ECLI:NL:RBMID:2004:AS1937

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
24 november 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04-1267
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de status van een werknemer als hulpkracht onder de CAO Wonen

In deze zaak vordert eiser, werkzaam als Eigen Kracht Verkoper, betaling van een bedrag van € 11.524,14 bruto van gedaagde, een besloten vennootschap, op basis van de CAO Wonen. De kern van het geschil betreft de vraag of eiser als hulpkracht kan worden aangemerkt volgens de bepalingen van de CAO, die stelt dat hulpkrachten in een periode van vier maanden gemiddeld nooit meer dan 12 uur per week mogen werken. Eiser stelt dat hij hulpkracht is en dat de CAO op hem van toepassing is, terwijl gedaagde betwist dat de CAO van toepassing is op de arbeidsovereenkomst met eiser, omdat hij geen lid is van een CAO-partij en omdat de CAO slechts tijdelijk algemeen verbindend is verklaard.

De rechtbank overweegt dat de schriftelijke arbeidsovereenkomsten geen expliciete beperking bevatten op de arbeidsduur van eiser, maar dat de feitelijke invulling van de arbeidsovereenkomst van belang is. Eiser heeft gesteld gemiddeld 35 uren per maand te hebben gewerkt, en gedaagde heeft geen bewijs geleverd van een periode waarin eiser meer dan 12 uur per week heeft gewerkt. De kantonrechter concludeert dat eiser als hulpkracht kan worden aangemerkt, ondanks dat hij geen lid is van een CAO-partij. De binding aan de CAO geldt alleen voor de perioden waarin deze algemeen verbindend is verklaard.

Daarnaast wordt er gediscussieerd over de indeling van de functie van eiser in de juiste loonschaal. Eiser stelt dat hij recht heeft op een indeling in schaal 6, terwijl gedaagde betoogt dat dit schaal 2 of 3 zou moeten zijn. De kantonrechter oordeelt dat, gezien de functieomschrijving en de omstandigheden, eiser recht heeft op indeling in schaal 5 met ingang van het tweede jaar van zijn dienstverband. De zaak wordt aangehouden voor verdere berekeningen van de vordering door eiser, waarbij partijen worden aangemoedigd om in overleg te treden om misverstanden te voorkomen.

