ECLI:NL:RBMID:2004:AS7858

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
9 november 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04/254
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de medische geschiktheid van eiseres voor arbeid in het kader van de WAO

In deze zaak heeft de Rechtbank Middelburg op 9 november 2004 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. C. Bijlsma, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van 30 juli 2003 waarin haar werd meegedeeld dat zij per 17 augustus 2003 geen recht had op een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). De verzekeringsarts had vastgesteld dat eiseres geschikt was voor arbeid, maar met beperkingen. Eiseres betwistte deze beoordeling en stelde dat haar lichamelijke en psychische klachten haar werkvermogen belemmerden.

De rechtbank heeft de medische beoordeling van de bezwaarverzekeringsarts kritisch bekeken. Eiseres had onder andere rugklachten en psychische klachten die haar functioneren beïnvloedden. De rechtbank oordeelde dat de bezwaarverzekeringsarts onvoldoende gewicht had toegekend aan de informatie van de behandelend psychiater, die aangaf dat eiseres in een depressieve toestand verkeerde en dat haar klachten ernstiger waren dan eerder vastgesteld. De rechtbank concludeerde dat het bestreden besluit niet zorgvuldig was voorbereid en dat de medische beperkingen van eiseres niet correct waren vastgesteld.

De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die op € 644,- werden vastgesteld. Eiseres kreeg ook het door haar betaalde griffierecht van € 31,- vergoed. Deze uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige medische beoordelingen in het kader van arbeidsongeschiktheidsverzekeringen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
sector bestuursrecht
enkelvoudige kamer
____________________________________________________
UITSPRAAK
____________________________________________________
Reg.nr.: Awb 04/254
Inzake: [eiseres], wonende te [woonplaats], eiseres,
gemachtigde: mr. C. Bijlsma, werkzaam bij het Bureau Rechtshulp Zeeland te Middelburg,
tegen: de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder.
I. Procesverloop.
Bij besluit van 30 juli 2003 heeft verweerder eiseres meegedeeld dat zij per 17 augustus 2003 geen recht heeft op een uitkering in het kader van de Wet op de arbeidsongeschiktheids-verzekering (WAO), omdat zij voor minder dan 15% arbeidsongeschikt wordt geacht.
Hiertegen heeft eiseres bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 5 maart 2004 (het bestreden besluit) heeft verweerder dit bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft eiseres beroep ingesteld bij de rechtbank.
Het beroep is op 4 oktober 2003 behandeld ter zitting. Eiseres is daar in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde H.M. Bellaart.
II. Overwegingen.
1. Eiseres werkte sinds 11 maart 2002 gedurende 17,5 uur per week als telefoniste/ receptioniste bij een dienstverlenende instelling. Op 19 augustus 2002 is zij in verband met gezondheidsklachten uitgevallen.
2. Tussen partijen is in geschil of het bestreden besluit op goede gronden is genomen waarbij vooral ter beoordeling is of de medische beperkingen van eiseres op juiste gronden zijn vastgesteld.
3. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiseres per 17 augustus 2003 geen recht heeft op uitkering, omdat zij met in achtneming van de medische beperkingen, geschikt is voor haar eigen werk.
4. Eiseres heeft gesteld dat haar lichamelijke en psychische klachten werken in de weg staan. Zij is uitgevallen voor haar werk ten gevolge van toenemende rugklachten, maar daarnaast heeft eiseres onder andere buik-, knie- en schildklierklachten. Van de medicijnen wordt zij futloos. Haar psychische klachten uiten zich in moeheid en depressiviteit. Eiseres heeft de uitkomst van de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) op een aantal items betwist. Eiseres acht zich zelf meer beperkt voor de items buigen, duwen/trekken, tillen/dragen, lopen, traplopen, staan, geknield/gehurkt actief zijn en gebogen/getordeerd actief zijn. Daarnaast is eiseres van mening dat verweerder door het ontbreken van een goede beschrijving van haar functie, niet heeft kunnen oordelen dat eiseres daarvoor geschikt is.
5. De rechtbank gaat van het volgende uit.
6. Het bestreden besluit is voor wat betreft de medische beoordeling gegrond op rapportages van een verzekeringsarts en een bezwaarverzekeringsarts.
