RECHTBANK MIDDELBURG
sector civiel recht
Vonnis van 10 december 2003 in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Zuid-Chemie B.V.,
gevestigd te Sas van Gent,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het bevoegdheidsincident,
procureur: mr. C.J. IJdema,
advocaat : mr. P.C. Knijp te Rotterdam,
de naamloze vennootschap Philippo's Mineralenfabriek N.V./S.A.,
gevestigd te Essen, België,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het bevoegdheidsincident,
procureur: mr. N.H. van Everdingen,
advocaat : mr. M.F. Baaij te 's-Gravenhage.
Partijen worden verder ook wel aangeduid als Zuid-Chemie respectievelijk Philippo's.
1. Het verloop van de procedure
Dit volgt uit:
- de dagvaarding d.d. 17 januari 2003;
- de incidentele conclusie houdende beroep op onbevoegdheid;
- de incidentele conclusie van antwoord in het bevoegdheidsincident;
- het proces-verbaal van het op 18 september 2003 gehouden pleidooi in het incident.
Vervolgens hebben partijen vonnis gevraagd in het bevoegdheidsincident.
2. Het geschil in de hoofdzaak
2.1 Zuid-Chemie vordert dat de rechtbank bij vonnis, voorzover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, zal verklaren voor recht dat Philippo's aansprakelijk is voor de door haar, Zuid-Chemie, geleden schade,
voorts Philippo's zal veroordelen aan haar te betalen het bedrag van NLG 560.130,50, het bedrag van USD 468.420,--, het bedrag van BEF 4.699.108,--, alsmede het bedrag van
SEK 2.243.696,--, te vermeerderen met de wettelijke rente over laatstgenoemd bedrag sedert 1 oktober 2000 tot aan de dag der algehele voldoening, en te vermeerderen met de wettelijke rente over de andere genoemde bedragen sedert 28 maart 2001 tot aan de dag der algehele voldoening,
Philippo's zal veroordelen aan haar te betalen de thans nog niet vaststaande schade, welke nader dient te worden opgemaakt bij staat en te worden vereffend volgens de wet, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der inleidende dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening,
alles met veroordeling van Philippo's in de kosten van het geding.
2.2 Zuid-Chemie baseert haar vordering op het navolgende. In juli 2000 heeft zij, produ-cent van kunstmeststoffen, van HCI Chemicals Benelux B.V. te Rotterdam (hierna: HCI) twee partijen micromix gekocht ten behoeve van door haar te produceren kunstmest.
HCI heeft alle voor de produktie van de micromix benodigde grondstoffen afgeleverd bij Philippo's, behoudens het door laatstgenoemde -in overleg met HCI- zelf bij ene Gijsbert Jan de Poorter h.o.d.n. Poortershaven te Rotterdam (hierna: De Poorter) betrokken zinksulfaat. Philippo's heeft daarop de verschillende grondstoffen gemengd tot micromix, waarna deze aan Zuid-Chemie is geleverd. Bij aflevering zijn over de samenstelling of kwaliteit van de micromix geen bijzondere opmerkingen gemaakt.
Zuid-Chemie heeft in augustus 2000 de micromix vervolgens verwerkt in diverse partijen kunstmest. Bij een routine-controle van een partij kunstmest, bestemd voor een afnemer in Zweden, bleek het cadmiumgehalte veel hoger te zijn dan in Zweden is toegestaan. Daarop heeft Zuid-Chemie andere partijen kunstmest, door haar geproduceerd in dezelfde periode en met dezelfde partijen micromix, eveens getest; ook daarbij is gebleken van (ernstige) verontreiniging met cadmium. Uit onderzoek is naar voren gekomen dat dit werd veroorzaakt door het in de micromix verwerkte zinksulfaat -afkomstig van De Poorter-, waarvan het cadmiumgehalte veel te hoog bleek te zijn.
De desbetreffende partijen kunstmest kan zij, aldus Zuid-Chemie, niet meer verkopen waar zij verder de reeds verkochte of zelfs al verscheepte partijen voor zover daarin ook de hier bedoelde micromix was gebruikt, heeft moeten terugnemen.
Philippo's is voor de aldus door haar, Zuid-Chemie, geleden schade (o.m. produktiekosten van de kunstmest; gederfde winst; kosten van retourname) aansprakelijk op grond van onrechtmatige daad, daarin bestaande dat eerstgenoemde micromix heeft geproduceerd die bij normaal gebruik voor het doel waarvoor zij was bestemd, schade heeft veroorzaakt.
