ECLI:NL:RBMID:2004:AO9035

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
25 februari 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
218/2000
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid bij aanvaring tussen schepen in vaarwater

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Middelburg, ging het om een aanvaring tussen twee schepen, de Zodiac en de Inno, die plaatsvond in een vaarwater dat ongeveer 140 meter breed was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Zodiac, die achter de getuige voer, zich aan de juiste zijde van het vaarwater bevond, terwijl de Inno, na een bakboordmanoeuvre, op de verkeerde zijde voer. Getuigenverklaringen bevestigden dat de Inno niet goed uitkijk hield en dat de Zodiac zich correct gedroeg. De rechtbank concludeerde dat de schuld voor de aanvaring volledig bij de Inno lag, die niet aan de reglementaire navigatieverlichting voldeed en niet op de juiste manier manoeuvreerde. De rechtbank verwees naar eerdere tussenvonnissen en de getuigenverhoren die plaatsvonden in 2002, waaruit bleek dat beide partijen verschillende versies van de toedracht van de aanvaring gaven. Propulsion N.V. en Handels- en beheersmaatschappij Scapha B.V. eisten schadevergoeding van Bibutank S.A., die in reconventie ook een vordering had ingediend. De rechtbank oordeelde dat Bibutank aansprakelijk was voor de schade die Propulsion c.s. hadden geleden door de aanvaring. De zaak werd aangehouden om partijen de gelegenheid te geven zich uit te laten over de hoogte van de schadevergoeding. De uitspraak werd gedaan op 25 februari 2004, waarbij de rechtbank de verdere beslissing aanhield tot een latere datum.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
Sector civiel recht
Vonnis van 25 februari 2004 in de zaak van:
rolnr: 218/2000
1. De rechtspersoon naar het recht van het land en de plaats van haar vestiging Propulsion N.V.,
gevestigd te Meer (België),
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Handels- en beheersmaatschappij Scapha B.V.
gevestigd te Rosmalen,
eiseressen in conventie,
gedaagden in reconventie,
hierna te noemen: Propulsion c.s.,
procureur: mr. C.J. IJdema,
advocaat: mr. J.F. van der Stelt;
tegen
de rechtspersoon naar het recht van het land en de plaats van haar vestiging Bibutank S.A.,
gevestigd te Luxemburg (Luxemburg),
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
hierna te noemen: Bibutank
procureur: mr. J.C. Bode 't Hart,
advocaat: mr. W.M. van Rossenberg.
1. Het verdere procesverloop
in conventie en in reconventie
De rechtbank verwijst naar haar tussenvonnis van 15 mei 2002. Ter uitvoering van dat vonnis zijn ter terechtzitting van 15 mei 2002 en van 14 november 2002 getuigen gehoord. Vervolgens hebben partijen ieder een conclusie na enquête genomen. Beide partijen hebben daarbij producties overgelegd.
2. De verdere beoordeling van het geschil
in conventie en in reconventie
2.1 Bij bovengenoemd tussenvonnis heeft de rechtbank partijen toegelaten tot het leveren van bewijs van de door hen gestelde toedracht van de aanvaring. Zoals in dat vonnis reeds is overwogen komen de stellingen van Propulsion c.s. erop neer dat de aanvaring te wijten is aan de omstandigheid dat de Inno aan de voor haar verkeerde zijde van het vaarwater voer en niet goed uitkijk hield. Volgens Bibutank voer juist het koppelverband aan de voor haar verkeerde zijde van het vaarwater en voerde zij niet de reglementaire navigatieverlichting. Propulsion c.s. hebben ten bewijze van hun stellingen als getuigen doen horen(naam), destijds schipper van de Nero, en (naam), destijds schipper van de Zodiak. Bibutank heeft als getuige doen horen (naam), destijds schipper van de Inno.
