechtenis in mindering gebracht op de opgelegde straf. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, maar ook met het feit dat hij geen eerdere veroordelingen had voor soortgelijke feiten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
sector strafrecht
meervoudige kamer
Parketnummer: 12/000282-02
Datum uitspraak: 17 november 2004
Tegenspraak
------------------------------------------------
Datum inverzekeringstelling: 28 januari 2003
Datum voorlopige hechtenis: 31 januari 2003
Schorsing voorlopige hechtenis: 22 januari 2004
------------------------------------------------
V O N N I S
van de rechtbank Middelburg, meervoudige kamer voor strafzaken, in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres]
ter terechtzitting verschenen.
Als raadsman van de verdachte is ter terechtzitting verschenen mr. A.S. van der Biezen, advocaat te ‘s-Hertogenbosch.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 4 november 2004.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. R.C.P. Rammeloo en van hetgeen door en/of namens de verdachte naar voren is gebracht. De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van het onder 1, 2 primair en 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van voorarrest.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, zoals ter terechtzitting d.d. 17 juli 2003 op vordering van de officier van justitie gewijzigd.
De tekst van de (gewijzigde) tenlastelegging luidt als volgt.
Aan verdachte wordt tenlastegelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2001 tot en met 28 januari 2003,
in de gemeente(n) Vlissingen en/of Rijswijk en/of Middelburg en/of Velsen, en/of Hoorn en/of Cromstrijen en/of Hellevoetsluis en/of Goedereede, in elk geval (elders) in Nederland, en/of in België en/of in Frankrijk en/of in
Engeland, althans in elk geval in het buitenland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
heeft deelgenomen aan een criminele organisatie die bestond uit verdachte en/of [medeverdachte] en/of [medepleger 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medepleger 2] en/of [medepleger 3] en/of een persoon genaamd [medepleger 4] en/of een persoon genaamd [medeverdachte 3]
en/of een persoon genaamd [medepleger 5] en/of een of meer andere perso(o)n(en) en/of een of meer rechtsperso(o)n(en), welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten
- het - uit beroep of gewoonte - (telkens) een of meer perso(o)n(en) uit winstbejag behulpzaam zijn bij het zich verschaffen van toegang tot of verblijven in Nederland of enige staat welke gehouden is mede ten behoeve van Nederland grenscontrole uit te oefenen en die perso(o)n(en) daartoe uit winstbejag gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft terwijl die
organisatie wist of ernstige redenen had te vermoeden dat de toegang of dat verblijf wederrechtelijk was, en/of het voorbereiden van deze misdrijven,
en/of
- het opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen van een of meer
(een) (handels)hoeveelhe(i)d(en) van een of meer middelen vermeld op lijst
II van de Opiumwet, en/of
- het opzettelijk - uit beroep of gewoonte - verkopen en/of het afleveren
en/of het bewerken en/of het verwerken en/of het bereiden en/of het
verstrekken en/of het bereiden en/of het aanwezig hebben van een of meer
middelen vermeld op lijst II van de Opiumwet, en/of
- het opzettelijk - uit beroep of gewoonte - telen en/of bereiden en/of
bewerken en/of verwerken van een of meer middelen vermeld op de bij de
Opiumwet behorende lijst II, en/of
- het doen plegen en/of de uitlokking van en/of de medeplichtigheid aan een of
meer van de hierboven omschreven misdrijven,
zijnde hij, verdachte, (mede)oprichter en/of bestuurder en/of leidinggevende
binnen die organisatie geweest, althans heeft hij binnen die organisatie een
leidinggevende rol gespeeld;
(hfdstk 8)
art 140 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 april 2001 tot en met 28 januari 2003, in elk geval in de periode van 1 januari 2002 tot en met 28 januari 2003, in de gemeente(n) Vlissingen en/of Rijswijk, in elk geval (elders) in
Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft/hebben gebracht, een of meer (grote) (handels)hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van
hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hashish), en/of een of meer (grote) (handels)hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende hennep, zijnde hashish en/of hennep (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet
behorende lijst II, althans in elk geval (een) (handels)hoeveelhe(i)d(en) van (een) middel(en) als bedoeld in artikel lid 1 onder d van de Opiumwet en opgenomen in de bij die wet behorende lijst II; (hfdstk 1, 4, 5)
art 3 lid 1 ahf/ond A Opiumwet
art 11 lid 4 Opiumwet
en voor zover terzake het onder 2 telastgelegde een veroordeling niet mocht kunnen volgen, terzake dat
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 april 2001 tot en met 28 januari 2003, in elk geval in de periode van 1 januari 2002 tot en met 28 januari 2003, in de gemeente Vlissingen en/of Rijswijk, in elk geval (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft vervoerd en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt, althans opzettelijk aanwezig heeft gehad, een of meer (grote) (handels)hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen
andere substanties zijn toegevoegd (hashish), en/of een of meer (grote) (handels)hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende hennep, zijnde hashish en/of hennep (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende
lijst II, althans in elk geval (een) (handels)hoeveelhe(i)d(en) van (een) middel(en) als bedoeld in artikel lid 1 onder d van de Opiumwet en opgenomen in de bij die wet behorende lijst II;
art 3 lid 1 ahf/ond B Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 april 2001 tot en met 28 januari 2003, in elk geval in de periode van 1 januari 2002 tot en met 28 januari 2003, in de gemeente(n) Vlissingen en/of Velsen een/of Amsterdam en/of Rijswijk, in elk geval (elders) in Nederland, en/of in België en/of in Frankrijk, althans in elk geval in het buitenland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, 8, althans een of meer perso(o)n(en) (van Birmaanse en/of Indische nationaliteit, althans van Aziatische komaf), en/of 11, althans een of meer
andere perso(o)n(en) (van Indische en/of Bengaalse nationaliteit, althans van Indische en/of Bengaalse komaf), en/of een of meer andere perso(o)n(en) (van een buitenlandse nationaliteit/komaf), in elk geval een aantal perso(o)n(en) uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of verblijven in Nederland of enige staat welke gehouden is mede ten behoeve van Nederland grenscontrole uit te oefenen en/of hem/hen daartoe uit winstbejag gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft/hebben verschaft terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist/wisten of ernstige redenen had/hadden te vermoeden dat die toegang of dat verblijf wederrechtelijk was, immers heeft/hebben is/zijn verdachte en/of zijn mededader(s),
- een of meer bo(o)t(en) gehuurd en/of laten huren (o.a. door [medepleger 2])
voor de overtocht met die (illegale) perso(o)n(en) vanuit Nederland of enige
staat welke gehouden is mede ten behoeve van Nederland grenscontrole uit te
oefenen naar Engeland, althans naar het buitenland, en/of
- met (gehuurde) bo(o)t(en) gevaren en/of laten varen, naar een haven
in Nederland en/of in België, alwaar die illegale perso(o)n(en) aan boord
van die bo(o)t(en) konden komen, en/of
- die (illegale) perso(o)n(en) (met een auto en/of met de trein) gebracht
en/of laten brengen/vervoeren naar de onderneming van verdachte (gevestigd
aan de [adres]) en/of die perso(o)n(en) aldaar onderdak
verschaft, althans laten verschaffen, tot aan de (boot)tocht naar Engeland,
en/of
- die personen vervoerd en/of laten vervoeren en/of begeleid, althans laten
begeleiden naar die bo(o)t(en) (o.a. de Seawitch en/of de Pim en/of de
Zeemeeuw), althans naar een of meer bo(o)t(en) en/of vervolgens die
(illegale) personen plaats laten nemen op/in die bo(o)t(en) en/of
(vervolgens) met die bo(o)t(en) (door verdachte en/of [medepleger 7] en/of
[medepleger 3] en/of [medepleger 1] en/of [medepleger 2], althans een of meer
mededader(s)) buiten de territoriale wateren van Nederland
of enige staat welke gehouden is mede ten behoeve van Nederland
grenscontrole uit te oefenen, althans in de richting van Engeland, in elk
geval naar het buitenland, gevaren en/of laten varen,
- (telefonisch) (een) gesprek(ken) gevoerd en/of (telefonisch)
aanwijzingen/berichten (door)gegeven met/aan een of meer medeverdachte(n)
over het transport van die (illegale) perso(o)n(en) vanuit Nederland naar
het buitenland,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) daarvan een beroep of gewoonte
maakte(n); (Hfdstk 1, 2, 5)
art 197a lid 3 Wetboek van Strafrecht
art 197a lid 1 Wetboek van Strafrecht
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 primair en 3 tenlastegelegde heeft begaan met dien verstande dat:
1.
