ECLI:NL:RBMID:2004:AR4366

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
20 oktober 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
12/015115-04
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • R.J.G. Lameijer
  • R.C.M. Reinarz
  • F.C.J.E. van Hemert-Meeuwis
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van medeplichtigheid bij de overval op een man uit Hansweert

Op 20 oktober 2004 heeft de Rechtbank Middelburg uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een Roemeense vrouw, die werd beschuldigd van medeplichtigheid aan een gewelddadige overval. De officier van justitie had een celstraf van één jaar geëist, maar de rechtbank oordeelde dat de bewijsvoering onvoldoende was om de verdachte schuldig te verklaren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op de hoogte was van de plannen van medeverdachten om in te breken, maar dat dit niet voldoende was om te concluderen dat zij actief betrokken was bij de gepleegde delicten. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten, wat ook betekende dat de vorderingen van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk werden verklaard. De rechtbank bepaalde dat iedere partij zijn eigen kosten draagt en hevelde het bevel tot voorlopige hechtenis op. Deze uitspraak volgde na een onderzoek op de terechtzitting van 14 oktober 2004, waarbij de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging in overweging nam. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters, en werd openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
Sector strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 12/015115-04
Datum uitspraak: 20 oktober 2004
Tegenspraak
------------------------------------------------
Datum inverzekeringstelling: 12 mei 2004
Datum voorlopige hechtenis: 14 mei 2004
Opheffing/schorsing voorlopige hechtenis/invrijheidstelling: n.v.t.
------------------------------------------------
V O N N I S
van de rechtbank Middelburg, meervoudige kamer voor strafzaken, in de strafzaak tegen:
[naam verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
zonder bekende woon- en verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Zuid Oost HvB Ter Peel Evertsoord te Evertsoord,
ter terechtzitting verschenen.
Als raadsman van de verdachte is ter terechtzitting verschenen mr. F.L.I. de Vleesschauwer, advocaat te Terneuzen.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
14 oktober 2004.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. R.T.C.N. Jeuken en van hetgeen door en/of namens de verdachte naar voren is gebracht.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van het onder 1 primair, subsidiair en meer subsidiair, onder 2 primair, subsidiair en meer subsidiair en onder 3 op alle onderdelen tenlastegelegde wordt vrijgesproken en ter zake het onder 1 meer subsidiair, te weten medeplichtigheid aan diefstal met geweldpleging de dood tot gevolg hebbend en
2 meer subsidiair, te weten diefstal met geweldpleging, zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 jaar met aftrek van voorarrest.
Ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen heeft de officier van justitie gevorderd deze geheel toe te wijzen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
ex artikel 36f Wetboek van Strafrecht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, zoals ter terechtzitting op vordering van de officier van justitie gewijzigd. De inleidende dagvaarding en de vordering wijziging tenlastelegging zijn als bijlagen aan dit vonnis gehecht.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1, 2 en 3 in al hun onderdelen is tenlastegelegd en overweegt daartoe het volgende.
Uit het samenstel van verklaringen van medeverdachten [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] blijkt dat verdachte op de hoogte was van het feit dat voornoemde medeverdachten ergens zouden gaan inbreken. Voorts valt uit voornoemde verklaringen af te leiden dat verdachte voornoemde medeverdachten heeft gewekt op de avond dat de inbraak uiteindelijk heeft plaatsgevonden.
Deze feiten kunnen naar het oordeel van de rechtbank als vaststaand worden aangenomen, maar dit is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om een actieve betrokkenheid van verdachte bij de gepleegde delicten aan te nemen dat gekwalificeerd zou kunnen worden als medeplegen c.q. uitlokking dan wel medeplichtigheid aan de tenlastegelegde feiten.
Daarnaast is er een verklaring van [medeverdachte 1] waarin hij zegt dat verdachte [medeverdachte 4] en zijn partner, verdachte [verdachte], naar de jongen met de Audi ([verdachte 5]) zijn gegaan en de hamer en de bandenlichters (de voorwerpen die zijn gebruikt bij de overval op de heer en mevrouw [naam slachtoffer]) hebben gehaald.
De rechtbank stelt vast dat alleen [medeverdachte 1] over de aanwezigheid van [verdachte] bij het ophalen van het gereedschap verklaart en dat er geen andere bewijsmiddelen te vinden zijn die dit deel van de verklaring van [medeverdachte 1] ondersteunen. Ook in de verklaring van [medeverdachte 1] kan derhalve geen bewijs worden gevonden voor strafrechtelijk relevante betrokkenheid van [verdachte].
Vrijspraak
Gelet op hetgeen hiervoor onder bewijsoverwegingen is overwogen, dient de verdachte van het tenlastegelegde op alle onderdelen te worden vrijgesproken.
Vordering tot schadevergoeding
[namen benadeelde partijen] hebben zich als benadeelde partijen gevoegd in het strafgeding.
Gelet op het feit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten en derhalve geen straf of maatregel volgt, dienen de vorderingen van de benadeelde partijen, tot vergoeding van de tengevolge van de tenlastegelegde feiten geleden schade, niet-ontvankelijk te worden verklaard.
De rechtbank bepaalt dat verdachte en de benadeelde partijen ieder hun eigen kosten dragen.
DE BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt.
Zij verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 op alle onderdelen, 2 op alle onderdelen en 3 op alle onderdelen tenlastegelegde heeft begaan en spreekt haar daarvan vrij.
Zij verklaart de benadeelde partijen [namen benadeelde partijen] niet ontvankelijk in hun vorderingen en bepaalt dat de benadeelde partijen deze slechts bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen.
Zij bepaalt dat verdachte en de voornoemde benadeelde partijen ieder hun eigen kosten dragen.
Zij heft het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte op, zulks met onmiddellijke ingang.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. R.J.G. Lameijer, voorzitter,
mrs. R.C.M. Reinarz en F.C.J.E. van Hemert-Meeuwis, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.F. Bethlehem als griffier en bij vervroeging uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 20 oktober 2004.