ECLI:NL:RBMID:2004:AO2130

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
21 januari 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
12/000349-02
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van politieagent en wachtmeester KMAR wegens voorbereidingshandelingen mislukte XTC deal

Op 21 januari 2004 heeft de Rechtbank Middelburg uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die als politieagent en wachtmeester bij de Koninklijke Marechaussee werkzaam was. De verdachte werd beschuldigd van het voorbereiden van een mislukte deal met betrekking tot de verkoop van XTC-pillen. De tenlastelegging omvatte meerdere feiten die zich afspeelden tussen 1 november 2002 en 3 februari 2003 in verschillende gemeenten in Nederland. De verdachte zou samen met anderen hebben geprobeerd om een grote hoeveelheid XTC-pillen te verkopen, en daarbij telefonische afspraken hebben gemaakt met leveranciers en afnemers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks zijn functie, betrokken was bij activiteiten die de volksgezondheid in gevaar brengen en de rechtsorde ondermijnen. Tijdens de zitting op 8 januari 2004 heeft de officier van justitie, mr. A.S. Flikweert, een gevangenisstraf van negen maanden geëist. De rechtbank heeft echter besloten om de verdachte een onvoorwaardelijke werkstraf van 180 uren op te leggen, met een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn blanco strafblad en de gevolgen van zijn handelen voor zijn carrière als militair. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte, ondanks de ernst van het feit, niet opnieuw in de gevangenis hoeft te worden geplaatst, maar dat een werkstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf voldoende zijn om hem te weerhouden van het plegen van nieuwe strafbare feiten. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
Sector strafrecht
meervoudige kamer
[parketnummer]
Datum uitspraak: 21 januari 2004
Tegenspraak
------------------------------------------------------------
Datum inverzekeringstelling: 6 mei 2003
Datum voorlopige hechtenis: 12 mei 2003
Invrijheidstelling: 23 mei 2003
------------------------------------------------------------
V O N N I S
van de rechtbank Middelburg, meervoudige kamer voor strafzaken, in de strafzaak tegen:
Verdachte ter terechtzitting verschenen.
Als raadsvrouw van de verdachte is ter terechtzitting verschenen mr. Ch.L. van den Puttelaar, advocate te Rotterdam.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
8 januari 2004.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A.S. Flikweert en van hetgeen door en/of namens de verdachte naar voren is gebracht.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van het tenlastgelegde en rekening houdende met het op de terechtzitting erkende ad informandum gevoegde strafbare feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden, met aftrek van voorarrest.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding.
De tekst van de tenlastelegging luidt als volgt.
Aan verdachte wordt tenlastegelegd dat:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 november 2002 tot en met 3 februari 2003 in de gemeente(n) Terneuzen, en/of Rheden (te Velp), en/of Renkum (te Doorwerth), en/of Den Ham (te Vroomshoop), en/of Wierden, en/of Arnhem, en/of Rotterdam, in elk geval (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal,om een feit, bedoeld in het derde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren van een hoeveelheid van ongeveer 200.000, althans 100.000, in elk geval één of meer (grote) (handels)hoeveelhe(i)d(en) pillen van een materiaal bevattende amfetamine, en/of 3,4- methyleendioxyethylamfetamine (MDEA(XTC)),en/of 3,4-methyleendioxymethamfetamine (MDMA(XTC)) en/of tenamfetamine (MDA(XTC)), zijnde (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het tweede of derde lid van artikel 2 van die wet,althans in elk geval van een of meer (handels)hoeveelheden van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,- een of meer anderen heeft/heben getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen en/of te doen plegen en/of mede te plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen, en/of- zich en/of een of meer anderen gelegenheid en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen, en/of- voorwerpen, gelden of (een) ander(e) betaalmiddel(en) voorhanden heeft gehad, waarvan hij/zij wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat/die feit(en),hebbende hij, verdachte, en/of een van zijn mededaders toen en daar opzettelijk:
- (telkens) telefonische afspraken gemaakt en/of telefonische contacten onderhouden, en/of besprekingen gevoerd met een of meer perso(o)n(en) [namen van verdachten] over de levering van (monsters van) die (grote) hoeveelhe(i)d(en) pillen van een materiaal bevattende amfetamine, en/of 3,4-methyleendioxyethylamfetamine (MDEA(XTC)), en/of 3,4-methyleendioxymethamfetamine (MDMA(XTC)), en/of tenamfetamine (MDA(XTC)), althans dat middel, en/of
- (telkens) telefonische afspraken gemaakt en/of telefonische contacten onderhouden, en/of besprekingen gevoerd met personen [namen van verdachten] over de afname van (monsters van) die (grote) (handels)hoeveelhe(i)d(en) pillen van een materiaal bevattende amfetamine, en/of 3,4-methyleendioxyethylamfetamine (MDEA(XTC)), en/of
3,4-methyleendioxymethamfetamine (MDMA(XTC)), en/of tenamfetamine (MDA(XTC)), althans dat middel, en/of
- (telkens) monsters van die (grote) (handels)hoeveelhe(i)d(en) pillen van een materiaal bevattende amfetamine, en/of 3,4-methyleendioxyethylamfetamine (MDEA(XTC)), en/of 3,4-methyleendioxymethamfetamine (MDMA(XTC)), en/of tenamfetamine (MDA(XTC)), althans dat middel, afgenomen van leveranciers [namen van verdachten], en/of die monsters afgeleverd aan een of meer afnemers [namen van verdachten], althans enige handeling(en) als bedoeld in artikel 10 lid 3 van de Opiumwet verricht;
art 10a lid 1 ahf/sub 1 alinea Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Bevoegdheid van de rechtbank
De verdachte was ten tijde van hetgeen hem ten laste is gelegd militair in de zin van artikel 60 en volgende van het Wetboek van Militair Strafrecht en valt derhalve onder de rechtsmacht zoals beschreven in artikel 2 van de Wet Militaire Strafrechtspraak. In dit geval doet zich evenwel de uitzondering voor zoals bedoeld in artikel 4 van laatstgenoemde wet, aangezien sprake is van deelneming aan hetgeen ten laste is gelegd van anderen die niet onder de hiervoor bedoelde rechtsmacht vallen.
Aangezien de omstandigheden zoals genoemd in artikel 4 lid 2 van Wet Militaire Strafrechtspraak zich niet voordoen is de rechtbank mede op grond van het vorenstaande bevoegd.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op tijdstippen in de periode van 1 november 2002 tot en met 3 februari 2003, in de gemeente(n) Terneuzen, en Rheden (te Velp), en Den Ham (te Vroomshoop), en Wierden, en Arnhem, en Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander om een feit, bedoeld in het derde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen en/of afleveren en/of vervoeren van een hoeveelheid van ongeveer 100.000, pillen van een materiaal bevattende 3,4-methyleendioxymethamfetamine (MDMA(XTC)) zijnde (een) middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het tweede of derde lid van artikel 2 van die wet, voor te bereiden of te bevorderen,
- anderen heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen of te doen plegen of mede te plegen of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn of om daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen, en
- zich inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen, en voorwerpen, voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit hebbende hij, verdachte, en/of zijn mededaders toen en daar opzettelijk:
- telefonische afspraken gemaakt en telefonische contacten onderhouden, en besprekingen gevoerd met (Naam personen) over de levering van (monsters van) die (grote) hoeveelheid pillen van een materiaal bevattende
3,4-methyleendioxymethamfetamine (MDMA (XTC)), en
- telefonische afspraken gemaakt en telefonische contacten onderhouden, en besprekingen gevoerd met personen (te weten namen verdachten) over de afname van (monsters van) die (grote) hoeveelheid pillen van een materiaal bevattende
3,4-methyleendioxymethamfetamine (MDMA (XTC)),
- monsters van die (grote) hoeveelheid pillen van een materiaal bevattende 3,4-methyleendioxymethamfetamine (MDMA(afgenomen van leveranciers (namen leveranciers), en die monsters afgeleverd aan afnemers (te weten namen afnemers).
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier bewezen is verklaard, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit vonnis gehechte bijlage worden opgenomen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op:
Medeplegen van: om een feit, bedoeld in het derde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen een ander trachten te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn of om daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen en zich inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen en voorwerpen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Motivering van de op te leggen sancties
Bij het bepalen van de op te leggen straffen heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit en de omstandigheden, waaronder dit is begaan en met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Voor wat betreft de ernst van het feit en de omstandigheden, waaronder dit is begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft samen met een ander voorbereidings- (of bevorderings-)handelingen verricht ten aanzien van een uiteindelijk niet verwezenlijkte deal, gericht op de afname,de verkoop en de aflevering van een partij van 100.000 XTC pillen.