hij op tijdstippen in de periode van 1 januari 2001 tot en met 28 januari 2003, in Nederland, enin België en in Frankrijk en in
Engeland, heeft deelgenomen aan een criminele organisatie die bestond uit verdachte en [medeverdachte] en [medepleger 1] en [medeverdachte 2] en [medepleger 2] en [medepleger 3] en een persoon genaamd [medepleger 4] en een persoon genaamd [medeverdachte 3] en een persoon genaamd [medepleger 5] en andere personen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten
- het telkens personen uit winstbejag behulpzaam zijn bij het verblijven in Nederland terwijl die organisatie wist dat dat verblijf wederrechtelijk was, en
- het opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen van handelshoeveelheden van middelen vermeld op lijst II van de Opiumwet, en
- het opzettelijk - uit beroep of gewoonte - verkopen en het afleveren van middelen vermeld op lijst II van de Opiumwet, en;
2.
hij op tijdstippen in de periode van 1 april 2001 tot en met 28 januari 2003 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, handelshoeveelheden van een materiaal bevattende een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hashish), en handelshoeveelheden van een materiaal bevattende hennep, zijnde hashish en hennep telkens een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
3.
hij op tijdstippen in de periode van 1 april 2001 tot en met 28 januari 2003, in Nederland, en in België en in Frankrijk, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, personen (van een buitenlandse nationaliteit), uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het verblijven in Nederland terwijl hij, verdachte, en zijn mededaders wisten dat dat verblijf wederrechtelijk was, immers is/zijn
- een boot gehuurd (o.a. door [medepleger 2]) voor de overtocht met die illegale personen vanuit Nederland naar Engeland
en
- met die gehuurde boot gevaren naar een haven in Nederland, alwaar die illegale personen aan boord van die boot konden komen, en
- die personen onderdak verschaft, tot aan de boottocht naar Engeland,
en
- die personen vervoerd naar die boot (de Pim), en vervolgens die illegale personen plaats laten nemen op die boot en vervolgens met die boot door [medepleger 1] en [medepleger 2], buiten de territoriale wateren van Nederland in de richting van Engeland, gevaren en
- (telefonisch) gesprekken gevoerd en (telefonisch) aanwijzingen/berichten (door)gegeven met/aan een of meer medeverdachte(n) over het transport van die illegale personen vanuit Nederland naar het buitenland,
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier bewezen is verklaard, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsmiddelverweer
De raadsman van verdachte heeft betoogd dat de door getuigen [medeverdachte 3] en [medepleger 2] afgelegde verklaringen niet voor het bewijs mogen worden gebezigd, aangezien zij onbetrouwbare getuigen zijn.
De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
De verklaringen van [medeverdachte 3] en [medepleger 2], die onafhankelijk van elkaar zijn opgenomen, komen in grote lijnen met elkaar overeen. De verklaringen worden ondersteund door andere bewijsmiddelen in het dossier. Voorts hebben zij niet alleen belastend over verdachte verklaard, maar hebben zij met deze verklaringen ook zichzelf belast. Gelet op bovenstaande acht de rechtbank de verklaringen betrouwbaar. Zij verwerpt derhalve het verweer.
Bewijsoverweging
Voorts heeft de raadsman van verdachte bij wijze van verweer opgeworpen dat vrijspraak zou dienen te volgen voor alle feiten nu deze niet wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. Hij heeft daartoe onder andere aangevoerd dat er geen sprake is van “illegalen” in de zin van artikel 197a van het Wetboek van Strafrecht. Voorts is niet van enig winstbejag gebleken.
