ECLI:NL:RBMID:2004:AO7386

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
1 april 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04-78
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.J.M. Klarenbeek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen Achmea Personeel B.V. en een arbeidsongeschikte werkneemster na vijf jaar zonder WAO-aanvraag

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Middelburg op 1 april 2004 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen Achmea Personeel B.V. en een werkneemster die sinds 1997 arbeidsongeschikt was. De werkneemster, die geen WAO-uitkering had aangevraagd, stond nog op de loonlijst van Achmea, terwijl er geen reïntegratie binnen het bedrijf mogelijk was. Achmea had in de tussentijd haar loon doorbetaald, maar de werkneemster had het aanbod voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst met een vergoeding van € 17.714,35 bruto verworpen. De kantonrechter oordeelde dat Achmea voldoende had gedaan om de werkneemster te ondersteunen en dat de werkneemster door de onverplichte loonbetalingen in een betere financiële positie was geraakt dan wanneer zij een WAO-uitkering had aangevraagd. De kantonrechter besloot de arbeidsovereenkomst te ontbinden zonder vergoeding, omdat de werkneemster door de loonbetalingen al gecompenseerd was voor de gemaakte fouten door de werkgever. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat beide partijen hun eigen kosten moesten dragen.

Uitspraak

rep. nummer : 04-78
uitspraak : 1 april 2004
Rechtbank Middelburg
Sector kanton - zitting te Middelburg
BESCHIKKING
in de zaak van:
de besloten vennootschap
Achmea Personeel B.V.
gevestigd te Utrecht,
verzoekende partij,
verder te noemen: Achmea,
gemachtigde: mr. M.W. Pieters,
t e g e n :
[verweerster],
wonende te [woonplaats],
verwerende partij,
verder te noemen: [verweerster],
gemachtigde: mr. B.H. Vader.
het verloop van de procedure
De procedure is als volgt verlopen:
- verzoekschrift, ingediend op 21 januari 2004,
- verweerschrift,
- mondelinge behandelingen van 12 februari en 18 maart 2004.
de beoordeling van de zaak
1.1. [verweerster], geboren op 13 mei 1971, is op 1 december 1990 bij Achmea in dienst getreden. Toen zij in 1997 arbeidsongeschikt werd, werkte zij voor 24 uur per week als winkelmedewerkster in de verzekeringswinkel van Achmea te Middelburg. Haar laatste salaris bedraagt € 1.171,36 bruto per maand, te verhogen met 8 % vakantietoeslag en 8,33 % eindejaarsuitkering. Van toepassing is de Achmea-CAO.
1.2. Sinds 12 oktober 1997 is [verweerster] arbeidsongeschikt door gynaecologische complicaties tijdens haar tweede zwangerschap. Gedurende die zwangerschap heeft Achmea een aantal verzekeringswinkels gesloten, waaronder die te Middelburg. Eerst op 4 juli 1998 is er een reïntegratieplan opgesteld. GAK Nederland B.V. heeft bij brief van 22 juli 1998 [verweerster] een formulier toegestuurd voor het aanvragen van een WAO-uitkering. [verweerster] heeft geen aanvraag ingediend.
1.3. [verweerster] stelt dat zij dat heeft nagelaten op verzoek van O.F. Hoogendijk, personeelsfunctionaris bij Achmea (Zilveren Kruis). Achmea betwist dit.
1.4. Doordat er geen aanvraag is ingediend, vindt er geen WAO-keuring plaats. Bovendien raakt bij Achmea het personeelsdossier van [verweerster] zoek. Eind 2002 bemerkt P&O-adviseur [betrokkene] dat [verweerster] nog altijd op de loonlijst van Achmea staat.