3. Het geschil in het incident
3.1 Philippo's vordert dat de rechtbank zich onbevoegd zal verklaren van het onderwer-pelijke geschil kennis te nemen, met veroordeling van Zuid-Chemie in de kosten van het geding.
3.2 Philippo's heeft daartoe het volgende gesteld. Krachtens -de hoofdregel van- artikel 2 van de EEX-verordening moet een verweerder worden opgeroepen voor het gerecht van zijn woonland. Artikel 5, derde lid, van de verordening vormt in zoverre een uitzondering dat daarin is bepaald dat een verweerder ten aanzien van een verbintenis uit onrechtmatige daad, kan worden opgeroepen voor het gerecht van de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan. Deze laatste plaatsomschrijving moet restrictief worden uitgelegd teneinde te voorkomen dat de hoofdregel van artikel 2 wordt uitgehold. Onder bedoeld begrip mag derhalve niet mede worden verstaan iedere plaats waar de schadelijke gevolgen voelbaar zijn van een feit dat reeds elders daadwerkelijk ingetreden schade heeft veroorzaakt. Nu de aflevering van de cadmiumhoudende micromix af fabriek heeft plaatsgevonden, derhalve bij Philippo's in Essen (België), is de plaats van het schadebrengende feit ook daar gelegen.
Zuid-Chemie had derhalve Philippo's dienen te dagvaarden voor het bevoegde Belgische gerecht. Philippo's heeft daarbij overigens ook belang, omdat zij in dat geval haar aansprakelijkheidsverzekeraar, met wie een forumkeuze in België is overeengekomen, in vrijwaring kan oproepen.
Gelet op het principiële belang van deze beslissing voor het verloop van de onderhavige procedure dient, indien de incidentele vordering wordt afgewezen, hoger beroep van de beslissing te worden toegelaten.
3.3 Zuid-Chemie heeft verweer gevoerd, en daartoe als volgt gesteld. De schade, ontstaan aan de partijen kunstmest, is ingetreden door vermenging van de verschillende grondstoffen tot de onderhavige kunstmest in de fabriek van Zuid-Chemie te Sas van Gent. Op basis van vaste jurisprudentie, onder meer in het zgn. Kalimijnen-arrest (HvJ EG 30 november 1976,
NJ 1977/494), heeft te gelden dat de rechter van zowel het Handlungsort als van het Erfolgs-ort, ter keuze van de eisende partij, bevoegd is. Nu de schade is ingetreden te Sas van Gent, is daarmee de rechtbank Middelburg bevoegd om van de vordering kennis te nemen.
De onderhavige bevoegdheidsproblematiek is niet zodanig ingewikkeld of principieel dat het appelverbod zou moeten worden doorbroken. Daar komt bij dat Zuid-Chemie belang heeft bij een spoedige beslissing ten principale, gelet op haar aanzienlijke schade als gevolg van de onrechtmatige daad van Philippo's.
4. De beoordeling in het bevoegdheidsincident:
4.1 Philippo's heeft de exceptie van onbevoegdheid tijdig opge-worpen, zodat zij daarin ontvankelijk is.
4.2 Nu de vordering in de hoofdzaak is ingesteld na 1 maart 2002 (datum van inwerking-treding van Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad betreffende de rechterlijke bevoegd-heid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken; hierna: de EEX-verordening), is ingevolge artikel 66 van die verordening, de in de verordening neergelegde bevoegdheidsregeling van toepassing.
4.3 Krachtens de algemene regel ex artikel 2 van de EEX-verordening had een verweerder als in casu Philippo's in beginsel moeten worden opgeroepen voor de gerechten van de EU-lidstaat waar hij zijn woonplaats heeft, derhalve voor de bevoegde Belgische rechter.
4.4 Artikel 5, derde lid, EEX-verordening bepaalt evenwel bij wijze van bijzondere -en derhalve restrictief te interpreteren- bevoegdheid dat ten aanzien van verbintenissen uit onrechtmatige daad een verweerder (ook) kan worden opgeroepen in een andere lidstaat dan die van zijn woonplaats, en wel voor het gerecht van de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan.
Onder het begrip "plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan" moet worden verstaan zowel de plaats van de schadeveroorzakende gebeurtenis als de plaats waar de schade is ingetreden.
