ECLI:NL:RBMID:2004:AQ0380
Rechtbank Middelburg
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Vordering tot verlaging van bankgarantie in kort geding
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Middelburg op 18 mei 2004, is een vordering tot verlaging van een door eiser afgegeven bankgarantie aan de orde. Eiser, vertegenwoordigd door mr. C.J. IJdema en mr. E.J. Glansbeek, vorderde dat gedaagde, die zonder bekende woon- en/of verblijfplaats in Nederland is, de bankgarantie zou verlagen. De bankgarantie, afgegeven door de Coöperatieve Rabobank Tholen U.A. op 18 mei 2001, bedroeg oorspronkelijk € 453.780,21. Eiser stelde dat de omstandigheden sinds de vorige kort gedingprocedure waren veranderd, en dat er geen grond was om de hoge bankgarantie te handhaven. De rechtbank oordeelde dat het in strijd met de redelijkheid en billijkheid zou zijn om de bankgarantie op de huidige hoogte te handhaven, gezien de investeringen van beide partijen en de waarde van het casco dat als zekerheid was gelegd door gedaagde.
Gedaagde, vertegenwoordigd door mr. E.J. van den Brink, voerde aan dat eiser niet-ontvankelijk verklaard moest worden op basis van het ne bis in idem-principe, maar de rechtbank oordeelde dat eiser ontvankelijk was in zijn vorderingen. De rechtbank concludeerde dat de bankgarantie in redelijkheid moest worden verlaagd tot € 129.000,00, en dat gedaagde verplicht was om de bankgarantie tot dit bedrag te verlagen. De vordering tot gedeeltelijke afgifte van de bankgarantie werd toegewezen tot een bedrag van € 324.780,21, met een dwangsom voor het geval gedaagde niet aan deze veroordeling voldeed. De kosten van het geding werden aan gedaagde opgelegd, aangezien hij grotendeels in het ongelijk was gesteld.