ECLI:NL:RBMID:2004:AP9718

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
23 juni 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
547/2002
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van dwangsommen door de Gemeente Schouwen-Duiveland tegen Autobedrijf Oosterland

In deze zaak vorderde de Gemeente Schouwen-Duiveland betaling van dwangsommen van Autobedrijf Oosterland, omdat de gemeente stelde dat de tanks niet conform de wettelijke vereisten waren verwijderd. De rechtbank oordeelde dat de gemeente haar bevoegdheid tot het opleggen van dwangsommen niet correct had gebruikt, omdat de tanks weliswaar niet volledig volgens de regels waren verwijderd, maar de gemeente niet had aangetoond dat er een overtreding was die ongedaan kon worden gemaakt. De rechtbank wees de vordering van de gemeente af en veroordeelde de gemeente in de proceskosten. De zaak betreft de toepassing van artikel 13 lid 4 van het Besluit opslaan in ondergrondse tanks 1998 (BOOT) en de beginselen van behoorlijk bestuur. De rechtbank concludeerde dat de gemeente in strijd met deze beginselen handelde door de dwangsombeschikking in stand te houden, ondanks dat de overtreding niet meer kon worden hersteld. De uitspraak vond plaats op 23 juni 2004.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
Sector civiel recht
Vonnis van 23 juni 2004 in de zaak van:
rolnr: 547/02
De publiekrechtelijke rechtspersoon
Gemeente Schouwen-Duiveland,
zetelende te Zierikzee,
eiseres,
procureur: mr. C.J. IJdema,
advocaat: mr. J.F.M.J.H. van Aken te Woerden,
tegen:
1. De vennootschap onder firma
Autobedrijf Oosterland,
gevestigd te Oosterland, gemeente Schouwen-Duiveland,
2. (gedaagde sub 1),
wonende te (woonplaats),
3. (gedaagde sub 2),
wonende te (woonplaats),
4. (gedaagde sub 3),
wonende te (woonplaats),
gedaagden,
procureur: mr. W.C. Dieleman.
1. Het verloop van de procedure
Tussen partijen zijn de navolgende processtukken gewisseld:
- inleidende dagvaarding;
- conclusie van antwoord;
- conclusie van repliek tevens houdende akte overlegging produkties;
- conclusie van dupliek tevens houdende overlegging producties;
- akte uitlating producties.
2. De feiten
2.1. Eiseres – verder de gemeente – heeft bij aangetekende brief van 8 februari 2002, verzonden op 12 februari 2002, aan gedaagden – verder in enkelvoud aan te duiden als Autobedrijf Oosterland – een last onder dwangsom opgelegd tot, voor zover in het kader van deze procedure relevant, het verwijderen van drie ondergrondse tanks, diesel, benzine en superbenzine, overeenkomstig het bepaalde in artikel 13 lid 4 van het besluit opslaan in ondergrondse tanks 1998 (BOOT). De gemeente heeft Autobedrijf Oosterland een begunstigingstermijn van zes weken gegund.
Door Autobedrijf Oosterland is tegen deze beschikking geen bezwaarschrift ingediend en ook geen voorlopige voorziening gevraagd bij de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
2.2. De gemeente heeft Autobedrijf Oosterland bij brief van 4 juli 2002, verzonden 9 juli 2002, in kennis gesteld van het door Autobedrijf Oosterland verbeurd zijn van de dwangsommen tot een totaalbedrag van € 8.000,--. Deze brief is door Autobedrijf Oosterland in verband met het ontbreken van de factuur van € 8.000,-- retour gezonden. Op 2 september 2002 is door eiseres de factuur met begeleiden schrijven gedateerd 29 augustus 2002 aan Autobedrijf Oosterland verzonden met het verzoek binnen 30 dagen tot betaling over te gaan.
2.3. Autobedrijf Oosterland is in gebreke gebleven tot betaling over te gaan.
3. Het geschil
3.1. De gemeente vordert Autobedrijf Oosterland, hoofdelijk, te veroordelen om aan haar te betalen een bedrag van € 9.093,55, vermeerderd met de wettelijke rente over € 8.000,-- vanaf 17 oktober 2002 tot aan de dag van algehele voldoening, met veroordeling van gedaagden in de kosten van het geding.