De handelingen van de verdachte bestonden met name daaruit dat hij samen met zijn mededader, zowel (twee) leveranciers van XTC pillen als (twee) potentiële afnemers van die harddrugs heeft benaderd en met hen besprekingen heeft gevoerd over de kwaliteit, de prijzen en hoeveelheden van te leveren drugs, alsmede dat hij monsters XTC-pillen van
die leveranciers heeft betrokken en aan die afnemers heeft afgeleverd.
Activiteiten betreffende het voorbereiden of bevorderen van een misdrijf ter zake van (georganiseerde) handel in harddrugs vormen een gevaar voor de volksgezondheid en ondermijnen vanwege de daarmee samenhangende handelingen ook de rechtsorde. De handel in harddrugs is immers uiterst lucratief waarbij de deelnemers aan de handel zich in het algemeen uitsluitend laten leiden door eigen winstbejag zonder zich te bekommeren om de maatschappelijke schade die wordt veroorzaakt.
Behalve aan het hiervoor bewezenverklaarde feit heeft de verdachte zich ook schuldig gemaakt aan het volgende, door de verdachte ter terechtzitting en tegenover de politie bekende strafbare feit: op 6 mei 2003 te Rotterdam: voorhanden hebben van munitie van categorie III (9 kogelpatronen). Het openbaar ministerie heeft het betreffende proces-verbaal gevoegd bij het dossier en door een korte vermelding op de inleidende dagvaarding te kennen gegeven dat dit feit onder de aandacht van de rechter zal worden gebracht en dat de verdachte daarvoor niet apart zal worden vervolgd.
Voor wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister d.d. 19 december 2003, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder wegens misdrijven met de politie en justitie in aanraking is gekomen, - het over de verdachte uitgebrachte vroeghulprapport d.d. 19 mei 2003 van de Stichting Reclassering Nederland, Ressort Den Haag, unit Middelburg, en
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport d.d. 2 september 2003 van de Stichting Reclassering Nederland, Ressort Den Haag, arrondissement Rotterdam.
De rechtbank merkt bij de straftoemeting als strafverzwarende omstandigheid aan dat de verdachte het feit heeft gepleegd ten tijde dat hij als beroepsmilitair (wachtmeester in dienst bij de Koninklijke Marechaussee) in overheidsdienst werkzaam was en dat hij, hoewel als zodanig niet als marechaussee handelend, door zijn gedrag ernstige schade heeft toegebracht aan de goede naam en het imago van het ambt van marechaussee. Dat verdachte wegens het onderhavige feit inmiddels oneervol is ontslagen als wachtmeester van de Koninklijke Marechaussee is voor de rechtbank aanleiding tot matiging van de straf.
Het bovenstaande in aanmerking genomen is de rechtbank van oordeel dat, niettegenstaande de ernst van het feit en voormelde afbreuk aan de integriteit van de Koninklijke Marechaussee als openbaar gezag, gelet op de uiterst naïeve wijze van handelen, de arbeidsrechtelijke gevolgen voor de verdachte en diens blanco strafblad, de onvoorwaardelijke straftoemeting beperkt kan blijven tot een onvoorwaardelijke werkstraf.
Daarnaast zal de rechtbank de verdachte veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf. Die voorwaardelijke gevangenisstraf dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Op grond van het bovenstaande acht de rechtbank een onvoorwaardelijke werkstraf van
180 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden passend
en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 47 van het Wetboek van Strafrecht en op artikel 10a van de Opiumwet.
DE BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt.
Zij verklaart bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven heeft begaan.
Zij verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders ten laste is gelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Zij bepaalt dat het onder bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Zij verklaart de verdachte te dier zake strafbaar.
Zij legt aan de verdachte op een taakstraf, te weten:
een werkstraf voor de duur van 180 (EENHONDERD TACHTIG) UREN, met bevel dat indien de veroordeelde deze taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 90 (negentig) dagen, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht naar de maatstaf van twee uur per dag.
Zij veroordeelt de verdachte tevens tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (DRIE) MAANDEN.
Zij bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders mocht worden gelast. Zij stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Zij bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. R.C.M. Reinarz, voorzitter,
mrs. M.P. Meeuwisse en D. Verboom, rechters,
in tegenwoordigheid van P.L. Francke als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 21 januari 2004.
Mr. Verboom is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.