ECLI:NL:RBMID:2003:AN8693
Rechtbank Middelburg
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid van de rechtbank in geschil over expeditie- of vervoersovereenkomst
In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Middelburg, stond de bevoegdheid van de rechtbank ter discussie in het kader van een geschil tussen verschillende rechtspersonen over de aard van een overeenkomst. De eiseressen, bestaande uit Generali France Assurances TRP S.A., Groupama Gan S.A., Royal Sun Alliance S.A., Allianz Marine et Aviation S.A., CNA Maritime S.A., AXA Corporate Solutions Assurance S.A. en Pechiney Trading France S.A., stelden dat de overeenkomst met de gedaagden, Verbrugge Internationale Wegtransporten B.V. en Handelsveem B.V., een vervoersovereenkomst betrof. De rechtbank moest beoordelen of de overeenkomst inderdaad als zodanig moest worden gekwalificeerd of dat het ging om een expeditieovereenkomst, zoals de gedaagden betoogden.
De rechtbank overwoog dat de terminologie die in de opdrachten en facturen werd gebruikt, cruciaal was voor de kwalificatie van de overeenkomst. Handelsveem stelde dat zij altijd als expediteur had opgetreden, maar de rechtbank concludeerde dat de feitelijke rechtsverhouding tussen partijen erop wees dat Handelsveem in dit geval als vervoerder had opgetreden. De rechtbank baseerde haar oordeel op de inhoud van de transportopdracht en de facturen, die wezen op een vervoersopdracht in plaats van expeditiewerkzaamheden.
Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat de overeenkomst als een vervoerovereenkomst moest worden aangemerkt, waardoor de Fenex-voorwaarden niet van toepassing waren. De rechtbank verklaarde zich bevoegd om van het geschil kennis te nemen en veroordeelde Handelsveem in de kosten van het incident. De zaak werd vervolgens verwezen voor voortprocederen naar de rolzitting.