3.2. Volgens de gemeente heeft Autobedrijf Oosterland aan de last onder dwangsom niet voldaan zodat de dwangsommen van € 500,-- per dag tot het maximum van € 8.000,- per dag zijn verbeurd. De gemeente stelt daartoe dat de drie ondergrondse tanks weliswaar voor afloop van de begunstigingstermijn verwijderd zijn, maar niet conform het bepaalde in artikel 13 lid 4 van het besluit opslaan in ondergrondse tanks 1998 (BOOT).
Autobedrijf Oosterland heeft de tanks zèlf geheel vrijgegraven terwijl zij alleen toestemming had om de mangaten vrij te graven. Autobedrijf Oosterland heeft het door haar ingeschakelde bedrijf de fa. Wubben ook niet de opdracht tot tanksanering gegeven maar tot tankreiniging.
De gemeente bestrijdt dat Autobedrijf Oosterland een beroep op het vertrouwensbeginsel zou toekomen in verband met de door de gemeente bij monde van (naam medewerkster) gedane uitlatingen. De gemeente bestrijdt dat (naam medewerkster) zich uitgelaten heeft in de zin zoals Autobedrijf Oosterland stelt.
3.3.1. Autobedrijf Oosterland betwist dat zij niet aan de last onder dwangsom zou hebben voldaan.
De gedachte achter de last onder dwangsom was dat de ondergrondse tanks op een milieuverantwoorde manier verwijderd en gesaneerd zouden worden en dat is gebeurd op 12 maart 2002, dus voor het einde van de begunstigingstermijn.
Dat de opgraving van de tanks niet conform artikel 13 lid 4 van het BOOT is gebeurd doet aan die achterliggende gedachte niet af. Uit de door R&B- milieuadvies, in opdracht van Autobedrijf Oosterland, opgemaakte rapportage volgt dat bij het verwijderen slechts niet is voldaan aan artikel 1 onder hoofdstuk II van bijlage VI behorende bij het BOOT en dat bij de verwijdering geen bodemverontreiniging is ontstaan.
3.3.2. Het staat de gemeente voorts niet meer vrij om Autobedrijf Oosterland te bestraffen met een dwangsom nu zij al bij onherroepelijk vonnis van de economische politierechter te Middelburg van 14 oktober 2002 is veroordeeld voor het opgraven van ondergrondse tanks in strijd met artikel 13 lid 4 van het BOOT.
3.3.3. Autobedrijf Oosterland beroept zich voorts op het vertrouwensbeginsel. Autobedrijf Oosterland stelt voorafgaand aan het afgraven van de tanks, na opgraving daarvan en na de reiniging en verschroting veelvuldig overleg met de gemeente, met name (naam medewerkster), gehad te hebben.
Autobedrijf Oosterland stelt, gelet op de inhoud van de contacten met (naam medewerkster) terecht in de veronderstelling te hebben verkeerd dat zij de last onder dwangsom correct, althans in overeenstemming met de wensen van de gemeente, had uitgevoerd.
Autobedrijf Oosterland vindt het dus onbegrijpelijk dat zij over een periode van 27 maart 2002 tot en met 11 april 2002 dwangsommen zou hebben verbeurd.
3.3.4. Voorts vindt Autobedrijf Oosterland het onbegrijpelijk dat de dwangsommen zien op een periode van zestien dagen terwijl de overtreding slechts op één dag heeft plaatsgevonden. Verwijdering conform artikel 13 van het BOOT was immers niet langer mogelijk. De last onder dwangsom ontbeert elke grondslag omdat er geen sprake meer was van een overtreding.
3.3.5. Ondanks het feit dat tegen het dwangsombesluit van 8 februari 2002 geen bezwaar is gemaakt is het volgens de Autobedrijf Oosterland geen rechtmatig besluit. Zij verwijst daartoe naar een uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 3 september 2003 waarin werd beslist dat de bepalingen van het BOOT niet van toepassing waren. Nu dat een vergelijkbaar geval is zijn volgens Autobedrijf Oosterland ook in het onderhavige geval de bepalingen van het BOOT niet van toepassing.
