ECLI:NL:RBMID:2004:AS5005

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
9 december 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
227/04
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling van ingehouden bedrag door gedaagde in kort geding

In deze zaak vorderde eiseres, wonende te Eclisfontaine, Frankrijk, een bedrag van €30.000,- van gedaagde, de gemeente Borsele. Eiseres stelde dat gedaagde dit bedrag ten onrechte had ingehouden van een afrekening bij de notaris, ter zake van kosten die gedaagde had gemaakt in procedures tegen eiseres. De vordering werd afgewezen door de voorzieningenrechter van de Rechtbank Middelburg, die oordeelde dat er een restitutierisico bestond. Eiseres had een spoedeisend belang bij de terugbetaling van het bedrag, maar de rechter oordeelde dat het onduidelijk was of er een overeenkomst bestond die gedaagde verplichtte tot betaling van het ingehouden bedrag. Eiseres had geen directe overeenkomst met de gemeente en de inhouding was niet gebaseerd op een afspraak tussen haar en gedaagde. Gedaagde betwistte de vordering en stelde dat eiseres door het ondertekenen van de afrekening van de notaris partij was geworden bij de overeenkomst tussen gedaagde en de koper van de onroerende zaak. De rechter concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat eiseres recht had op het gevorderde bedrag en dat het restitutierisico te hoog was om de vordering toe te wijzen. De vordering werd afgewezen en eiseres werd veroordeeld in de kosten van de procedure.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
Sector civiel recht, voorzieningenrechter
Vonnis van 9 december 2004 in de zaak van:
Kort gedingnr.: 227/04
eiseres,
wonende te Eclisfontaine, Frankrijk,
eiseres,
procureur: mr. E.H.A. Schute,
advocaat: mr. R.A.C.M. van Dijk,
tegen:
de gemeente Borsele,
kantoorhoudende te Heinkenszand, gemeente Borsele,
gedaagde,
procureur: mr. J.J. Jacobse,
1. Het verloop van het geding
Eiseres heeft gevorderd gedaagde te veroordelen tot betaling van € 19.547,58 vermeerderd met rente en kosten en met veroordeling van gedaagde in de kosten van dit geding.
Gedaagde heeft verweer gevoerd.
Nadat door partijen hun stellingen zijn bepleit, hebben zij vonnis gevraagd.
De inhoud van de overgelegde processtukken, waaronder pleitnota’s en producties zijdens beide partijen, geldt als hier ingelast.
2. De feiten
2.1. Eiseres is eigenaresse geweest van een onroerende zaak aan de (adres) te ’s Heer Abtskerke. Deze onroerende zaak is in 1999 executoriaal verkocht op last van de Rabo Hypotheekbank. Met toestemming van de president van de rechtbank Middelburg heeft deze verkoop onderhands plaatsgevonden. De koper was (koper)
2.2. Tussen (koper) en gedaagde is blijkens de overeenkomst van 8 september 1999 onder meer het volgende overeengekomen:
“(…)
Koper zal aan de gemeente een bedrag van f 30.000,-- beschikbaar stellen als compensatie van de kosten die de gemeente heeft gemaakt in het voeren van de procedures die uiteindelijk moeten leiden tot beëindiging van de illegale situatie.
Dit bedrag zal betaalbaar worden gesteld in twee termijnen van elk f 15.000,-- te voldoen op bankrekeningnummer 28.50.72.145 ten name van de afdeling Burgerzaken.
(…)
Indien de opbrengst uit de nog te houden openbare verkoop zodanig is dat ook de vordering van de gemeente geheel of gedeeltelijk zal worden voldaan, zal het aan de gemeente toekomende bedrag uit de opbrengst op genoemde f 30.000,-- in mindering worden gebracht.
Indien de gemeente uit de opbrengst van de veiling f 30.000,-- of meer zal ontvangen, is koper aan de gemeente het bedrag ter compensatie van de kosten van de gevoerde procedures niet schuldig.
(…).”
