ECLI:NL:RBMID:2004:AO2759

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
14 januari 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
8/2002
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling bewijslast tussen slachtoffer en verzekeringsmaatschappij over ongevalsgerelateerde gevolgen

In deze zaak, die op 14 januari 2004 door de Rechtbank Middelburg werd behandeld, stond de verdeling van de bewijslast tussen de eiser, wonende te Vlissingen, en de gedaagde, Axa Schade N.V., centraal. De eiser had als gevolg van een verkeersongeval op 11 oktober 1997 letsel opgelopen, waaronder nek- en oogklachten, en vorderde een schadevergoeding van Axa. De rechtbank moest beoordelen of de klachten van eiser, waaronder een postwhiplashsyndroom en een nagenoeg volledig functieverlies van beide ogen, als ongevalgerelateerd konden worden aangemerkt. Axa erkende de aansprakelijkheid voor het ongeval, maar betwistte de ernst van de klachten en de hoogte van de gevorderde schadevergoeding.

De rechtbank oordeelde dat de rapporten van verschillende medische deskundigen, waaronder oogartsen en neurologen, voldoende aannemelijk maakten dat het letsel van eiser een gevolg was van het ongeval. De rechtbank wees erop dat de rapporten in onderling overleg tussen beide partijen waren opgesteld en dat Axa de conclusies van de deskundigen diende te aanvaarden. De rechtbank verwierp het bewijsaanbod van Axa om tegenbewijs te leveren, omdat dit onvoldoende gespecificeerd was. De rechtbank concludeerde dat eiser geslaagd was in het bewijs dat zijn letsel ongevalgerelateerd was, resulterend in een blijvende functionele invaliditeit van 87%.

De zaak werd aangehouden voor het nemen van een conclusie van repliek met betrekking tot de schadeposten, en de rechtbank bepaalde dat hoger beroep openstond tegen dit vonnis. De beslissing benadrukte de noodzaak voor Axa om haar bewijsaanbod te specificeren en de rol van deskundigen in het vaststellen van de causale relatie tussen het ongeval en de klachten van eiser.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
Sector civiel recht
Vonnis van 14 januari 2004 in de zaak van:
rolnr: 8/02
eiser,
wonende te Vlissingen,
eiser,
procureur: mr. H.C. Struijk,
tegen:
de naamloze vennootschap
Axa Schade N.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
procureur: mr. K.P.T.G. Flos,
advocaat: mr. A.P. Hovinga.
Partijen worden hierna aangeduid als "eiser" en "Axa".
1. Het verdere verloop van de procedure
1.1 De rechtbank verwijst naar haar vonnis van 31 juli 2002. Bij dit vonnis is een verschijning van partijen gelast. Deze verschijning van partijen heeft plaatsgevonden op 11 november 2002. Hiervan is proces-verbaal opgemaakt.
1.2 Vervolgens heeft op 13 januari 2003 wederom een verschijning van partijen plaats gevonden. Ook hiervan is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 Tussen partijen zijn voorts de volgende stukken gewisseld:
- akte inbrengen producties zijdens Axa;
- akte na comparitie zijdens Axa (aangevuld bij brief d.d. 26 februari 2003);
- antwoordakte zijdens eiser.
Door partijen zijn producties in het geding gebracht.
2. De feiten
2.1 Op 11 oktober 1997 is eiser betrokken geweest bij een verkeersongeval (hierna: het ongeval) veroorzaakt door de heer (naam). (naam) had zijn voertuig op grond van de Wet Aansprakelijkheid Motorrijtuigen verzekerd bij (de rechtsvoorgangster van) Axa.
2.2 Als gevolg van het ongeval heeft eiser nek- en oogklachten.
2.3 Eiser heeft in de jaren voorafgaand aan het ongeval meerdere malen collapsen meegemaakt, hetgeen in november 1996 heeft geresulteerd in een ziekenhuisopname. Drie weken voor het ongeval is eiser bij het traplopen flauwgevallen. Eiser heeft aangegeven bij de collapsen nekpijn te hebben en last te hebben van lichtflitsen en wazig zien.
2.4 In het kader van expertises is eiser verscheidene malen door artsen onderzocht.
In opdracht van eiser en mede op verzoek van de medisch adviseur van Axa, heeft de neuroloog Th.J.M. Breuer op 26 maart 2000 rapport uitgebracht. Op verzoek van Breuer is voorts op 14 februari 2000 een neuropsychologisch onderzoek verricht door E.J.T. Matser.