4.4.1 Vast staat dat Philippo's de vervuilde partij micromix in België heeft geproduceerd; de plaats van de schadeveroorzakende gebeurtenis is derhalve ook daar gelegen.
4.4.2 Omtrent de vraag waar de plaats van intreding van de schade is gelegen -in het Bel-gische Essen (aldus Philippo's) danwel te Sas van Gent (volgens Zuid-Chemie)- heeft dan het volgende te gelden. Uitgangspunt is dat onder het begrip "plaats waar de schade is ingetre-den" moet worden verstaan de plaats waar de aanvankelijke of initiële schade kan worden geacht te zijn ingetreden, waarbij gezocht moet worden naar een objectief aanknopingspunt voor de bepaling daarvan. Het begrip kan daarentegen niet zo ruim worden uitgelegd dat het iedere plaats omvat waar naderhand de schadelijke gevolgen voelbaar of mede voelbaar zijn van een feit dat reeds elders daadwerkelijk ingetreden schade heeft veroorzaakt; zulks zou immers leiden tot een uitholling van de algemene regel van artikel 2 EEX-verordening.
In de onderhavige zaak is onweersproken de micromix door Philippo's af fabriek -dus in Essen- geleverd en aldaar door Zuid-Chemie opgehaald. Daarmee is voor Zuid-Chemie ook in Essen haar aanvankelijke of initiële (vermogens-)schade ingetreden, immers heeft zij daar en toen, tegen normale prijzen, onbruikbare micromix met een veel te hoog cadmiumgehalte geleverd gekregen. In zoverre verschilt de onderhavige situatie ook van het door Zuid-Chemie telkenmale aangehaalde Kalimijnen-arrest, waar immers de in Nederland getroffen tuinders (plaats van intreding der schade), in Frankrijk (plaats van de schadeveroorzakende gebeurtenis) juist geen enkele kenbare schade hadden geleden.
Dat Zuid-Chemie vervolgens (ook) in Sas van Gent schade heeft geleden omdat en nadat de micromix aldaar werd verwerkt in de diverse partijen kunstmest, maakt dit niet anders. Weliswaar heeft Zuid-Chemie ten pleidooie betoogd alleen vergoeding van de fysieke schade aan de kunstmest te vorderen en niet (mede) de hierboven reeds genoemde aanvankelijke (vermogens-)schade, haar vorderingen als verwoord in de inleidende dagvaarding kunnen in redelijkheid echter niet anders worden gelezen dan dat zij van Philippo's in feite vergoeding van al haar (immers: "de" door Zuid-Chemie geleden, deels ook nader bij staat op te maken) schade verlangt. Daarmee kan dan ook niet worden aanvaard dat de door Zuid-Chemie ge-stelde schade als slechts in Sas van Gent ingetreden moet worden beschouwd. Het voor-gaande geldt overigens temeer, aangezien een andersluidende conclusie er tevens toe zou (kunnen) leiden dat Zuid-Chemie, al naar gelang het soort schade waarvan zij in een bepaalde procedure vergoeding vordert, in wezen hetzelfde feitencomplex zou kunnen voorleggen aan een daarmee telkens door haar uit te kiezen rechter. Een dergelijk resultaat moet echter als strijdig met zo niet de bewoordingen dan toch in ieder geval de geest van (artikel 5, derde lid, van) de EEX-verordening worden beschouwd.
4.4.3 Uit het voorgaande vloeit derhalve voort dat de rechtbank geen bevoegdheid kan ontlenen aan artikel 5, derde lid, EEX-verordening.
4.5 Overigens is gesteld noch anderszins gebleken dat deze rechtbank aan enige verdere bepaling van de EEX-verordening haar bevoegdheid in het onderhavige geschil kan ontlenen.
4.6 Gelet op het voorgaande dient de rechtbank zich onbevoegd te verklaren kennis te nemen van de vorderingen van Zuid-Chemie jegens Philippo's. Zuid-Chemie zal daarbij als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het geding worden veroordeeld.
in de hoofdzaak en in het incident:
verklaart zich onbevoegd om van het geschil in de hoofdzaak kennis te nemen;
veroordeelt Zuid-Chemie in de kosten van het geding, welke aan de zijde van Philippo's tot aan dit moment worden begroot op € 3.863,-- wegens griffierecht en op € 780,-- wegens procureurssalaris.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.M. de Jager en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 december 2003 in tegenwoordigheid van de griffier.