ECLI:NL:RBMID:2004:AO9502

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
31 maart 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
6/04
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herroepingsprocedure in ruilverkaveling met betrekking tot het plan van toedeling voor de aanpassingsinrichting Borssele

In deze zaak heeft de Rechtbank Middelburg op 31 maart 2004 uitspraak gedaan in een herroepingsprocedure met betrekking tot het plan van toedeling voor de aanpassingsinrichting 'Borssele'. Eiser, wonende te Borssele, had verzocht om herroeping van een eerdere beschikking van de rechtbank van 10 september 2003, waarin het plan van toedeling was vastgesteld. Eiser stelde dat de vaststelling van het plan onrechtmatig was, omdat de mandateringsregeling in de voorprocedure onjuist was en de centrale landinrichtingscommissie niet bevoegd was om het plan goed te keuren. Eiser baseerde zijn verzoek op artikel 382 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), waarin gronden voor herroeping zijn opgenomen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzoekschrift van eiser op 8 december 2003 was ingediend, maar dat dit verzoek niet door een procureur was ingediend. Eiser kreeg de gelegenheid om dit verzuim te herstellen, wat hij binnen de gestelde termijn deed. Tijdens de mondelinge behandeling op 3 februari 2004 heeft eiser zijn verzoek gewijzigd en vroeg hij niet langer om herroeping van het vonnis van 19 maart 2003.

De rechtbank oordeelde dat de vaststelling van het plan van toedeling geen beschikking was in de zin van artikel 390 Rv, omdat het een constatering was dat in alle geschillen was beslist. De rechtbank verklaarde eiser niet-ontvankelijk in zijn verzoek en veroordeelde hem in de proceskosten. De uitspraak benadrukt de noodzaak van rechtsgeldigheid in de procedures rondom landinrichtingsplannen en de rol van de centrale landinrichtingscommissie.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
sector civiel recht
Beschikking van 31 maart 2004 in de zaak van:
reknr.: 6/04
eiser,
wonende te Borssele, gemeente Borsele,
verzoeker,
procureur: mr. K.P.T.G. Flos,
advocaat: mr. drs. M.L. Marcus-Daniëls;
tegen:
1. Landinrichtingscommissie voor de aanpassingsinrichting “Borssele”,
zetelende en kantoorhoudende te Goes,
2. Centrale landinrichtingscommissie,
zetelende en kantoorhoudende te Utrecht,
verweersters,
procureur: mr. C.J. IJdema,
advocaat: mr. C.M.J. Ribbers.
1. Het procesverloop
Verzoeker – verder eiser – heeft bij verzoekschrift, ingekomen 8 december 2003, met producties, ingekomen op 9 december 2003, verzocht om het vonnis van 19 maart 2003 waarin door de rechtbank is beslist op de door eiser tegen het plan van toedeling voor de aanpassingsinrichting “Borssele” ingediende bezwaren en de beschikking van 10 september 2003, waarbij de rechtbank het plan van toedeling in de aanpassingsinrichting heeft vastgesteld, op de wijze als omschreven in de artikelen 382 en 390 Rv vòòr 12 december 2003 te herroepen dan wel voor die datum een schorsing van het vonnis en de beschikking uit te spreken.
Aangezien het verzoekschrift ten onrechte niet door een procureur was ingediend is verzoeker in de gelegenheid gesteld dit verzuim te herstellen. Verzoeker heeft dit verzuim binnen de hem daartoe geboden termijn hersteld.
Door verweersters is een verweerschrift met producties ingediend, ingekomen 30 januari 2004.
De mondelinge behandeling is gehouden op 3 februari 2004 te 11.00 uur.
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft eiser zijn verzoek gewijzigd. Hij verzoekt niet langer herroeping van het vonnis van 19 maart 2003.
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling zijn zijdens beide partijen pleitnota’s in het geding gebracht.
De uitspraak is nader bepaald op vandaag.