1.5. Achmea schakelt het reïntegratiebedrijf Argonaut B.V. te Vlissingen in dat op 22 april 2003 rapport uitbrengt. De conclusie luidt dat [verweerster] structurele beper-kingen heeft als gevolg waarvan zij minder dan 75 % van de normale voltijdsfunctie kan vervullen. Vervolgens wordt in overleg met [verweerster] een reïnte-gratieplan opgesteld. Zij wenst een administratief beroep. Met het oog daarop is haar een stage en bijscholing in Word en Excel geadviseerd. [verweerster] heeft zelf een stageplaats gevonden voor balie- en receptiewerk, waarmee zij op 27 oktober 2003 is begonnen. Ook is zij gestart met de cursussen voor Word en Excel. Vanaf 1 december 2003 komt een en ander stil te liggen vanwege privé-omstandigheden van [verweerster]. Tot dan was een werkweek van 24 uur door buikklachten niet mogelijk geweest; [verweerster] kon maximaal drie dagdelen per week werken. De stage is niet afgemaakt, maar de cursussen zijn hervat en door [verweerster] met succes afgesloten.
2.1. Achmea heeft ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [verweerster] verzocht en heeft daartoe aangevoerd:
Reïntegratie binnen Achmea is niet haalbaar. Niet alleen is daarvoor de belastbaarheid van [verweerster] te beperkt, maar ook ligt de dichtstbijzijnde vestiging van Achmea (Rotterdam) buiten de maximum reistijd, die is vastgesteld op een één uur per dag. Daarom is [verweerster] bij brief van 4 september 2003 uitgenodigd voor een gesprek over de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Daarbij is een vergoe-ding ad € 17.714,35 bruto op basis van de neutrale kantonrechtersformule aangebo-den bij ontbinding per 1 december 2003. Tevens is aangeboden dat [verweerster] het reeds ingezette reïntegratietraject zal voorzetten. [verweerster] heeft dit voorstel verwor-pen.
In het verzoekschrift heeft Achmea het aanbod van de voormelde vergoeding gehandhaafd, maar bij de voortzetting van de mondelinge behandeling op 18 maart 2004 heeft Achmea dit aanbod ingetrokken.
2.2. [verweerster] maakt Achmea ernstige verwijten van de gang van zaken en verzet zich primair tegen ontbinding. In het bijzonder verwijt zij Achmea dat zij niet in aanmerking komt voor een WAO-uitkering, hoewel zij in aanmerkelijke mate arbeidsongeschikt is. Zij vindt dat zij eerst in aanmerking moet worden gebracht voor een loondervingsregeling wegens haar arbeidsongeschiktheid.
Subsidiair verzoekt [verweerster] ontbinding niet dan op een ruime termijn van bijvoorbeeld een half jaar uit te spreken om aldus [verweerster] een meer passende mogelijkheid tot reïntegratie te bieden. [verweerster] verzoekt daarbij tevens een vergoeding op basis van de kantonrechtersformule met een factor C=2, afgerond € 35.000.
2.3. Na de mondelinge behandeling van 12 februari 2004 is er alsnog een WAO-aanvraag voor [verweerster] ingediend. Daarop is niet de reactie gekomen, dat deze aanvraag te laat is ingediend en daarom niet meer in behandeling wordt genomen. Niet uit te sluiten is evenwel dat er als een gevolg van de gang van zaken tot nu toe alsnog negatief op de aanvraag zal worden beslist. Het is bijvoorbeeld mogelijk dat noodzakelijke informatie niet meer kan worden verstrekt.
3.1. Achmea verzet zich evenwel tegen nieuw uitstel teneinde de beslissing op de WAO-aanvraag af te wachten. Die beslissing behoeft inderdaad niet te worden afgewacht, aangezien ook bij een negatieve WAO-beslissing moet worden geoordeeld dat Achmea thans – nu alsnog tijdens dienstverband een WAO-aanvraag is ingediend – al het mogelijke heeft gedaan om in het verleden gemaakte fouten recht te zetten.
3.2. Tot die fouten rekent de kantonrechter dat [betrokkene] destijds aan [verweerster] heeft geadviseerd om maar geen WAO-aanvraag in te dienen. Hoogendijk en Achmea betwisten dit nu wel, maar [verweerster] heeft dit voldoende aannemelijk gemaakt met haar eigen aantekeningen.
3.3. Niet weersproken is dat reïntegratie binnen Achmea vanwege belastbaarheid en reisafstand niet mogelijk is. [verweerster] verricht al zeseneenhalf jaar geen arbeid. Nu Achmea vanaf april 2003 al het mogelijke heeft gedaan, is het onredelijk dat Achmea [verweerster] nog langer in dienst zou moeten houden.
3.4. Daarbij moet in aanmerking worden genomen dat Achmea al die tijd 100 % van het loon heeft doorbetaald. Achmea zal dat blijven doen tot het einde van de arbeidsovereenkomst en zal het loon niet als onverschuldigd betaald van [verweerster] terugvorderen. De CAO verplicht Achmea om 100 % van het loon door te betalen gedurende achttien maanden vanaf het tijdstip waarop WAO kan worden aangevraagd. Tevens moet rekening worden gehouden met de wettelijke verplich-ting om gedurende 52 weken loon door te betalen. Uit een en ander volgt dat Achmea vier jaren onverplicht aan [verweerster] loon heeft betaald. Indien destijds een WAO-uitkering was aangevraagd en indien [verweerster] toen volledig zou zijn afge-keurd, dan zou [verweerster] thans reeds vier jaren een uitkering genieten van slechts 70 % van haar laatstverdiende loon.
3.5. Niet alleen heeft Achmea gedurende vijfeneenhalf jaar het gemis van een WAO-uitkering opgevangen door [verweerster] loon door te betalen, maar bovendien heeft Achmea gedurende vier van die jaren onverplicht 100 % van het loon uitbetaald, waar [verweerster] slechts 70 % zou hebben ontvangen als zij een volledige WAO-uitkering zou hebben gehad. [verweerster] is aldus tot heden in een betere financiële positie geraakt en Achmea heeft toegezegd haar die niet te zullen ontnemen. Daar komt bij dat Achmea een reïntegratietraject heeft laten verzorgen en ook in die tijd het loon heeft doorbetaald. Dat dit traject wellicht niet geheel naar wens is verlopen, mag Achmea niet worden aangerekend. Tenslotte heeft Achmea ervoor gezorgd dat er alsnog een WAO-uitkering voor [verweerster] is aangevraagd. Mocht daarop negatief beslist worden als een (in)direct gevolg van het tijdsverloop dan is [verweerster] voldoende gecompenseerd door de onverplichte loonbetalingen die zij tot heden van Achmea heeft ontvangen. Gelet op hetgeen omtrent de arbeidsongeschiktheid naar voren is gekomen, is het ook wel mogelijk dat [verweerster] een WAO-uitkering zal worden toegekend. In dat geval zal [verweerster] financieel in een veel betere positie zijn dan wanneer destijds aanstonds een WAO-uitkering was aangevraagd.
3.6. Het aanbod dat Achmea bij brief van 4 september 2003 aan [verweerster] heeft gedaan was meer dan redelijk. Dit aanbod ging uit van een ontbinding per 1 december 2003. [verweerster] heeft dit mooie aanbod evenwel van de hand gewezen. De kantonrechter is van oordeel dat de vertraging die daardoor is ontstaan niet ten nadele van Achmea mag strekken. Zonder deze vertraging zou een vergoeding ter grootte van het loon over de wettelijke opzegtermijn van drie maanden nog wel redelijk zijn. Maar sinds 1 december 2003 zijn meer dan drie maanden verstreken. Daarom is het niet langer billijk dat Achmea nog een vergoeding zou moeten voldoen.
4. Aan Achmea behoeft geen gelegenheid te worden geboden om het verzoekschrift in te trekken. Er is geen reden om af te wijken van het beleid om in ontbindings-zaken de proceskosten te compenseren.
DE BESLISSING
De kantonrechter:
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen per heden;
bepaalt dat zowel Achmea als [verweerster] de eigen proceskosten moeten dragen.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.J.M. Klarenbeek, kantonrechter, en uit-
gesproken ter openbare terechtzitting van 1 april 2004 in tegenwoordigheid van de
griffier.