Uitspraak

Rolnr: 04/1267
Uitspraak: 24 november 2004
Rechtbank Middelburg
Sector kanton - zitting te Terneuzen
V O N N I S
in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eisende partij,
verder te noemen: [eiser],
gemachtigde: M.P.J. Buys,
t e g e n :
de besloten vennootschap
[gedaagde],
gevestigd te [vestigingsplaats],
gedaagde partij,
verder te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: mr. B.G. den Outer-Kroon.
het verloop van de procedure
De procedure is als volgt verlopen:
- dagvaarding van 18 mei 2004,
- conclusies van antwoord, repliek en dupliek.
de beoordeling van de zaak
1. [eiser] vordert de veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 11.524,14 bruto, te vermeerderen met een wettelijke verhoging wegens vertraagde betaling van € 5.762,07, wettelijke rente over de periode tot en met 1 maart 2004 tot een bedrag van € 1.840,70, een vergoeding van buitengerechtelijke kosten van € 928,80 en de proceskosten. [gedaagde] bestrijdt de vordering.
2.1. Tussen partijen heeft een arbeidsovereenkomst bestaan van 29 maart 1997 tot en met 28 juni 1998. Tussen hen bestaat weer een arbeidsovereenkomst sinds 12 juni 1999. Volgens de beide schriftelijke arbeidsovereenkomsten is de functie van [eiser] die van “Extra Kracht verkoper”.
2.2. [gedaagde] is werkgever in de zin van de CAO Wonen, verder de CAO. Volgens artikel 1.3 van de CAO zijn er vijf categorieën werknemers waarvoor zij geldt. Een van deze categorieën is in de CAO als volgt omschreven:
“Hulpkrachten en afroephulpkrachten met een overeenkomst voor maximaal 12 uur per week. In een periode van vier maanden werken hulp- en afroephulpkrachten nooit meer dan gemiddeld 12 uur per week. Een afroephulpkracht krijgt per afroep tenminste voor drie uur loon betaald, wanneer de tijden waarop wordt gewerkt niet zijn vastgelegd of wanneer de arbeidsduur niet of niet eenduidig is vastgelegd.”
3.1. [eiser] stelt dat op de arbeidsovereenkomsten tussen partijen de CAO van toepassing is omdat hij hulpkracht is met een overeenkomst voor maximaal 12 uur per week. De CAO is algemeen verbindend verklaard. Volgens de CAO had hij na het eerste jaar waarin hij recht op loon had volgens schaal 1, recht op loon volgens schaal 6. [gedaagde] heeft aan loon en vakantie-uren een bedrag van € 11.524,14 bruto te weinig uitbetaald. Ook heeft hij recht op wettelijke verhoging wegens vertraagde betaling, wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten.
3.2. Het verweer van [gedaagde] komt erop neer dat de CAO niet van toepassing is op de arbeidsovereenkomst met [eiser] omdat de CAO niet van toepassing is op extra krachten. Verder voert zij aan dat de CAO slechts gedurende beperkte tijd algemeen verbindend is verklaard en [eiser] geen lid is van een partij bij de CAO. Zij bestrijdt voorts de hoogte van de loonvordering omdat [eiser] uitgaat van een te hoge salarisschaal en er geen rekening mee houdt dat volgens de CAO, indien van toepassing, tot 1 april 2000 geen recht bestond voor compensatie voor werken op zaterdagen en zondagen en nadien niet voor werken op zaterdagen. Ook bestrijdt zij de wettelijke verhoging, de wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten.
4. De kantonrechter komt tot het volgende oordeel over de geschilpunten van partijen.
4.1. Partijen strijden over de vraag of de functie van [eiser] is aan te merken als die van hulpkracht in de zin van de CAO. Volgens [gedaagde] is een extra kracht als [eiser] een werknemer die op basis van inroostering door [gedaagde] wordt ingezet op zaterdag en/of zondag. Extra krachten hebben geen arbeidsovereenkomst voor maximaal 12 uur per week en zijn ook niet op afroep beschikbaar. Volgens de CAO wordt in de regel op zondag niet gewerkt, terwijl een extra kracht dan juist in de regel wel werkt.
4.2. Bij de uitleg van een bepaling van een CAO komt het niet aan op een louter taalkundige uitleg. Er moet sprake zijn van een uitleg naar objectieve maatstaven, waarbij onder meer acht kan worden geslagen op de elders in de CAO gebruikte formuleringen en op de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen waartoe de onderscheiden op zichzelf mogelijke tekstinterpretaties zouden leiden (Hoge Raad 20 februari 2004, JAR 2004, 83).
4.3. De kantonrechter overweegt hierover dat de schriftelijke arbeidsovereen-komsten de arbeidsduur van [eiser] niet uitdrukkelijk beperken tot maximaal gemiddeld 12 uur per week. Het komt echter niet uitsluitend aan op hetgeen partijen aanvankelijk overeenkwamen, maar ook op de wijze waarop zij feitelijke invulling hebben gegeven aan de arbeidsovereenkomsten. [eiser] heeft onweersproken gesteld gemiddeld zo’n 35 uren per maand bij [gedaagde] te hebben gewerkt. [gedaagde] heeft ook niet een periode van vier maanden aangewezen waarin [eiser] gemiddeld meer dan 12 uur per week heeft gewerkt.