2. De feiten
Door de rechtbank is bij beschikking van 10 september 2003 het plan van toedeling in de aanpassingsinrichting “Borssele” vastgesteld.
3. Het geschil
3.1.1. Eiser stelt ter onderbouwing van zijn verzoek dat er wat betreft de aanpassingsinrichting “Borssele” geen sprake is van een rechtsgelding landinrichtingsplan en er dus ook geen rechtsgeldig plan van toedeling tot stand is gekomen. Volgens eiser is uit recente jurisprudentie gebleken dat zowel de vaststelling van de richtlijnen van het plan van toedeling als de goedkeuring van het plan van toedeling op onbevoegde wijze is gebeurd.
De vaststelling van de richtlijnen van het plan van toedeling en de goedkeuring van het plan van toedeling dient ingevolge de Landinrichtingswet door de centrale landinrichtingscommissie plaats te vinden. De centrale landinrichtingscommissie heeft sinds 1996 niet meer vergaderd zodat daarvan in geval van de ruilverkaveling/aanpassingsinrichting “Borssele” geen sprake kan zijn. Voor zover de secretaris van de centrale landinrichtingscommissie de richtlijnen heeft vastgesteld en het plan van toedeling heeft goedgekeurd is dat onbevoegd gebeurd omdat hem daarvoor geen mandaat is verleend.
3.1.2. Eiser baseert zijn verzoek tot herroeping op de in artikel 382 Rv aanhef onder c genoemde grond. Eiser heeft pas nadat op 10 september 2003 het plan van toedeling was vastgesteld kennis genomen van de vonnissen van de rechtbank Groningen van 11 februari en 3 maart 2003 waarbij is beslist dat de totstandkoming van de mandatering aan de secretaris onzorgvuldig was en dat de op deze mandatering gebaseerde besluiten een rechtsgrond ontberen terwijl de centrale landinrichtingscommissie bij deze procedures betrokken was en daarvan ook op de hoogte was.
Indien en voor zover de rechtbank van oordeel is dat dat niet tot herroeping kan leiden is eiser van oordeel dat de beschikking van 10 september op grond van artikel 382 Rv aanhef onder a moet worden herroepen. De centrale landinrichtingscommissie heeft willens en wetens beslissingen genomen die niet op rechtsgeldige wijze tot stand zijn gekomen doordat zij de bestuurspraktijk wat betreft het mandaat niet heeft aangepast aan de nieuwe Algemene Wet Bestuursrecht.
3.2.1. Verweersters stellen dat door eiser geen van de ingevolge artikel 382 Rv genoemde gronden voor herroeping gesteld is. Volledigheidshalve echter bestrijden verweersters dat er sprake zou zijn van één van de in artikel 382 Rv genoemde gronden.
Volgens verweersters is het verzoek tot herroeping ook niet binnen de daarvoor in artikel 383 Rv gegeven termijn ingesteld. Bovendien schorst een verzoek tot herroeping de tenuitvoerlegging niet zodat de door eiser verzochte schorsing moet worden afgewezen omdat dat verzoek in strijd is met de wet.
Verweersters vragen zich voorts af of de beschikking van de rechtbank van 10 september 2004 wel een beschikking is in de zin van art. 390 Rv. Ingevolge de wet stelt de rechtbank het plan van toedeling vast. Het is geen beschikking waaraan een verzoek ten grondslag ligt.
3.2.2. Verweersters stellen voorts dat uitgegaan moet worden van de rechtsgeldigheid van de richtlijnen van het plan van toedeling alsmede van de rechtsgeldigheid van de instemming met de ter visie legging van het plan van toedeling. Voor zover deze besluiten onbevoegdelijk zouden zijn genomen komen deze voor vernietiging in aanmerking maar dat is niet gebeurd.
Nog afgezien daarvan had eiser, indien en voor zover hij van oordeel is dat er aan voornoemde besluiten een gebrek kleeft, daarop in de procedure van de bezwarenbehandeling een beroep moeten doen en niet eerst in het kader van deze herroepingsprocedure.