7. De verzekeringsarts heeft eiseres onderzocht en kennisgenomen van de klachten van eiseres. Mede op grond van reeds in het dossier aanwezige informatie heeft de verzekeringsarts de Kritische FML opgesteld. Eiseres is geschikt voor arbeid maar daarbij zijn beperkingen vastgesteld aan:
- fysieke omgevingseisen: koude, tocht en trillingsbelasting;
- dynamische handelingen: buigen (tijdens het werk), torderen, duwen/trekken, tillen/dragen, lichte voorwerpen en zware lasten hanteren tijdens het werk, lopen (tijdens het werk), traplopen en klimmen;
- statische houdingen: zitten (tijdens het werk), staan (tijdens het werk), geknield of gehurkt actief zijn, gebogen en/of getordeerd actief zijn, boven schouderhoogte actief zijn en afwisseling van houding;
- werktijden: niet ’s avonds en ’s nachts werken, niet meer dan 4 uur per dag werken en gemiddeld 20 uur per week werken.
Ten aanzien van de psychische belastbaarheid zijn geen beperkingen vastgesteld.
8. De bezwaarverzekeringsarts heeft naar aanleiding van in de bezwaarfase naar voren gebrachte psychische klachten, informatie opgevraagd bij de behandelend psychiater. Uit informatie blijkt dat eiseres in de periode van 18 juli 2001 tot en met 16 september 2002 in verband met een chronische aanpassingsstoornis met depressieve stemming en ontwijkende trekken in de persoonlijkheidsontwikkeling, poliklinisch is begeleid. De behandeling heeft met ingang van 10 november 2003 tot in ieder geval 9 februari 2004 een vervolg gekregen. Volgens de psychiater heeft er zich een wijziging in de psychische problematiek voorgedaan in de zin dat het depressieve beeld zich heeft verdiept, zodat gesproken kan worden van een depressie in engere zin. Uit de informatie blijkt ook dat eiseres zowel lichamelijk als psychisch uitgeput is.
9. De bezwaarverzekeringsarts heeft de informatie van de psychiater bij zijn beoordeling betrokken. Hij heeft daarnaast dossierstudie verricht en eiseres zelf onderzocht.
Volgens de bezwaarverzekeringsarts heeft de verzekeringsarts voldoende aandacht besteed aan de beperkingen van eiseres, de psychische gesteldheid en haar lichamelijke gezondheidstoestand. De psychiatrische vervolgbehandeling per 10 november 2003 is als een medische ontwikkeling na de gedingdatum aangemerkt. De bezwaarverzekeringsarts heeft geconcludeerd dat er geen medische argumenten zijn om af te wijken van het oordeel van de verzekeringsarts.
10. De rechtbank overweegt het volgende.
11. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de bezwaarverzekeringsarts onvoldoende gewicht toegekend aan de informatie van de psychiater. Gelet op de aard van de aandoening en het betrekkelijk korte tijdsverloop tussen de datum in geding (17 augustus 2003) en de datum hervatting van een reeds langdurige psychiatrische behandeling (10 november 2003) kan het standpunt van de bezwaarverzekeringsarts dat niet aannemelijk is geworden dat de medische toestand al ten tijde van de datum in geding aanwezig was, niet voor juist worden gehouden. Dit betekent dat de medische beperkingen van eiseres niet op juiste wijze zijn vast gesteld.
12. De conclusie is dat het bestreden besluit niet op zorgvuldige wijze is voorbereid. Het beroep zal wegens strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht gegrond worden verklaard. Het arbeidskundige aspect van het geschil kan onbesproken blijven, nu aannemelijk is dat de beperkingen van eiseres anders vastgesteld zullen worden dan in eerste instantie is gebeurd.
13. In het voorgaande ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 644,-, uitgaande van een zaak van gemiddelde zwaarte en van twee proceshandelingen.
III. Uitspraak.
De Rechtbank Middelburg,
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt het bestreden besluit;
draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen met in achtneming van deze uitspraak;
bepaalt dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan eiseres het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 31 (eenendertig euro) vergoedt;
veroordeelt verweerder in de kosten van deze procedure, aan de zijde van eiseres begroot op € 644,- (zeshonderdvierenveertig euro), te betalen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan eiseres.
Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 9 november 2004 door mr. G.H. Nomes, in tegenwoordigheid van K.J. Thiel, griffier.
Afschrift verzonden op:
Tegen deze uitspraak kan een belanghebbende hoger beroep instellen.
Het instellen van het hoger beroep geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht, binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak.