RECHTBANK MIDDELBURG
Sector civiel recht, voorzieningenrechter
Vonnis van 9 september 2003 in de zaak van:
(eiser 1),
(eiser 2),
echtelieden, beide wonende te (woonplaats),
eisers,
procureur: mr. B. van Leeuwen,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Hoondert Staalbouw B.V.,
gevestigd te Kapelle, gemeente Kapelle,
gedaagde,
procureur: mr. M.W. Dieleman.
1. Het verloop van het geding
Ter terechtzitting van 13 mei 2003 hebben eisers gevorderd zoals in het petitum van de dagvaarding primair onder punt 1 en 2 en subsidiair onder punt 1 en 2 is weergegeven.
Van die terechtzitting is een proces-verbaal opgemaakt.
Vervolgens is de zaak behandeld ter terechtzitting van 30 juni 2003. Van die terechtzitting is een proces-verbaal opgemaakt.
Ter terechtzitting van 2 september 2003 hebben eisers vervolgens, na wijziging van eis, gevorderd:
1. gedaagde te veroordelen tot het demonteren van de staalconstructie, het wegnemen van de betonnen vloerdelen betreffende het woonhuisgedeelte en het vervolgens slopen van fundering en betonvloer in het bedrijfsgedeelte onder het aanbrengen van een nieuwe door de gemeente-inspectie en/of de heer Vleesdrager goed te keuren fundering en het aanbrengen van een goede door de gemeente-inspectie en/of de heer Vleesdrager goed te keuren betonvloer in het bedrijfsgedeelte en het terugplaatsen van de staalconstructie/loods, het terugplaatsen van deugdelijke betonnen vloerdelen ten behoeve van het woonhuisgedeelte met bijbehorende voorzieningen zoals onder andere de riolering en de luchtverwarming en wel op zodanige wijze dat alleen onbeschadigde dan wel nieuwe materialen worden gebruikt en dat al deze werkzaamheden worden uitgevoerd voor rekening en risico van gedaagde, aan te vangen binnen één week en te voltooien binnen twee maanden te rekenen vanaf de dag van dagtekening van het vonnis in kort geding althans te rekenen vanaf de dag van dagtekening van het vonnis in kort geding althans te rekenen vanaf de dag van betekening van het vonnis in kort geding onder verbeurte van een dwangsom van € 10.000,-- per dag dat gedaagde in gebreke blijft aan deze veroordeling zowel voor wat betreft de aanvang alsook voor wat betreft de oplevering van de werkzaamheden te voldoen een en ander tot een maximum van € 200.000,--;
2. te bepalen dat Hoondert bij het uitvoeren van de werkzaamheden gehouden zal zijn te handelen overeenkomstig aanwijzingen van de gemeente Vlissingen, Intron en/of de heer Vleesdrager waarbij de uitvoering van de werkzaamheden zal worden begeleid door Intron overeenkomstig de daartoe door Intron ingediende offerte d.d. 5 juni 2003;
3. gedaagde ten aanzien van deze primaire vordering te veroordelen in de kosten van deze procedure;
subsidiair:
1. gedaagde te veroordelen binnen 14 dagen na dagtekening van het in deze te wijzen vonnis althans binnen 14 dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis een deugdelijk en door de gemeentelijke autoriteiten goedgekeurd herstelplan te presenteren ter goedkeuring door eisers, één en ander onder verbeurte van een dwangsom van
€ 10.000,-- per dag dat niet binnen 14 dagen na dagtekening althans binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis een deugdelijk en door de gemeente goedgekeurd herstelplan wordt gepresenteerd, ter beoordeling aan eisers, tot aan de dag dat het herstelplan ter beschikking wordt gesteld;
2. gedaagde te veroordelen in de proceskosten.
Gedaagde heeft verweer gevoerd.
Na verder debat is vonnis gevraagd.
De inhoud van de overgelegde processtukken, waaronder diverse pleitnota's en producties zijdens beide partijen, geldt als hier ingelast.
2.1. Tussen partijen is op 14 oktober 2002 een overeenkomst gesloten voor het bouwen van een bedrijfsloods en een bedrijfswoning op het industrieterrein Vrijburg te Vlissingen voor een bedrag van € 75.570,-- exclusief BTW, conform de tussen partijen opgestelde beschrijving op basis van een bestektekening, een funderingstekening en een staaloverzicht.
2.2. Verschillende onderdelen van de bouw, waaronder de fundering en betonvloer, zijn uitbesteed aan onderaannemers.
2.3. Eind januari 2003 is geconstateerd dat zich in de fundering zogenaamde grindnesten bevinden waardoor het beton onvoldoende duurzaam is. Voorts bestond twijfel over de dikte van de aangebrachte vloeistofdichte betonvloer.
2.4. Naar aanleiding van voornoemde problemen heeft de heer R. Vleesdrager van Konstruktieburo R. Vleesdrager in opdracht van eisers een rapportage opgesteld. Deze rapportage onderschrijft dat de fundering gebreken vertoont en dat zich ook met de betonvloer problemen voordoen.
2.5. De bouw is vervolgens stilgelegd.
2.6. Naar aanleiding van hetgeen ter terechtzitting d.d. 13 mei 2003 is beslist hebben partijen aan Intron B.V. verzocht onderzoek te doen naar de gebreken in de fundering en de vloer.
2.7. Intron heeft op 5 juni 2003 gerapporteerd. Geconcludeerd werd onder meer dat de kwaliteit van de dekking van het beton onvoldoende is vanwege de aanwezigheid van grindnesten, vrijliggende wapening en te weinig dekking en dat de bedrijfsvloer om constructieve redenen vervangen dient te worden.
2.8. Ter terechtzitting d.d. 30 juni 2003 zijn afspraken gemaakt betreffende de inhoud van het door gedaagde op stellen plan van aanpak omtrent de uit te voeren herstelwerkzaamheden.
2.9. Nadien zijn door de heer R. Vleesdrager nog enkele bijkomende gebreken geconstateerd zoals 8 palen met een te grote excentriciteit, 2 palen die stukgetrokken zijn, het opstorten van 2 te diep geheide betonpalen en een schuin ingestorte rioleringsbuis. Deze gebreken zijn door eisers op foto's vastgelegd en op de zitting van 2 september 2003 getoond.
3.1. Eisers stellen gelet op alle inmiddels geconstateerde gebreken geen genoegen meer te hoeven nemen met herstel van die gebreken, nu de constructie die zij daarmee zullen verkrijgen niet vergelijkbaar is met de door hen gekochte nieuwbouwconstructie. Zij zijn derhalve van mening dat niet meer door een deskundige behoeft te worden vastgesteld of herstel van deze gebreken technisch gezien nog mogelijk is en zo ja, of herstel in economische zin de voorkeur verdient boven sloop en volledige vervanging van de fundering.
3.2. Gedaagde is van mening dat nu is afgesproken dat herstel onder begeleiding van Intron zou plaatsvinden aan de hand van een door gedaagde op te stellen herstelplan, niet op grond van de huidige stand van zaken direct tot sloop moet worden overgegaan, maar eerst door een deskundige moet worden vastgesteld of herstel van de fundering thans nog mogelijk is of dat dat economisch gezien niet haalbaar is.
4.1. Intron, de door partijen aangezochte deskundige, heeft na onderzoek geconstateerd dat de fundering en de betonvloer van de bedrijfsloods zodanige gebreken vertonen dat daarvan herstel c.q. vervanging noodzakelijk is. Nadien is er naast deze gebreken nog een aantal gebreken van constructieve aard geconstateerd, zoals funderingspalen met een te grote excentriciteit. Voorts is aan de hand van het ter zitting getoonde en overgelegde fotomateriaal gebleken dat ten gevolge van de sloopwerkzaamheden beschadigingen zijn ontstaan aan de luchtverwarming, riolering, vloerdelen, de wanden van loods en de funderingspalen.