4.4. Dat een extra kracht als [eiser] niet op afroep beschikbaar is, is niet van belang, [eiser] stelt niet afroephulpkracht te zijn, maar hulpkracht. Ook de omstandigheid dat volgens artikel 2.4 van de CAO op zondag in de regel niet wordt gewerkt en een extra kracht dit juist wel doet, is niet van belang. Artikel 1.3 van de CAO bepaalt niet dat een werknemer die in de regel op zondag werkt en overigens als werknemer in de zin van CAO is aan te merken, door die omstandigheid juist geen werknemer in de zin van de CAO zou zijn. Bovendien bepaalt artikel 2.5 van de CAO dat het werken op zon- en feestdagen in beginstel vrijwillig gebeurt. De kantonrechter komt dan ook tot de slotsom dat de functie van [eiser] is aan te merken als hulpkracht in de zin van de CAO.
4.5. Omdat [eiser] geen lid is van een vereniging die partij is bij de CAO volgt de binding van [eiser] en [gedaagde] aan de CAO niet uit artikel 9 van de wet op de CAO. De CAO is niettemin van toepassing gedurende de perioden waarin deze algemeen verbindend is verklaard. In beginsel heeft de algemeen verbindend verklaring van een CAO geen nawerking in die zin dat partijen bij de arbeidsovereenkomst gebonden zouden zijn aan bepalingen van de CAO na het verstrijken van de periode waarin zij algemeen verbindend is verklaard (vergelijk Hoge Raad 10 januari 2003, JAR 2003, 38). Er kunnen zich gevallen voordoen waarin niettemin een algemeen verbindend verklaarde CAO nawerking heeft, maar [eiser] heeft niet voldoende concreet een beroep gedaan op dergelijke gevallen. Dit betekent dat [eiser] en [gedaagde] niet gebonden zijn aan de CAO buiten de tijdvakken waarvoor de CAO algemeen verbindend is verklaard.
4.6. Partijen strijden voorts over de vraag in welke schaal de functie van [eiser] thuis hoort na een jaar na zijn indiensttreding. Gedurende het eerste jaar is schaal 1 van toepassing. Daarna hoort de functie van hulpkracht volgens [gedaagde] in schaal 2 met op den duur wellicht een uitgroei naar schaal 3. [eiser] gaat in zijn vordering uit van schaal 6 en stelt dat hij kan worden aangemerkt als een vakman, zoals beschreven staat bij niveau 5 in de CAO. Toch vordert hij een hoger loon omdat een werknemer die bij [gedaagde] onder niveau 5 is ingedeeld, een hoger salaris ontvangt dan het CAO loon. Ook voert hij aan dat [gedaagde] toepasselijkheid van schaal 5 heeft erkend.
4.7. De kantonrechter overweegt hierover dat de omstandigheid dat [gedaagde] de werknemer die onder niveau 5 is ingedeeld een hoger salaris uitbetaalt dan volgens de CAO in de verhouding tussen partijen niet van belang is, nu [eiser] geen beroep doet op enige ongeoorloofde ongelijke behandeling. Volgens bijlage 1 bij de CAO zijn er drie factoren die samen het functieniveau bepalen, te weten de verantwoordelijkheid, de ingewikkeldheid en de transfer. Onder transfer worden verstaan noodzakelijke kwaliteiten (kennis, vaardigheden en inzicht). Bij het vaststellen van het functieniveau kan een functiebeschrijving houvast bieden. Volgens de bijlage bij de CAO is niveau 2 dat van een hulpassistent. Deze doet alleen eigen werk, onder directe leiding. Daarbij gaat het om eenvoudige, routinematige handelingen en beschikt hij niet over specifieke kennis, vaardigheden of ervaring. Niveau 5 is dat van een vakman. Deze doet grotendeels eigen werk, maar ook gezamenlijk, onder dagelijkse leiding. Het gaat om eenvoudige duidelijk afgebakende handelingen, mede op grond van eigen inzichten. Vereist zijn kennis, vaardigheden en inzicht die betrekking hebben op het hele vakgebied, inzicht in de relatie tussen het eigen werk en het functioneren van het hele bedrijf is van belang. Gelet op deze omschrijvingen en omdat een functieomschrijving ontbreekt en omdat [gedaagde] niet weerspreekt dat vaste medewerkers in overigens dezelfde functie eveneens in schaal 5 worden geplaatst, gaat de kantonrechter er vanuit dat de functie van [eiser] met ingang van het tweede jaar na indiensttreding hoort te worden ingedeeld in schaal 5.
4.8. Uit het vorenstaande volgt dat [eiser] recht heeft op betaling van loon volgens schaal 5 met ingang van het tweede jaar waarin hij in dienst was van [gedaagde]. [eiser] weerspreekt niet de stelling van [gedaagde] dat hij tot 1 april 2000 geen recht had op compensatie voor het werken op zaterdagen en zondagen en nadien geen recht op compensatie voor het werken op zaterdagen. Uitgaande van het gegeven dat de CAO slechts van toepassing is in de periode waarin deze algemeen verbindend is verklaard, dient [eiser] met inachtneming van dit vonnis een nieuwe berekening te geven van zijn vordering door deze bij akte in het geding te brengen. [gedaagde] mag reageren bij antwoordakte. Het verdient aanbeveling dat (de gemachtigden van) partijen met elkaar overleg voeren om te voorkomen dat zij in hun berekeningen verschillende uitgangspunten gebruiken. Uiteraard staat het partijen vrij de zaak te schikken.
DE BESLISSING
De kantonrechter:
verwijst deze zaak naar de rolzitting van woensdag 5 januari 2005 te 10.30 uur,
opdat [eiser] bij akte inlichtingen zal geven als in dit vonnis onder 4.8 overwogen;
heeft het voornemen om dan geen verder uitstel toe te staan;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Kool, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 november 2004 in tegenwoordigheid van de griffier.