2.3. Bovengenoemde overeenkomst is ter sprake geweest tijdens de behandeling van het verzoek tot onderhandse verkoop door de president van de Rechtbank Middelburg.
In diens beschikking van 14 oktober 1999 wordt onder meer, voor zover van belang, overwogen:
“(…)
Uit hetgeen door eiseres en de overige belanghebbenden is aangevoerd blijkt dat het bod van (koper) voor zowel verzoeksters en de debiteur als de overige crediteuren/beslagleggers het meest gunstige bod is. Immers met het bod van (koper) kan de vordering van verzoeksters worden voldaan, terwijl daarnaast aan de illegale situatie een einde wordt gemaakt en eiseres geen dwangsommen hoeft te voldoen.
(…).”
2.4. Bij brief d.d. 3 december 1999 heeft de notaris aan eiseres geschreven dat gedaagde alleen afstand doet van betaling van de verbeurde dwangsom van f. 100.000,-- tegen ontvangst van f. 30.000,-- (inzake compensatie van de procedurekosten).
2.5. Blijkens de afrekening van de notaris die voor het transport van de onroerende zaak heeft zorggedragen is een bedrag van f. 30.000,-- van de opbrengst aan gedaagde toegekomen.
3. Het geschil
3.1. Eiseres stelt dat door de notaris ten onrechte f. 30.000,-- ten behoeve van gedaagde is ingehouden en vordert terugbetaling van dit bedrag. Zij heeft een spoedeisend belang bij betaling van dit bedrag vanwege haar financiële situatie.
De inhouding berust niet op een afspraak tussen haar en gedaagde, maar slechts op een afspraak tussen gedaagde en de koper van de onroerende zaak, (koper) Dit bedrag is dus onverschuldigd betaald en dient door gedaagde terugbetaald te worden.
Eiseres heeft verwezen naar de beschikking van de president waarin het bedrag van
f. 30.000,-- niet voorkomt.
Voor zover eiseres de afrekening van de notaris voor akkoord zou hebben getekend -zij heeft hierover haar twijfels geuit- betekent dat niet dat zij is toegetreden tot de overeenkomst tussen gedaagde en (koper) en daarmee heeft erkend dit bedrag ook aan de gedaagde schuldig te zijn.
Eiseres heeft zelf geen overeenkomst met de gemeente gesloten ter zake van de vergoeding van proceskosten.
Voorts heeft eiseres zich nog beroepen op dwaling, misbruik van omstandigheden en ongerechtvaardigde verrijking aan de zijde van gedaagde.
3.2. Gedaagde heeft de vordering betwist. Zij stelt dat de overeenkomst tussen haar en (koper) aan de president van de rechtbank Middelburg is overgelegd en dat deze dus is betrokken bij de afweging alvorens goedkeuring te verlenen aan de onderhandse verkoop. Door de overeenkomst in die procedure over te leggen, kende eiseres ook de bepaling aangaande de vergoeding voor proceskosten van gedaagde.
Verder stelt gedaagde dat eiseres door de afrekening van de notaris voor akkoord te ondertekenen, partij is geworden bij de haar inmiddels bekende overeenkomst tussen gedaagde en (koper)
Uit die overeenkomst -alinea 4 tweede deel- blijkt dat indien de proceskosten van
f. 30.000,-- uit de opbrengst van de woning konden worden voldaan, (koper) deze niet apart behoefde te betalen.
Gedaagde heeft betwist dat er sprake is van een spoedeisend belang en heeft er tevens op gewezen dat als dit belang er is, er ook een restitutierisico is, zeker nu eiseres aangeeft financiële problemen te hebben.
Voorts heeft gedaagde gemotiveerd betwist dat sprake is van dwaling, misbruik van omstandigheden en ongerechtvaardigde verrijking aan haar zijde.
4. De beoordeling
4.1. Deze vordering tot betaling van een geldsom is, gelet op het argument van eiseres met betrekking tot haar financiële situatie, uit de aard spoedeisend.