4.2. De voorzieningenrechter is van oordeel dat gelet op de aard en omvang van de thans bekende (constructieve) gebreken in redelijkheid niet van eisers gevergd kan worden dat zij genoegen nemen met herstel daarvan. Op grond van de met gedaagde gesloten overeenkomst mochten zij verwachten een geheel nieuw bouwwerk te verkrijgen dat constructief gezien deugdelijk is. Daarbij mag er wel sprake zijn van enige afwijking van het oorspronkelijke bouwplan en moet de opdrachtgever in beginsel ook accepteren dat eventuele fouten bij de uitvoering worden hersteld, maar daarbij mogen de grenzen van het redelijke niet worden overschreden.
In dit geval is het duidelijk dat de grenzen van wat een opdrachtgever redelijkerwijs nog aan herstelwerk dient te accepteren, zijn overschreden. Voor deze conclusie wordt verwezen naar de onbestreden conclusie uit het rapport van de deskundige Intron.
Gedaagde stelt dat eerst moet komen vast te staan of herstel nog economisch verantwoord is. Vanuit haar perspectief is dat een begrijpelijke stelling, echter het geleverde wijkt zodanig af van hetgeen eisers bij het geven van de opdracht redelijkerwijs als prestatie mochten verwachten, dat het belang dat eisers hebben bij een constructief goed gebouw zwaarder weegt dan het economische belang van gedaagde.
Gelet op het vorenstaande is thans geen plaats meer voor het door een deskundige laten verrichten van nader onderzoek omtrent de technische en economische haalbaarheid van herstel en zal hetgeen eisers primair gevorderd hebben worden toegewezen.
4.3. Gedaagde zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.
veroordeelt gedaagde tot het demonteren van de staalconstructie, het wegnemen van de betonnen vloerdelen betreffende het woonhuisgedeelte en het vervolgens slopen van fundering en betonvloer in het bedrijfsgedeelte onder het aanbrengen van een nieuwe door de gemeente-inspectie en/of de heer Vleesdrager goed te keuren fundering en het aanbrengen van een goede door de gemeente-inspectie en/of de heer Vleesdrager goed te keuren betonvloer in het bedrijfsgedeelte en het terugplaatsen van de staalconstructie/loods, het terugplaatsen van deugdelijke betonnen vloerdelen ten behoeve van het woonhuisgedeelte met bijbehorende voorzieningen zoals onder andere de riolering en de luchtverwarming en wel op zodanige wijze dat alleen onbeschadigde dan wel nieuwe materialen worden gebruikt;
bepaalt dat al deze werkzaamheden worden uitgevoerd voor rekening en risico van gedaagde, aan te vangen binnen één week en te voltooien binnen twee maanden te rekenen vanaf de dag van betekening van dit vonnis onder verbeurte van een dwangsom van € 10.000,-- per dag dat gedaagde in gebreke blijft aan deze veroordeling zowel voor wat betreft de aanvang alsook voor wat betreft de oplevering van de werkzaamheden te voldoen een en ander tot een maximum van € 200.000,--;
bepaalt dat Hoondert bij het uitvoeren van de werkzaamheden gehouden zal zijn te handelen overeenkomstig aanwijzingen van de gemeente Vlissingen, Intron en/of de heer Vleesdrager waarbij de uitvoering van de werkzaamheden zal worden begeleid door Intron overeenkomstig de daartoe door Intron ingediende offerte d.d. 5 juni 2003;
veroordeelt gedaagde in de kosten van het geding aan de zijde van eisers tot aan deze uitspraak begroot op € 205,-- wegens griffierecht, € 1.816,-- wegens procureurssalaris en € 81,16 wegens dagvaardingskosten;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Witsiers, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzit-ting van 9 september 2003 in tegenwoordigheid van de griffier.