Op 20 april 2000 en op 28 mei 2001 heeft P.J. Ringens, oogarts/vitreo-retinaal chirurg, gerapporteerd in opdracht van eiser en mede op verzoek van Axa.
In het kader van de schaderegeling hebben partijen voorts expertises laten verrichten door P.A.W. Lindenburg, oogarts, die rapport heeft uitgebracht op 16 oktober 2000 en E.Ch. Wolters, neuroloog, die op 20 juni 2001 rapport heeft uitgebracht.
2.5 In opdracht van Axa d.d. 10 juni 2002 heeft schade onderzoek bureau Stekelenburg BV eiser geobserveerd en rapport uitgebracht.
2.6 Axa heeft de aansprakelijkheid voor het ontstaan van de aanrijding volledig erkend.
2.7 Door Axa is reeds een bedrag van f. 45.000,-- (€ 20.420,11) aan voorschotten op de vergoeding van de schade van eiser betaald.
3. Het geschil
3.1 Eiser vordert de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, Axa te veroordelen:
1. om aan eiser tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag groot f. 1.788.935,55 (€ 811.783,54), te vermeerderen met wettelijke rente;
2. tot vergoeding van alle door eiser ten gevolge van het ongeval te lijden onbekende schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen als naar de wet;
3. om bij een eventuele wijziging van het stelsel van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering die leidt tot de vermindering van de op die wet gebaseerde uitkering van eiser, aan eiser tot zijn 65e levensjaar een zodanige betaling te doen dat de negatieve gevolgen van deze stelselwijziging althans deze vermindering voor eiser netto zullen/zal worden gecompenseerd en te verstaan dat Axa gehouden is om ingeval de belastingdienst de bedragen hiervoor of enig deel daarvan zou belasten met inkomstenbelasting en/of premieheffing, deze belasting en/of premieheffing aan eiser te vergoeden;
4. in de kosten van deze procedure.
3.2 Eiser stelt ter onderbouwing van zijn vorderingen het volgende. Als gevolg van het ongeval heeft Eiser letsel opgelopen bestaande uit een postwhiplashtrauma - bij conclusie van eis aangeduid als postwhiplashsyndroom - waarvan het percentage functionele invaliditeit moet worden vastgesteld op 2%, alsmede een nagenoeg volledig (dat wil zeggen 99%) functieverlies van beide ogen tezamen. Het gezamenlijk letsel levert een invaliditeit van de gehele persoon op van 85-90%. De mogelijkheid bestaat dat eiser in de toekomst volledig blind wordt. Hij is 100% arbeidsongeschikt geworden en (in verregaande mate) hulp behoevend. Uitoefening van zijn hobby's waaronder sporten en het houden van koi-karpers is niet meer mogelijk. Eiser begroot zijn schade als volgt:
a. Smartengeld ad f. 200.000,-- (€ 90.756,04), vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 oktober 1997 tot de dag der voldoening;
b. Schade wegens verminderde arbeidscapaciteit (verlies aan arbeidsvermogen) ad f. 475.999,-- (€ 215.998,93) vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 januari 2001 tot de dag der voldoening;
c. Expertisekosten Bureau Actua Consult ad f. 4.370,28 (€ 1.983,15), vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 15 april 2001 tot de dag der voldoening;
d. Inkomstenderving over de jaren 1998 tot en met 2000 ad f. 22.439,-- (€ 10.182,37), vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 januari 2001 tot de dag der voldoening;
e. Vergoeding voor gemaakte/te maken kosten voor huishoudelijke hulp ad f. 134.248,80 (€ 60.919,45);
f. Tegemoetkoming in de kosten van een adequate vervoersvoorziening ad f. 614.234,50 (€ 278.727,46);
g. Extra energiegebruik ad f. 23.106,-- (€ 10.485,05);
h. Kosten van verblijf in het ziekenhuis/de revalidatiekliniek ad f. 18.589,30 (€ 8.435,46);
i. Verlies aan zelfwerkzaamheid ad f. 185.625,81 (€ 84.233,32;
j. Aanschaf van een aangepaste bureaustoel en bed ad f. 14.720,-- (€ 6.679,64);
k. Pensioenschade ad f. 10.123,-- (€ 4.593,62);
l. Gemaakte c.q. te maken medische kosten ad f. 37.506,-- (€17.019,48);
m. Kosten zonder nut ad f. 33.194,-- (€15.062,78);
n. Kosten blindengeleidehond ad f. 24.527,43 (€11.130,06);
o. Kosten van juridische hulp en bijstand ad f. 31.540,83 (€14.312,60);
p. Reiskosten in verband met controles/expertises ad f. 3.711,60 (€ 1.684,25);
q. Alle nog onbekende schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen als naar de wet;
De posten e tot en met p telkens te vermeerderen met de wettelijke rente over de in die posten genoemde bedragen vanaf de dag der dagvaarding tot de dag der voldoening.