4.2. Uit de overgelegde stukken en uit het hetgeen daarnaast door partijen is gesteld, blijkt niet dat tussen eiseres en gedaagde een overeenkomst is gesloten op grond waarvan gedaagde recht kreeg op betaling van f. 30.000,-- ter zake van proceskosten.
Ook overigens is niet gebleken dat de gemeente recht had op dit bedrag. De vele tussen partijen gevoerde procedures scheppen zo’n verplichting -zonder nadere afspraak- in ieder geval niet.
4.3. Eiseres heeft betwist dat zij de afrekening van de notaris voor akkoord heeft getekend. Wat daar ook van zij, zonder nadere afspraak -waarover in dit geding niets is gesteld- kan zij geen partij zijn geworden bij een overeenkomst tussen gedaagde en (koper) alleen door het ondertekenen van een afrekening van de notaris.
4.4. De beschikking van de president van 14 oktober 1999 bevat geen overwegingen waaruit blijkt dat rekening is gehouden met een uiteindelijk door eiseres te betalen bedrag aan proceskosten van f. 30.000,--. Alleen de kwijtschelding van de dwangsommen wordt genoemd.
Uit de overeenkomst van 8 september tussen gedaagde en (koper) -welke overeenkomst destijds aan de president is overgelegd- blijkt niet dat (koper) zich alleen garant stelde voor het geval eiseres de proceskosten niet aan gedaagde zou betalen. Blijkens de aanhef van alinea 4 zou de koper (rb: (koper)) aan de gemeente een bedrag van f. 30.000,-- beschikbaar stellen. Het tweede deel van deze alinea verwijst, zonder nadere uitleg, niet direct naar aansprakelijkheid van eiseres voor dit bedrag.
4.5. Het verweer van gedaagde is ook dat argumenten van kennisname van de overeenkomst met (koper), toestemming van de president van de rechtbank en ondertekening van de afrekening van de notaris, in onderling verband bezien, moeten worden gezien als instemming van eiseres met de toenmalige gang van zaken en dus erkenning van de verschuldigdheid van het bedrag van f. 30.000,--. Om dat goed te onderzoeken zou middels getuigenverhoren een reconstructie van de toenmalige gang van zaken moeten plaatsvinden. Voor zo’n reconstructie is in kort geding geen plaats. Gelet op de stellingen van gedaagde is er niet direct aanleiding te veronderstellen dat die getuigenverhoren meer informatie opleveren dan thans voorhanden is, maar het is te voorbarig die conclusie reeds in het kader van dit kort geding te trekken.
4.6. Het bovenstaande komt er dus op neer dat er voorshands vanuit moet worden gegaan dat er een kleine kans bestaat dat de stelling van gedaagde, dat eiseres met het plaatsen van haar handtekening onder de afrekening van de notaris als het ware heeft erkend f. 30.000,-- aan gedaagde schuldig te zijn ter zake van proceskosten, juist is.
Eiseres heeft zelf aangegeven dat zij het gevorderde bedrag nodig heeft voor een regeling met de bank. Dit betekent dat het restitutierisico voor gedaagde hoog is. Hoewel het voorshands niet onaannemelijk is dat het bedrag destijds onverschuldigd is betaald, is het hoge restitutierisico reden om de vordering in kort geding niet toe te wijzen.
4.7. Nu het voorgaande de kern van het geschil tussen partijen betreft, kunnen de overige stellingen van partijen verder buiten de beoordeling blijven.
4.8. De vordering zal worden afgewezen en eiseres zal worden veroordeeld in de kosten van de procedure.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter:
- wijst de vorderingen van eiseres af;
- veroordeelt eiseres in de kosten van het geding tot aan deze uitspraak aan de zijde van gedaagde begroot op € 241,-- wegens griffierechten en € 1.054,-- wegens procureurssa-laris;
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Witsiers, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzit-ting van 9 december 2004 in tegenwoordigheid van de griffier.
hw