De vordering van de gemeente moet worden afgewezen nu de rechter na een verzuimde rechtsgang zelfstandig de rechtmatigheid van het onderliggende besluit kan beoordelen.
3.3.6. Volgens Autobedrijf Oosterland is het, gelet op al hetgeen zij heeft aangevoerd èn op het rapport van de Zeeuwse Ombudsman waaruit volgt dat niet is voldaan aan de Ombudsmannorm van redelijke overheidscommunicatie bij de uitvoering van de betreffende wettelijke maatregel, niet meer dan redelijk om de vordering van de gemeente af te wijzen.
4. De beoordeling van het geschil
4.1. Door Autobedrijf Oosterland is de tegen de dwangsombeschikking openstaande rechtsgang niet gebruikt zodat de rechtbank ervan uitgaat dat de beschikking zowel wat haar inhoud betreft als de wijze van totstandkoming in overeenstemming is met de wettelijke voorschriften en algemene rechtsbeginselen. De rechtbank zal dan ook voorbijgaan aan de stellingen van partijen voor zover deze de dwangsombeschikking zèlf betreffen.
4.2.1. Bestuurlijke handhaving geschiedt onder andere door het uitoefenen van de dwangsombevoegdheid. De dwangsombevoegdheid heeft een reparatoir karakter. Ingevolge artikel 5:32 lid 2 AWB strekt een last onder dwangsom ertoe de overtreding ongedaan te maken of verdere overtreding dan wel herhaling van de overtreding te voorkomen.
4.2.2. In het onderhavige geval overtrad Autobedrijf Oosterland artikel 13 lid 4 van het BOOT omdat zij, terwijl zij het opslaan van een vloeibare brandstof had beëindigd, de ondergrondse tanks niet binnen acht weken na beëindiging van die opslag heeft verwijderd of onklaar gemaakt overeenkomstig bijlage VI bij het BOOT, hoofdstuk II, de voorschriften 1 en 4, en de hoofdstukken III en IV.
Deze overtreding is door Autobedrijf Oosterland binnen haar daartoe door de gemeente gegeven begunstigingstermijn beëindigd met dien verstande dat daarbij door Autobedrijf Oosterland niet volledig is gehandeld overeenkomstig artikel 13 lid 4 van het BOOT nu de verwijdering niet geheel overeenkomstig de daarbij behorende bijlage VI, hoofdstuk II heeft plaatsgevonden omdat de tanks door Autobedrijf Oosterland zèlf zijn vrijgegraven en verwijderd, voorafgaand aan de komst van Wubben, een door het KIWA erkend tanksaneringsbedrijf.
4.2.3. Zoals Autobedrijf Oosterland stelt en ook de gemeente in haar brief van 29 augustus 2002 aan Autobedrijf Oosterland zèlf aangeeft was hier, nadat de tanks waren verwijderd waarbij niet alle ingevolge artikel 13 lid 4 BOOT van toepassing zijnde bepalingen door Autobedrijf Oosterland in acht waren genomen, vóór het verstrijken van de begunstigingstermijn niet langer sprake van een overtreding die ongedaan kon worden gemaakt. De last onder dwangsom kon dus op dat moment dan ook niet langer strekken tot het ongedaan maken van een overtreding.
Door desondanks de dwangsombeschikking in stand te laten en tot invordering van de dwangsommen over te gaan gebruikt de gemeente haar dwangsombevoegdheid in strijd met het doel en handelt daardoor in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
De rechtbank zal de vordering van de gemeente dan ook afwijzen met veroordeling van de gemeente in de kosten.
5. De beslissing
De rechtbank:
- wijst de vordering af;
- veroordeelt de gemeente in de kosten van het geding welke aan de zijde van Autobedrijf Oosterland tot aan dit moment worden begroot op € 230,-- wegens griffierecht en € 993,-- wegens procureurssalaris.
Dit vonnis is gewezen door mr. N. van der Ploeg-Hogervorst en uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 23 juni 2004 in tegenwoordigheid van de griffier.