2.2 Ten aanzien van de plaats waar de aanvaring plaatsvond overweegt de rechtbank als volgt. Getuige 1 heeft onder meer verklaard dat hij zag dat de Zodiac, die achter hem aan voer, en de Inno op elkaar voeren, dat hij absoluut zeker weet dat de Zodiac ten tijde van de aanvaring in zijn helft van het vaarwater voer en dat de Inno in elk geval niet aan zijn eigen kant van het vaarwater voer. Hij heeft verklaard dat de Nero gebekt in het water lag, achter
± 30 meter uit de wal, de kop in het midden, en dat de Zodiac zelfs nog wat dichter bij de wal voer met de achterkant, ook ten tijde van de aanvaring. Deze verklaring wordt bevestigd door die van getuige 2, die onder meer heeft verklaard dat het koppelverband aan de achterkant zo’n 20 meter uit de wal lag en van voren iets meer, zo’n 30 meter. Voorts heeft getuige 2 verklaard dat de Inno in z’n eigen vaarwater zat tot hij hem ineens bakboord uit zag gaan en hij recht op het koppelverband af kwam. Getuige 3 heeft verklaard niet te kunnen zeggen aan welke zijde van het midden van het vaarwater de aanvaring plaatsvond. Hij heeft verklaard dat hij een manoeuvre naar bakboord maakte en plotseling zag dat hij op een ander schip afvoer, waarna de aanvaring plaatsvond. Bij pleidooi hebben beide partijen betoogd dat het vaarwater ter hoogte van de aanvaring circa 140 meter breed was. Volgens Bibutank bedroeg de breedte van het koppelverband 22 meter, volgens Propulsion c.s. 23,94 meter.
Met de hierboven omschreven feiten en verklaringen is naar het oordeel van de rechtbank vast komen te staan dat de bakboordzijde van het koppelverband ten tijde van de aanvaring aan de voorkant ongeveer 54 meter uit de kant stak en zij daarmede derhalve aan haar zijde van het 140 meter brede vaarwater voer, zodat geconcludeerd moet worden dat de Inno in elk geval na de bakboordmanoeuvre geheel of ten dele aan de voor haar verkeerde zijde van het vaarwater voer. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank de schuld van de Inno aan de aanvaring komen vast te staan.
2.3 Ten aanzien van het verweer van Bibutank dat het koppelverband mede schuldig is geweest aan de aanvaring om zij niet de reglementaire navigatieverlichting voerde overweegt de rechtbank dat dit niet is komen vast te staan. Tegen de verklaring van getuige 2 dat hij wel de voorgeschreven verlichting voerde heeft Bibutank bij conclusie na enquête een brief van Techmar International als productie overgelegd, waarin de door getuige 2 afgelegde verklaring wordt betwist. Nu de inhoud van de brief door Propulsion c.s. wordt weersproken en niet door een getuige onder ede is bevestigd, kan die niet als bewijs of tegenbewijs dienen.
2.4 Op grond van al hetgeen hiervoor is overwogen komt de rechtbank tot het oordeel dat de aanvaring geheel te wijten is aan de schuld van de Inno, zodat in conventie Bibutank zal worden veroordeeld in de schade die Propulsion c.s. hebben geleden tengevolge van de aanvaring. De vordering in reconventie zal worden afgewezen.
2.5 Nu de rechtbank zich op verzoek van partijen eerst heeft uitgelaten omtrent de schuldvraag zal zij partijen conform hun wens in de gelegenheid stellen zich er bij akte over uit te laten of zij de procedure wensen voort te zetten teneinde de hoogte van de door Bibutank aan Propulsion c.s. te betalen schade vast te stellen, en in het bevestigende geval hen in de gelegenheid te stellen zich nader uit te laten over de door Propulsion c.s. gevorderde schade.
2.6 In afwachting van de uitlatingen van partijen houdt de rechtbank iedere verdere beslissing aan.
5. De beslissing
De rechtbank:
in conventie
- verwijst de zaak naar de rol van woensdag 24 maart 2004 teneinde partijen in de gelegenheid te stellen zich uit te laten zoals overwogen onder 2.6, Propulsion c.s. eerst;
in conventie en in reconventie
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. N. van der Ploeg-Hogervorst en uitgesproken op de openbare terechtzitting van woensdag 25 februari 2004 in tegenwoordigheid van de griffier.
NvdP