ECLI:NL:RBMID:2004:AO7075

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
17 maart 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
12/015240-03
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • R.J.G. Lameijer
  • I.J.M. Woltring
  • M.C. de Regt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van kapitein en stuurman van zeesleper Otton wegens cocaïnesmokkel

Op 17 maart 2004 heeft de Rechtbank Middelburg de kapitein en de stuurman van de Panamese zeesleper Otton veroordeeld tot acht jaar gevangenisstraf wegens cocaïnesmokkel. De rechtbank achtte de betrokkenheid van de opvarenden, afkomstig uit Colombia en Panama, bewezen. De officier van justitie, L. Boogert, had tegen de kapitein tien jaar gevangenisstraf geëist vanwege zijn prominente rol en tegen de stuurman, gezien zijn strafblad, eveneens tien jaar. Eerder, op 24 december 2003, kregen acht bemanningsleden dezelfde straf, waarbij de rechtbank de eis van de officier van justitie overnam.

De cocaïne werd medio augustus 2003 in de Vlissingse haven aangetroffen, nadat de zeesleper door motorpech een noodstop moest maken. Dit was de grootste cocaïnevangst ooit in Nederland. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met anderen opzettelijk een aanzienlijke hoeveelheid cocaïne, ongeveer 4050 kilogram, naar Nederland had gebracht, wat in strijd is met de Opiumwet. De cocaïne was verborgen in onopvallende compartimenten aan boord van de zeesleper, die speciaal was ingericht voor het vervoer van verdovende middelen.

Bij het bepalen van de straf hield de rechtbank rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank overwoog dat de verdachte, gelokt door het “grote geld”, op de hoogte was van de voorgenomen invoer van de cocaïne. De rechtbank besloot tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van acht jaar, waarbij de tijd in voorarrest in mindering wordt gebracht. Tevens werden de in beslag genomen voorwerpen verbeurd verklaard, aangezien deze aan de verdachte toebehoorden en gebruikt waren bij het plegen van het strafbare feit.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
Sector strafrecht
meervoudige kamer
Parketnummer: 12/015240-03
Datum uitspraak: 17 maart 2004
Tegenspraak
------------------------------------------------
Datum inverzekeringstelling: 21 augustus 2003
Datum voorlopige hechtenis: 22 augustus 2003
------------------------------------------------
V O N N I S
van de rechtbank Middelburg, meervoudige kamer voor strafzaken, in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1957 te [geboorteplaats],
thans gedetineerd in het Huis van Bewaring De Boschpoort te Breda, Nassausingel 26,
ter terechtzitting verschenen.
Als raadsman van de verdachte is ter terechtzitting verschenen mr. Th.U Hiddema, advocaat te Maastricht.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
4 maart 2004.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. L.W. Boogert en van hetgeen door en/of namens de verdachte naar voren is gebracht.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 (tien) jaren, met aftrek van voorarrest, met verbeurdverklaring van de daarvoor in aanmerking komende inbeslaggenomen voorwerpen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging luidt als volgt.
Aan verdachte wordt tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 18 augustus 2003, in elk geval in de periode van 1 juli
tot en met 18 augustus 2003,
in de gemeente Vlissingen, in elk geval in de provincie Zeeland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in
artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer 4050 kilogram, in elk geval een
aanzienlijke hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne
een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk met een
(sleep)boot die cocaïne, welke was verborgen in onopvallende compartimenten
aan boord van die boot, vanuit Zuid-Amerika naar Nederland vervoerd;
art 2 ahf/ond A Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan met dien verstande dat:
hij op of omstreeks 18 augustus 2003, in elk geval in de periode van 1 juli
tot en met 18 augustus 2003,
in de gemeente Vlissingen, in elk geval in de provincie Zeeland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in
artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer 4050 kilogram, in elk geval een
aanzienlijke hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne
een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk met een
(sleep)boot die cocaïne, welke was verborgen in onopvallende compartimenten
aan boord van die boot, vanuit Zuid-Amerika naar Nederland vervoerd.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier bewezen is verklaard, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit vonnis gehechte bijlage worden opgenomen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, eerste lid, aanhef en onder A van de Opiumwet gegeven verbod.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Motivering van de op te leggen sanctie
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met het volgende:
- de ernst van het feit en de omstandigheden, waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Voor wat betreft de ernst van het feit en de omstandigheden, waaronder dit is begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich, samen met anderen, schuldig gemaakt aan het invoeren van een grote hoeveelheid cocaïne in Nederland.
Daartoe is gebruik gemaakt van een zeelsleper ‘Otton’ met een verborgen ruimte in de brandstoftank, welke ruimte speciaal voor het vervoer van verdovende middelen was ingericht. Voor de kust van Curaçao zijn twee speedboten langszij gekomen met pakketten cocaïne die door de bemanning van de ‘Otton’ aan boord zijn gebracht en in de verborgen ruimte zijn opgestapeld. De cocaïne moest vervolgens naar Antwerpen vervoerd worden, doch door technische problemen aan de zeesleper is deze gestrand voor de rede van Vlissingen.
Verdachte, gelokt door het “grote geld”, was van tevoren op de hoogte van de voorgenomen invoer van de cocaïne.
Cocaïne is een stof die een ernstige bedreiging voor de volksgezondheid vormt, tot vele vormen van criminaliteit leidt en het plegen van vermogensdelicten onder de gebruikers bevordert, teneinde de voor het gebruik benodigde gelden te verkrijgen. Dit veroorzaakt veel schade en onrust in de samenleving. Handelingen die er op zijn gericht dergelijke stoffen in te voeren, dienen dan ook streng te worden bestraft. De invoer van ongeveer 4050 kg cocaïne is een ernstige schending van de Opiumwet.
Het is een feit van algemene bekendheid dat bij te plegen feiten als de onderhavige, altijd gebruik gemaakt wordt van mensen die in precaire sociale omstandigheden leven.
Voor wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister d.d. 10 februari 2004.
De rechtbank overweegt enerzijds dat, gezien de enorme hoeveelheid cocaïne, een zwaardere straf dan de officier van justitie heeft gevorderd in de rede ligt.
De rechtbank houdt er anderzijds rek-en----ing mee dat de slechte economische en sociale omstandigheden in Colombia verdachte ertoe hebben bewogen om mee te doen.
De rechtbank zal echter –anders dan de officier van justitie heeft geëist- met betrekking tot de op te leggen straf geen onderscheid maken tussen verdachte en zijn eerder reeds veroordeelde medeplegers. Gezien ieders rol in het geheel, zoals die uit de processtukken naar voren komt, is daartoe naar het oordeel van de rechtbank geen reden.
Op grond van het bovenstaande acht de rechtbank, met het oog op de generale en speciale preventie, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur als na te melden passend en geboden.
Beslag
De in beslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
1. 1 Boot, zeemotorsleepboot “Otton”;
2. 2 stuks gereedschap, Bosch, 3.13.01.12.2 boormachine en slijptol;
3. 1 Bosch slijptol, 3.13.01.2.7;
4. 1 Bosch slijptol, 3.13.01.3.7;
5. 1 scheepstekening Otton, 3.13.01.17.10;
6. 1 scheepstekening Otton, 3.13.01.3.10;
7. 1 zeekaart Curaçao en Venezuela, 3.13.01.1.1.1;
8. 1 zeekaart Antwerpen, 3.13.01.1.1.2;
9. 1 bouwtekening sleepboot Otton, 3.13.01.1.13;
10. 1 Compactdisc, compschijf, 3.13.01.1.11
11. 1 briefje met namen en telefoonnummers, 3.13.01.19.1;
12. 1 GPS logboek, 3.13.01.3.6.10;
13. 1 zwarte ordner met div. bescheiden, 3.13.01.18.1.1;
14. 1 blauw logboek april 2003, 3.13.01.12.4.4;
15. 1 wit/blauw logboek 2003, 3.13.01.12.4.3;
16. 1 bruin logboek, 3.13.01.12.4.1;
17. 1 bruin boek, logboek, 3.13.01.18.1.3;
18. 1 Engineers logboek, 3.13.01.3.6.6;
19. 1 bruin logboek 2003, 3.13.01.12.4.2;
20. 1 zwarte ordner met div. bescheiden, 3.13.01.18.1.2;
21. 1 zwarte ordner met div. bescheiden, 3.13.01.18.1.1;
22. 1 papier met Nederlandse faxnummers, 3.13.01.1.19.8;
23. 1 lijst met waypoints, 3.13.01.1.19.7;
24. 1 map met verzonden telexberichten, 3.13.01.3.6.8;
25. 1 GMDSS radio logboek, 3.13.01.3.6.7;
26. 1 map met diverse administratie, 3.13.01.3.6.1;
zijn vatbaar voor verbeurdverklaring, aangezien deze voorwerpen aan verdachte toebehoren en met behulp van deze voorwerpen het bewezenverklaarde is begaan en/of voorbereid, dan wel dat degene aan wie deze voorwerpen toebehoren bekend was met het gebruik of de bestemming in verband daarmede, dan wel dat gebruik of die bestemming redelijkerwijs had kunnen vermoeden.
Voornoemde voorwerpen zullen daarom verbeurd worden verklaard.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 33, 33a en 47 van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.
DE BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt.
Zij verklaart bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven heeft begaan.
Zij verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders ten laste is gelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Zij bepaalt dat het bewezenverklaarde hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Zij verklaart de verdachte te dier zake strafbaar.
Zij veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) jaren.
Zij beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Zij verklaart verbeurd de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
1. 1 Boot, zeemotorsleepboot “Otton”;
2. 2 stuks gereedschap, Bosch, 3.13.01.12.2 boormachine en slijptol;
3. 1 Bosch slijptol, 3.13.01.2.7;
4. 1 Bosch slijptol, 3.13.01.3.7;
5. 1 scheepstekening Otton, 3.13.01.17.10;
6. 1 scheepstekening Otton, 3.13.01.3.10;
7. 1 zeekaart Curaçao en Venezuela, 3.13.01.1.1.1;
8. 1 zeekaart Antwerpen, 3.13.01.1.1.2;
9. 1 bouwtekening sleepboot Otton, 3.13.01.1.13;
10. 1 Compactdisc, compschijf, 3.13.01.1.11
11. 1 briefje met namen en telefoonnummers, 3.13.01.19.1;
12. 1 GPS logboek, 3.13.01.3.6.10;
13. 1 zwarte ordner met div. bescheiden, 3.13.01.18.1.1;
14. 1 blauw logboek april 2003, 3.13.01.12.4.4;
15. 1 wit/blauw logboek 2003, 3.13.01.12.4.3;
16. 1 bruin logboek, 3.13.01.12.4.1;
17. 1 bruin boek, logboek, 3.13.01.18.1.3;
18. 1 Engineers logboek, 3.13.01.3.6.6;
19. 1 bruin logboek 2003, 3.13.01.12.4.2;
20. 1 zwarte ordner met div. bescheiden, 3.13.01.18.1.2;
21. 1 zwarte ordner met div. bescheiden, 3.13.01.18.1.1;
22. 1 papier met Nederlandse faxnummers, 3.13.01.1.19.8;
23. 1 lijst met waypoints, 3.13.01.1.19.7;
24. 1 map met verzonden telexberichten, 3.13.01.3.6.8;
25. 1 GMDSS radio logboek, 3.13.01.3.6.7;
26. 1 map met diverse administratie, 3.13.01.3.6.1.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. R.J.G. Lameijer, voorzitter,
mrs. I.J.M. Woltring en M.C. de Regt, rechters,
in tegenwoordigheid van A.J. Polderdijk als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 maart 2004.