De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Het is mogelijk dat onder de gesmokkelde personen ook vreemdelingen zijn die nog in afwachting zijn van een beslissing op hun verzoek om een verblijfstitel in Nederland dan wel die na afwijzing van een dergelijk verzoek Nederland nog niet hoeven te verlaten. In de onderhavige zaak kan slechts ten aanzien van een aantal gesmokkelde personen worden vastgesteld dat zij onrechtmatig in Nederland hebben verbleven. Dit blijkt uit een brief van het Ministerie van Justitie, Immigratie- en Naturalisatiedienst, die in het dossier is gevoegd. Ten aanzien van die personen acht de rechtbank het onder feit 3 tenlastegelegde bewezen.
Voor het vaststellen van winstbejag is het niet nodig objectieve verrijking aan te tonen. Het gaat om het vaststellen van de bedoeling van verdachte. Deze bedoeling kan afgeleid worden uit objectieve omstandigheden. Niet is gebleken dat bij deze mensensmokkel bij wie dan ook van de verdachten andere motieven hebben gespeeld dan louter geldelijk gewin. Het is een feit van algemene bekendheid dat er flinke winst wordt gemaakt met de smokkel van illegale personen. De rechtbank is derhalve van oordeel dat verdachte heeft gehandeld uit winstbejag.
Bewijsvoering
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit vonnis gehechte bijlage worden opgenomen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
De raadsman heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van het onder 3 aan verdachte tenlastegelegde, nu dit niet strafbaar is gesteld in artikel 197a van het Wetboek van Strafrecht dan wel enig ander wetsartikel. Dit verweer zou naar het oordeel van de rechtbank als het slaagt tot ontslag van alle rechtsvervolging moeten leiden, zodat het hier wordt besproken.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat hij uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het aan illegale vreemdelingen verschaffen van toegang tot of het verblijven in Nederland of enige staat welke gehouden is mede ten behoeve van Nederland grenscontrole uit te oefenen, hetgeen strafbaar is gesteld in artikel 197a van het Wetboek van Strafrecht. Onder dit laatste begrip dienen in ieder geval de zogenaamde Schengenlanden te worden verstaan. Mogelijk dienen daaronder ook de andere landen van de Europese Unie te worden begrepen, omdat zij een gezamenlijke buitengrens hebben ten aanzien van personenverkeer. Aangezien Groot-Brittanië geen Schengenland is en ook geen gezamenlijke buitengrens met Nederland heeft kan Engeland/Groot-Brittanië niet worden bestempeld als een staat welke gehouden is mede ten behoeve van Nederland grenscontrole uit te oefenen. Derhalve is verdachte hiervan vrijgesproken.
Deze partiële vrijspraak laat onverlet de mogelijkheid van vervolging van verdachte wegens het binnen Nederland medeplegen van mensensmokkel betrekking hebbend op het verblijf van illegalen in Nederland. De rechtbank is van oordeel dat verdachte behulpzaam is geweest bij het verblijf in Nederland van illegale personen, nu verdachte middels zijn gedragingen het verblijf van deze personen heeft bevorderd. Het doet daarvoor niet ter zake of de desbetreffende personen naar een ander Schengenland worden vervoerd of daarbuiten.
Ook overigens is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2 primair en 3 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
1: Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
2 primair: Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, eerste lid, aanhef en onder A, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
3: Een ander uit winstbejag behulpzaam zijn bij het verblijven in Nederland, terwijl hij weet dat dat verblijf wederrechtelijk is, terwijl het feit in vereniging wordt begaan door meerdere personen, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Motivering van de op te leggen sanctie
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden, waaronder deze zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Voor wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden, waaronder deze zijn begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft deel uitgemaakt van een organisatie die vreemdelingen behulpzaam is geweest bij hun verblijf in Nederland, terwijl zij geen geldige verblijfstitel voor Nederland hadden. Verdachte was hiervan op de hoogte. Zijn rol bestond in het bijzonder uit het werven van schippers die de vreemdelingen naar Engeland vervoerden, alsmede het organiseren van (verder) vervoer vanuit Nederland naar Engeland. Op een gehuurde boot, te weten de Pim, werden meer vreemdelingen vervoerd dan waarvoor reddingsmateriaal aanwezig was, waardoor levensgevaarlijke situaties ontstonden. Het is deze boot geweest die ook daadwerkelijk in nood is geraakt. Door alert optreden van de Engelse Kustwacht is een ramp voorkomen.
