RECHTBANK MIDDELBURG
sector bestuursrecht
enkelvoudige kamer
____________________________________________________
UITSPRAAK
____________________________________________________
Inzake: [eiser], wonende te [woonplaats], eiser,
tegen: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Borselehet college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schouwen-Duiveland, verweerder.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen een op bezwaar genomen besluit van 28 oktober 2003 van verweerder (het bestreden besluit).
Het beroep is op 18 oktober 2004 behandeld ter zitting. Eiser is daar in persoon verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door J.A.M. Koolen en B.C.N. van den Dries, werkzaam bij de gemeente Borsele.
1. Bij besluit van 24 juni 2003 heeft verweerder met toepassing van artikel 19, tweede lid, van de Wet op de ruimtelijke ordening (hierna: WRO) vrijstelling verleend van de bestemmingsplannen “Zeehaven- en industrieterrein Sloe 1994”, “Landelijk gebied” en “Westerschelde Oeververbinding” om te komen tot realisering van het Groenproject ’t Sloe op de gronden, zoals die nader zijn aangegeven op een aan het besluit gehechte tekening. Verweerder beoogt met het project een groengebied van maximaal 200 hectare te realiseren om het industriegebied Vlissingen-Oost vanuit de Borsselepolder af te schermen en te komen tot een groter recreatief uitloopgebied voor extensieve vormen van recreatie.
2. Eiser exploiteert een akkerbouwbedrijf dat met een kavel landbouwgrond aan de Ossenweg/Kaaiweg aan één zijde aan de gronden van het Groenproject grenst. In het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
3. Verweerder heeft gesteld dat het beroep van eiser niet-ontvankelijk moet worden verklaard aangezien het niet gericht is tegen het bestreden besluit maar tegen het besluit van 24 juni 2003 (het vrijstellingsbesluit). Verweerder heeft voorts gesteld dat het bezwaar zich heeft toegespitst op het ontbreken van een adequate schaderegeling. Aangezien verweerder ingeval van schade, naast de mogelijkheid van planschadevergoeding op grond van artikel 49 van de WRO, wil komen tot een voor alle partijen aanvaardbare schaderegeling en daartoe ook concrete stappen heeft ondernomen, heeft verweerder in het bestreden besluit geconcludeerd dat het vrijstellingsbesluit op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen en voldoende is gemotiveerd.
4. Eiser heeft in het kader van het beroep gesteld dat in bezwaar, naast het bezwaar tegen het ontbreken van een adequate schaderegeling, nog tal van andere gronden zijn aangevoerd. Zo heeft hij in bezwaar onder meer gesteld dat er geen dringende reden is om snel tot realisering van het project te komen, het gefaseerd invoeren van het project tot extra schade zal leiden waarnaar onvoldoende onderzoek is gedaan, een gedegen onderzoek naar de effecten van het project ontbreekt, alle gronden voor het project nog geen eigendom van de gemeente Borsele zijn, het beoogde doel door de gefaseerde uitvoering niet wordt bereikt en onvoldoende onderzoek naar en vastlegging van eventuele schade heeft plaats gevonden.
5. De rechtbank overweegt het volgende.
6. Het beroep is, ondanks dat het naar de letter gericht lijkt op het vrijstellingsbesluit, in zijn strekking gericht tegen het bestreden besluit. Het beroep is naar het oordeel van de rechtbank ontvankelijk.
7. Uit het bestreden besluit en het daaraan ten grondslag liggende advies van 18 september 2003 van de commissie bezwaarschriften van de gemeente Borsele blijkt dat verweerder het bezwaar van eiser heeft opgevat als zou het bezwaar zich toespitsen op het ontbreken van een adequate schaderegeling. Naar het oordeel van de rechtbank is deze opvatting van verweerder te beperkt. Uit het bezwaar blijkt namelijk dat eiser tal van inhoudelijke bezwaren heeft tegen het vrijstellingsbesluit. Op grond van artikel 7:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dient op de grondslag van het bezwaar, dat wil zeggen naar aanleiding van de gronden die in bezwaar zijn aangevoerd, een volledige heroverweging van het vrijstellingsbesluit plaats te vinden. Nu in het bestreden besluit en genoemd advies slechts is ingegaan op het bezwaar van eiser tegen het ontbreken van een schaderegeling en niet blijkt van behandeling van de overige gronden van het bezwaar, is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake geweest van een heroverweging in de hiervoor genoemde zin. De stelling van verweerder ter zitting dat de overige bezwaren van eiser tijdens een vergadering van de commissie bezwaarschriften van verweerder uitvoerig aan de orde zijn geweest, maakt voorgaand oordeel van de rechtbank niet anders.
8. De conclusie is dat het beroep gegrond is. Het bestreden besluit zal wegens strijd met artikel 7:11 van de Awb worden vernietigd.
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt het bestreden besluit;
draagt verweerder op om met in acht neming van deze uitspraak een nieuw besluit op bezwaar te nemen;
bepaalt dat de gemeente Borsele aan eiser het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van
€ 116,- (honderdzestien euro) vergoedt.
Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 22 december 2004 door mr. G.H. Nomes, in tegenwoordigheid van A.F. van Leest, griffier.
Tegen deze uitspraak kan een belanghebbende hoger beroep instellen.
Het instellen van het hoger beroep geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage, binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak.