ECLI:NL:RBMID:2004:AO3767

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
11 februari 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
599/2001
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van overwaarde in de woning na echtscheiding

In deze zaak vordert de man betaling van de overwaarde van de woning die tijdens het huwelijk door de vrouw is aangeschaft. Partijen zijn op huwelijkse voorwaarden getrouwd met uitsluiting van iedere gemeenschap. De vrouw heeft de woning gekocht en de hypotheeklasten werden voldaan via een rekening-courantverhouding met de vennootschap van de man. De man stelt dat hij als feitelijk financier van de woning recht heeft op de overwaarde. De rechtbank onderzoekt of de man recht heeft op een nominale uitkering of overwaarde op basis van redelijkheid en billijkheid. De rechtbank verwijst naar eerdere tussenvonnissen en de omstandigheden van de zaak, waaronder de echtscheidingsprocedure en de financiële constructie van de vennootschap. De vrouw heeft de woning verkocht en schulden voldaan, terwijl de man geen inkomsten uit de vennootschap ontving. De rechtbank concludeert dat de man geen recht heeft op de overwaarde, omdat de vrouw de juridische eigenaar is en de man niet kan aantonen dat hij recht heeft op vergoeding van de door hem gedane betalingen. De vordering van de man wordt afgewezen en de proceskosten worden gecompenseerd, aangezien partijen gewezen echtelieden zijn.