Eiser stelt dat het door Axa overgelegde rapport van het detectivebureau onrechtmatig is verkregen en buiten beschouwing dient te blijven omdat Axa een ongerechtvaardigde inbreuk op het privé-leven van eiser heeft gemaakt.
3.3 Axa betwist dat eiser bij het ongeval van oktober 1997 een postwhiplashtrauma opliep en dat er bij eiser sprake is van een nagenoeg volledig functieverlies van beide ogen. Voorts betwist Axa dat de bestaande klachten van eiser (volledig) aan het ongeval toegeschreven moeten worden. Vóór het ongeval had eiser reeds (deels) dezelfde verschijnselen als de verschijnselen die worden beschreven door de artsen in het kader van de expertises zodat aan het causale verband met het onderhavige ongeval ernstig getwijfeld dient te worden. Gezien de algehele problematiek in het dossier en gezien het ontbreken van de van belang zijnde gegevens van voor en na het ongeval alsmede het feit dat er twee expertiserapporten bestaan welke tegenstrijdig zijn (Lindenburg duidt alle klachten aan als ongevalgevolg terwijl Wolters de afwijkingen van het visuele systeem niet als ongevalgevolg ziet) dient er teneinde een definitief oordeel te kunnen geven een deugdelijk medisch onderzoek plaats te vinden. Subsidiair heeft Axa de door eiser opgevoerde schadeposten gemotiveerd betwist, waarbij zij er vanuit gaat dat de gevolgen van het ongeval beperkt blijven tot lichte whiplash-klachten van voorbijgaande aard en dat de oogproblematiek niet in causaal verband staat tot het ongeval.
4. De beoordeling
4.1 Allereerst moet worden beoordeeld of de stelling van eiser dat hij een postwhiplashsyndroom heeft, waarvan het percentage functionele invaliditeit moet worden vastgesteld op 2%, alsmede een nagenoeg volledig (dat wil zeggen 99%) functieverlies van beide ogen tezamen, juist is.
4.2 Naar het oordeel van de rechtbank kan de aanwezigheid van dit letsel aangenomen worden op basis van de onder 2.4 genoemde expertiserapporten van Ringens, Lindenburg, Breuer en Wolters. Voornoemde rapporten zijn opgemaakt op het verzoek van beide partijen, dan wel opgemaakt op verzoek van de medisch adviseur van eiser maar na voorafgaand overleg met Axa. Ringens en Lindenburg hebben hun rapportage uitgebracht in het kader van een oogheelkundige expertise, en Breuer en Wolters in het kader van een neurologische/neuropsychologische expertise. Gesteld noch gebleken is dat de artsen behoefte hadden aan aanvullende gegevens. Zeker uit het rapport van Lindenburg blijkt dat hij de beschikking had over medische gegevens van eiser sedert in ieder geval 1991.
4.3 Voorts zijn deze rapporten ten aanzien van het bij eiser geconstateerde letsel op oogheelkundig gebied, nagenoeg eenduidig. Ringens concludeert dat bij eiser sprake is van een slechte visus, een koker-gezichtsveld en beperkingen in alle richtingen. Ringens komt op een blijvende functionele invaliditeit wat betreft het visuele systeem van 100%, hetgeen leidt tot een blijvende invaliditeit voor de hele persoon van 85%.
Lindenburg constateert dat eiser uiterst slechtziend is en dat de anamnese doet vermoeden dat de visusstoornis nog zou kunnen toenemen. Hij stelt de volgende diagnose: whiplash trauma op 11 oktober 1997, waarna progressieve visusdaling ODS, aanvankelijk e.c.i., alsmede progressieve gezichtsveldbeperking ODS, aanvankelijk e.c.i., en ten slotte een op een Spect-scan gevonden, ernstige, hypoperfusie pariëto-occipitaal beiderzijds in cerebro.