Door de wetgever is in het kader van reparatiewetgeving voorgesteld om te bepalen dat de door de secretaris van de centrale landinrichtingscommissie genomen besluiten op grond van het mandaat van 28 juni 1996 rechtsgeldig zijn. Verweersters geven de rechtbank dan ook in overweging om, indien en voor zover zij van oordeel is dat het verzoek van eiser voor inwilliging in aanmerking komt de uitspraak aan te houden totdat wetsvoorstel 28 667 kracht van wet zal hebben verkregen en alle besluiten die vanaf 28 juni 1996 tot datum inwerkingtreding van de wet door de secretaris van de centrale landinrichtingscommissie genomen zijn rechtsgeldig zijn verklaard.
4. De beoordeling van het geschil
4.1. Nu eiser zijn verzoek heeft gewijzigd en geen herroeping van het vonnis van 19 maart 2003 meer verzoekt zal de rechtbank niet ingaan op hetgeen partijen dienaangaande over en weer hebben gesteld.
4.2. Eiser heeft bij verzoekschrift ingekomen op 8 december 2003 verzocht de beslissing van de rechtbank van 10 september 2003 te herroepen. De procedure is dan ook vanaf 8 december 2003 aanhangig. Het feit dat het op 8 december 2003 ingediende verzoekschrift niet door een procureur was ingediend maakt dit niet anders. Dit verzuim is door eiser binnen de hem daartoe gestelde termijn hersteld en het verzoekschrift geldt dan ook vanaf begin af aan als door een procureur ingediend en ondertekend.
Ingevolge artikel 383 Rv moet het rechtsmiddel van herroeping binnen drie maanden nadat de grond voor herroeping is ontstaan en verzoeker daarmee bekend is geworden worden aangewend. Deze termijn vangt niet aan dan nadat de beschikking in kracht van gewijsde is gegaan.
Gelet op het vorenstaande is het rechtsmiddel door eiser dus binnen de daartoe in de wet gestelde termijn ingediend.
4.3. Ingevolge artikel 202 Landinrichtingswet (Liw) jo artikel 185 lid 5 Liw stelt de rechtbank het plan van toedeling vast nadat zij in alle geschillen daaromtrent heeft beslist.
Eiser verzoekt met een beroep op artikel 390 Rv herroeping van de vaststelling door de rechtbank van het plan van toedeling.
Ingevolge artikel 390 Rv kan een beschikking op verzoek van de oorspronkelijk verzoeker of van een belanghebbende worden herroepen op de gronden genoemd in artikel 382 Rv. Als belanghebbenden zijn aan te merken degenen die als zodanig in de procedure zijn verschenen of opgeroepen, dan wel door bedrog niet in de procedure zijn verschenen of opgeroepen.
Gelet op de tekst van artikel 390 Rv ziet dit artikel op beschikkingen gegeven in zaken die met een verzoekschrift worden ingeleid. Daarvan is bij de vaststelling van het plan van toedeling door de rechtbank geen sprake. Een dergelijke vaststelling is een constatering van de rechtbank dat in alle geschillen is beslist en geen na tegenspraak gegeven beschikking. Artikel 390 Rv is dan ook niet van toepassing op de vaststelling van het plan van toedeling door de rechtbank.
De rechtbank zal eiser dus niet-ontvankelijk verklaren in zijn verzoek en hem in de proceskosten veroordelen.
De beslissing
De rechtbank:
- verklaart eiser niet-ontvankelijk in zijn verzoek;
- veroordeelt eiser in de proceskosten aan de zijde van de landinrichtingscommissie voor de aanpassingsinrichting “Borssele” en de centrale landinrichtingscommissie begroot op € 102,50 wegens griffierecht en € 1.170,-- wegens procureurssalaris;
Deze beschikking is gegeven door mr. H.A. Witsiers en uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 31 maart 2004 in tegenwoordigheid van de griffier.
MdB