Uitspraak

Rechtbank Middelburg
Sector civiel recht
Vonnis van 11 februari 2004 in de zaak van:
rolnr. 599/01
(eiser),
wonende te (woonplaats),
eiser,
procureur: mr. A.J. Sol
tegen:
(gedaagde),
wonende te (woonplaats),
gedaagde,
procureur: mr. C.F.E.P.Galama
1. Het procesverloop
De rechtbank verwijst naar haar tussenvonnis van 7 november 2001, waarbij zij opmerkt
dat de conclusie van eis tevens houdt akte vermindering van eis. Ter uitvoering van dit
tussenvonnis is op 15 januari 2002 een comparitie gehouden, ter gelegenheid waarvan de
vrouw stukken heeft overgelegd. Deze zijn aan het van de comparitie opgemaakte proces-
verbaal gehecht.
Vervolgens zijn nog de volgende processtukken gewisseld:
- conclusie van repliek;
- conclusie van dupliek;
- akte bespreking en overlegging producties;
- akte uitlating productie eiser.
2. De feiten
2.1 Partijen zijn op 8 december 1978 gehuwd op huwelijkse voorwaarden inhoudende uitsluiting van huwelijksgemeenschap. Ten tijde van de dagvaarding 3 oktober 2001 zijn partijen verwikkeld in een echtscheidingsprocedure. Bij beschikking van 6 februari 2002 is de echtscheiding uitgesproken. Binnen het huwelijk zijn drie - thans nog minderjarige - kinderen geboren.
2.2 Tot 1989 heeft de man als zelfstandig veehandelaar gewerkt. In 1989 is hij failliet verklaard. Daarop is een lege vennootschap gekocht genaamd Holland Agriculture Publishers B.V. h.o.d.n. Meat Impex, waarvan de vrouw enig aandeelhouder werd. De man werd in 1999 enig bestuurder. Op 2 juni 2000 werd door de bank het handelskrediet opgezegd. Op 24 augustus 2001 is de man afgetreden als bestuurder en omstreeks september 2001 is op aangifte van de vrouw het faillissement van de vennootschap uitgesproken.
2.3 Op 22 mei 1995 heeft de vrouw voor f. 230.000,-- de woning gelegen aan het Bosplein 6 te Axel gekocht. Het gekochte is bij akte van 25 augustus 1995 aan haar geleverd. Deze woning was vanaf dat moment de echtelijke woning van partijen.
2.4 Ter financiering van de woning is op 25 augustus 1995 een hypothecaire lening gesloten door de vrouw ten bedrage van f. 235.000,--. Krachtens de op hetzelfde moment door partijen ten behoeve van de Rabobank Hulst getekende schuldbekentenis zijn de vrouw en de man voor de geleende hoofdsom met rente hoofdelijk aansprakelijk.
2.5 Op de hypotheek werd niet afgelost. De rentelasten van de hypotheeklening werden door de vennootschap voldaan via een rekening-courant verhouding met de vrouw. Op dezelfde wijze ontving de vrouw ook inkomsten uit de vennootschap. De man ontving geen inkomsten van de vennootschap.
2.6 In opdracht van de man is de onderhandse verkoopwaarde van de woning op 20 april 2000 getaxeerd op f. 295.000,--.
2.7 Op 30 augustus 2001 heeft de man conservatoir beslag laten leggen op de woning.
2.8 Ingevolge het vonnis van de voorzieningenrechter te Middelburg d.d. 24 december 2002 is dit beslag opgeheven.
2.9 De vrouw heeft de woning op 28 februari 2003 verkocht voor € 165.000,--.
3. Het geschil
3.1 De man vordert de vrouw te veroordelen tot betaling van de overwaarde in de woning, welke hij, na vermindering van eis, stelt op f. 100.000,--, te vermeerderen met de kosten van het beslag, alsmede met wettelijke rente en proceskosten. De man stelt dat de vrouw weliswaar de juridische eigenaar van de woning is, maar hij als degene die feitelijk de woning heeft gefinancierd de economische eigenaar. De man is van mening dat de inkomsten van de vennootschap, waaruit de hypotheeklasten werden betaald, slechts door hem zijn vergaard, namelijk door de door hem voor de vennootschap verrichte werkzaamheden. Hij heeft als economisch eigenaar van de woning het volledig belang daarbij en is derhalve rechthebbende op de overwaarde in de woning.
3.2 De vrouw concludeert gemotiveerd tot afwijzing van de vordering. De weren komen, voor
zover noodzakelijk, bij de beoordeling van het geschil aan de orde.
4. De beoordeling van het geschil
4.1 Wanneer een echtgenoot die met uitsluiting van elke gemeenschap is gehuwd, geheel of gedeeltelijk de tegenprestatie voldoet voor een goed dat op naam van de andere echtgenoot wordt geplaatst, krijgt hij in beginsel jegens de ander recht op vergoeding van het nominale bedrag van de door hem aldus aan de ander verstrekte gelden. Dit kan anders zijn, wanneer een en ander is geschied om te voldoen aan een natuurlijke verbintenis van de eerstgenoemde echtgenoot tot verzorging van de andere, danwel wanneer uit redelijkheid en de billijkheid in verband met de omstandigheden van het geval anders voortvloeit. In dit verband is er sprake van een natuurlijke verbintenis als voldaan is aan de objectieve maatstaf van artikel 6: 3 lid 2 aanhef en sub b BW, derhalve als er sprake is van een dwingende morele verplichting van zodanige aard dat naleving daarvan naar maatschappelijke opvattingen als voldoening van een aan die ander toekomende prestatie moet worden aangemerkt.
4.2 Het meest verstrekkende verweer van de vrouw komt erop neer dat voor zover de man al betalingen in privé voor de woning heeft verricht, hij dit heeft gedaan ter nakoming van zijn natuurlijke verbintenis tot verzorging van zijn gezin. De rechtbank laat de vraag of en in hoeverre er sprake is geweest van betalingen uit privévermogen van de man buiten beschouwing. Uit de stukken blijkt afdoende dat de door partijen gekozen constructie voor de vennootschap en de woning tot doel had schuldeisers van de man in privé buiten de deur te houden. Verder staat vast dat de vrouw binnen het gezin de huishouding en de verzorging van de kinderen voor haar rekening nam en geen inkomsten uit werk buitenshuis genoot. De man werkte voor de vennootschap en had geen zelfstandig inkomen. De vrouw genoot inkomen uit de vennootschap via de tussen hen bestaande rekening-courantverhouding. Daaruit werden de hypotheeklasten en de kosten van huishouding voldaan. In feite komt deze constructie erop neer dat de man met zijn werk zijn gezin onderhield. Aldus heeft hij voldaan aan een op hem rustende natuurlijke verbintenis, als omschreven onder r.o. 4.1. Hem komt derhalve geen vergoeding van nominale betalingen, zo hij die gedaan heeft, ten behoeve van de echtelijke woning toe.
4.3 De woning is destijds geheel met een hypothecaire lening gefinancierd. Door marktwerking is zij sinds de aanschaf in waarde gestegen. Er is derhalve overwaarde in de woning. De man maakt hierop aanspraak. Dat kan, gegeven het huwelijksregime, op grond van de redelijkheid en de billijkheid, doch slechts als de feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven. In dit geval is daarvan op grond van de hierna volgende overweging geen sprake.
4.4 Als gevolg van de gekozen financiële constructie is de vrouw door diverse schuldeisers van de vennootschap en van partijen in privé aangesproken, omdat zij in tegenstelling tot de man verhaal bood. Zij heeft, teneinde aan de schuldeisers te kunnen voldoen, de echtelijke woning waarin zij en de kinderen van partijen na echtscheiding woonden, moeten verkopen. Uit de opbrengsten van de verkoop heeft zij de schuldeisers (mede ingevolge een met een aantal van hen bereikt akkoord) voldaan. Als onweersproken staat vast dat de vrouw de navolgende, feitelijk uit het huwelijk voortkomende schulden, waarvoor zij en de man hoofdelijk aan te spreken waren, heeft betaald:
- borgtocht ten behoeve van de Rabobank: f. 25.000,--, vermeerderd met rente ad f. 3.040,-- derhalve f. 28.040,--;
- factuur inclusief kosten makelaar Spuessens: f. 1.287,83;
- factuur inclusief kosten notaris Borgers: f. 1.189,36;
- ingevolge een finaal akkoord met de curator in het faillissement van de vennootschap en deurwaarder Van Damme (optredend voor assurantiekantoor Bun): f. 70.400,--;
totaal: f. 100.917,19.
De rechtbank ziet in deze feiten en omstandigheden geen aanleiding de man op grond van de redelijkheid en de billijkheid (een deel van) de overwaarde te doen toekomen.
4.5 Uit bovenstaande volgt dat de vordering van de man tot betaling van de overwaarde moet worden afgewezen, evenals de daarmee direct samenhangende vordering tot betaling van de kosten van het op de woning gelegde conservatoire beslag. De proceskosten zullen worden gecompenseerd, nu partijen gewezen echtelieden zijn. De rechtbank ziet in de omstandigheden van het geval onvoldoende aanleiding alleen de man in de proceskosten te veroordelen.
5. De beslissing
wijst de vordering af;
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.K. van der Lende-Mulder Smit en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 februari 2004 in tegenwoordigheid van de griffier.