ECLI:NL:RBMID:2004:AO2759
Rechtbank Middelburg
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verdeling bewijslast tussen slachtoffer en verzekeringsmaatschappij over ongevalsgerelateerde gevolgen
In deze zaak, die op 14 januari 2004 door de Rechtbank Middelburg werd behandeld, stond de verdeling van de bewijslast tussen de eiser, wonende te Vlissingen, en de gedaagde, Axa Schade N.V., centraal. De eiser had als gevolg van een verkeersongeval op 11 oktober 1997 letsel opgelopen, waaronder nek- en oogklachten, en vorderde een schadevergoeding van Axa. De rechtbank moest beoordelen of de klachten van eiser, waaronder een postwhiplashsyndroom en een nagenoeg volledig functieverlies van beide ogen, als ongevalgerelateerd konden worden aangemerkt. Axa erkende de aansprakelijkheid voor het ongeval, maar betwistte de ernst van de klachten en de hoogte van de gevorderde schadevergoeding.
De rechtbank oordeelde dat de rapporten van verschillende medische deskundigen, waaronder oogartsen en neurologen, voldoende aannemelijk maakten dat het letsel van eiser een gevolg was van het ongeval. De rechtbank wees erop dat de rapporten in onderling overleg tussen beide partijen waren opgesteld en dat Axa de conclusies van de deskundigen diende te aanvaarden. De rechtbank verwierp het bewijsaanbod van Axa om tegenbewijs te leveren, omdat dit onvoldoende gespecificeerd was. De rechtbank concludeerde dat eiser geslaagd was in het bewijs dat zijn letsel ongevalgerelateerd was, resulterend in een blijvende functionele invaliditeit van 87%.
De zaak werd aangehouden voor het nemen van een conclusie van repliek met betrekking tot de schadeposten, en de rechtbank bepaalde dat hoger beroep openstond tegen dit vonnis. De beslissing benadrukte de noodzaak voor Axa om haar bewijsaanbod te specificeren en de rol van deskundigen in het vaststellen van de causale relatie tussen het ongeval en de klachten van eiser.