Verdachte bediende zich van leden van de organisatie die zorg droegen voor onder meer het huren van boten, het storten van geldbedragen ten behoeve van de huur van die boten, het incasseren van die geldbedragen en het maken van de overtocht met die vreemdelingen. Verdachte ontplooide hierbij voornamelijk op afstand de initiatieven waarnaar de andere deelnemers zich richtten en waarbij zij de risico’s liepen.
Door op de hiervoor omschreven wijze mee te werken aan illegaal verblijf van personen hier te lande heeft verdachte het belang dat de openbare orde heeft bij uitblijven van dergelijke medewerking geschonden.
Verdachte heeft met zijn mededaders ernstig misbruik gemaakt van de penibele situatie waarin de te smokkelen personen die veelal voor hun reis naar Engeland veel geld moeten betalen, zich bevonden. Niet is gebleken dat bij verdachte andere motieven hebben gespeeld dan louter geldelijk gewin. Het handelen uit winstbejag vergroot het risico dat de belangen van de illegale vreemdelingen - in het bijzonder die op menswaardige behandeling - ondergeschikt worden gemaakt aan het belang bij winst.
Voorts hebben verdachte en zijn mededaders zich eveneens in georganiseerd verband diverse malen schuldig gemaakt aan de uitvoer van handelshoeveelheden hashish of hennep van Nederland naar Engeland. Verdachte heeft daarbij een wezenlijke rol gespeeld in die zin dat hij in belangrijke mate verantwoordelijk is geweest voor het leveren van de hennep die naar Engeland werd uitgevoerd. Hij heeft zich daarbij laten leiden door de forse winsten die met dergelijke activiteiten gepaard gaan.
Verdachte heeft zich, door zich in te laten met de handel in verdovende middelen, niet bekommerd om de gevolgen voor de volksgezondheid. Niet zelden vormt de handel in verdovende middelen de aanleiding tot ernstige vormen van criminaliteit.
Hoewel de rechtbank niet bewezen acht dat verdachte binnen de criminele organisatie een leidinggevende rol heeft gespeeld, heeft hij daarbinnen wel een zeer belangrijke
- faciliterende - sleutelrol vervuld.
Voor wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister d.d. 4 februari 2003;
- het over de verdachte uitgebrachte vroeghulprapport d.d. 3 februari 2003 van de Stichting Reclassering Nederland, Ressort Den Haag, unit Middelburg;
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport d.d. 8 april 2003 van de Stichting Reclassering Nederland, Ressort Den Haag, unit Den Haag.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging in het voordeel van verdachte rekening met de omstandigheid dat verdachte blijkens bovengenoemd uittreksel uit het documentatieregister niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Verdachte heeft steeds ontkend aan de onderhavige criminele organisatie, mensensmokkel en internationale handel in softdrugs te hebben deelgenomen. Met deze proceshouding heeft de rechtbank in het nadeel van verdachte rekening gehouden, omdat daaruit blijkt dat verdachte enerzijds de laakbaarheid van zijn handelen niet wenst in te zien en anderzijds geen verantwoording wil nemen voor zijn daden.
Op grond van het bovenstaande acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 57, 140 en 197a van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.
DE BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt.
Zij verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 primair en 3 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven heeft begaan.
Zij verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders ten laste is gelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Zij bepaalt dat het onder 1, 2 primair en 3 bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Zij verklaart de verdachte te dier zake strafbaar.
Zij veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden.
Zij beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Zij heft het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte op met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. R.J.G. Lameijer, voorzitter, mrs. D.C. van Reekum en F.C.J.E. van Hemert-Meeuwis, rechters, in tegenwoordigheid van A.P.M. Philipsen als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 november 2004.