Het functieverlies van beide ogen tezamen stelt hij op 99%, de functionele invaliditeit van de gehele mens stelt hij op 85%. Gezien het feit dat eiser nu al af en toe geheel het gezichtsvermogen kwijtraakt, lijkt het Lindenburg niet onmogelijk dat eiser in de toekomst volledig blind zal zijn.
4.4 De rapporten van de deskundigen op neurologisch gebied, Breuer en Wolters, zijn ook voldoende eenduidig. Breuer stelt de diagnose op een doorgemaakt acceleratie/deceleratie trauma met een postwhiplashsyndroom dientengevolge. Gezien de ernst van de hoofdpijnklachten acht hij een percentage van 2% blijvende invaliditeit redelijk.
Wolters constateert bij eiser klachten die gezien kunnen worden als een manifestatie van het ten gevolge van het ongeval opgetreden postwhiplash syndroom. Voorts constateert hij een zich na het ongeval progressief ontwikkelend verlies van de visuscherpte. Wolters heeft zich niet uitgelaten over het percentage van blijvende invaliditeit.
4.5 Gelet op de hierboven omschreven omstandigheden dat de rapporten in onderling overleg tussen beide partijen zijn uitgebracht en dat de rapporten voldoende eenduidig zijn, dient Axa de conclusies van de deskundigen te aanvaarden.
4.6 De door Axa bij akte ingebrachte rapportage van schade onderzoek bureau Stekelenburg BV en de daarbij behorende videoband laat de rechtbank buiten beschouwing. Het laten observeren van iemand door een detectivebureau zoals in het onderhavige geval, maakt inbreuk op het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van die persoon, en is in beginsel onrechtmatig. Dit kan anders zijn, indien er sprake is van een rechtvaardigingsgrond. In de omstandigheden van het geval ziet de rechtbank onvoldoende rechtvaardigingsgrond om het onrechtmatige karakter aan de inbreuk ontnemen. Volgens de door de verzekeraars opgestelde gedragscode zoals Axa bij akte na comparitie overgelegd, dient een verzekeraar voordat hij overgaat tot persoonlijk onderzoek, steeds te beoordelen of persoonlijk onderzoek het enige haar ten dienste staande middel is dan wel of er andere mogelijkheden van onderzoek zijn die tot het hetzelfde resultaat kunnen leiden zonder dat daarbij de persoonlijke levenssfeer van betrokkene wordt geraakt. Eiser is - mede - op verzoek van Axa meerdere malen onderzocht door medische deskundigen en heeft hieraan ook telkens zijn medewerking verleend. Voor Axa hebben derhalve voldoende andere mogelijkheden tot onderzoek dan persoonlijk onderzoek door middel van observatie opengestaan.
4.7 Vervolgens dient beantwoord te worden de vraag of het letsel van Eiser het gevolg is van het ongeval of dat dit (eventueel: mede) het gevolg is van andere, al dan niet reeds voor het ongeval aanwezige, (lichamelijke) problemen van Eiser.
4.8 Uit het oogheelkundig onderzoek zoals verricht door Lindenburg blijkt - zakelijk weergegeven - dat de klachten en afwijkingen op zijn vakgebied als ongevalgevolg kunnen worden beschouwd. Plotselinge veranderingen in het vertebrobasilaire vaat-systeem, eventueel tezamen met het doorgemaakte schedel trauma, kunnen aanleiding zijn geweest voor een zodanige verslechtering van de vertebrobasilaire circulatie dat de huidige klachten volgens Lindenburg daardoor te verklaren zijn. Wel spelen volgens hem andere factoren een rol. Er zijn voorafgaand aan het ongeval minimaal drie momenten geweest van een "flauwte", waarvoor nooit een oorzaak is gevonden. Hij durft voorts niet te beweren dat de ernstige perfuciestoornis in het occipito-pariëtale gebied uitsluitend een gevolg is van het onderhavige trauma, maar dit kan niet meer worden vastgesteld omdat er voor januari 1999 nooit een Spect-scan werd vervaardigd.
Ringens concludeert dat er een causaal verband bestaat tussen het ongeval en de zeer slechte visuele functie en de handicap voor het algemeen functioneren van eiser. Hij baseert zich daarbij op de uitslagen van de reeds verrichte onderzoeken en de zeer slechte functie die ook progressief minder werd. Hij kan niet eenduidig beantwoorden of er een verband aanwezig is tussen de pretraumatische collapsneiging in 1996 en 1997 enerzijds en de geobjectiveerde visusstoornis anderzijds.
4.9 Op neurologisch gebied blijkt uit de rapportage van Breuer dat eiser als gevolg van het ongeval een postwhiplash syndroom heeft opgelopen. Op verzoek van Breuer is voorts een neuropsychologisch onderzoek verricht door E.J.T. Matser. Volgens Matser toont eiser opmerkelijke gedragsmatige en cognitieve veranderingen die voor het ongeval niet aanwezig waren. Zoals onder 4.2 reeds is weergegeven, constateert Wolters bij eiser klachten die gezien kunnen worden als een manifestatie van het ten gevolge van het ongeval opgetreden postwhiplash syndroom. Voorts constateert hij een zich na het ongeval progressief ontwikkelend verlies van de visusscherpte.
4.10 Uit het bovenstaande leidt de rechtbank af dat voldoende aannemelijk is dat het letsel van eiser op oogheelkundig gebied (leidend tot 85% f.i.) en op neurologisch gebied (leidend tot 2% f.i.) een gevolg is van het ongeval. Dat Breuer en Wolters de concentrische gezichtsveldbeperking vanuit hun vakgebied niet kunnen verklaren, doet hier niet aan af. De oogartsen kunnen wel de concentrische gezichtsveldbeperking verklaren als ongevalgevolg en partijen hebben kennelijk informatie willen inwinnen zowel bij oogartsen als bij neurologen omdat elk op zijn of haar vakgebied expertise heeft.
4.11 Eiser is derhalve geslaagd in het bewijs van zijn stelling dat zijn letsel ongevalgerelateerd is. Nu Lindenburg en Ringens echter niet met 100% zekerheid kunnen zeggen dat geen enkel verband bestaat tussen het huidige letsel van eiser en de eerder door eiser meegemaakte collapsen, is het in beginsel mogelijk dat Axa tegenbewijs levert. Uit de stellingen van Axa begrijpt de rechtbank dat zij dit bewijs wil leveren door middel van een deskundigenbericht. Volgens Axa dient de deskundige aan te geven in hoeverre de nu gevonden beperkingen toegeschreven moeten worden aan het ongeval van 1997. De artsen Lindenburg en Ringens hebben echter aangegeven dat niet (meer) kan worden vastgesteld of de collapsen (mede) het huidige letsel hebben veroorzaakt, met name niet omdat vóór januari 1999 nooit een Spect-scan is vervaardigd. Het had daarom op de weg van Axa gelegen om haar bewijsaanbod nader te specificeren. Axa had in ieder geval dienen aan te geven op welke wijze de door haar voorgestelde deskundige(n) wel kan(kunnen) onderzoeken of de collapsen voorafgaande aan het ongeval (mede) het letsel van eiser hebben veroorzaakt. Het (tegen)bewijsaanbod van Axa wordt derhalve als onvoldoende gespecificeerd, gepasseerd.
4.12 Nu in het kader van onderhavige procedure uit moeten worden gegaan van ongevalgerelateerd letsel bij eiser, resulterend in een totaal van 87 % blijvende functionele invaliditeit, dient vervolgens te worden beoordeeld of de door eiser opgevoerde schadeposten het rechtstreekse gevolg zijn van het ongeval. De rechtbank zal op dit punt de zaak aanhouden en partijen in de gelegenheid stellen om terzake de schadeposten te re- en dupliceren. De zaak wordt derhalve verwezen naar de rol voor het nemen van een conclusie van repliek.
4.13 Gelet op het principiële karakter van deze beslissing zal de rechtbank bepalen dat hoger beroep tegen dit vonnis open staat.
5. De beslissing
De rechtbank:
verwijst de zaak naar de rol van 25 februari 2004 voor het nemen van een conclusie van repliek;
bepaalt dat tegen dit vonnis hoger beroep open staat;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. T. van de Poll en uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 14 januari 2004 in tegenwoordigheid van de griffier.