ECLI:NL:RBMID:2003:AN8691

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
1 oktober 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
195/1999
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad en relativiteit in het bestemmingsplan van de gemeente Veere

In deze zaak, die op 1 oktober 2003 door de Rechtbank Middelburg werd behandeld, vorderden verschillende eisers, waaronder de vennootschappen Pizzeria Milano en Restaurant La Barra, schadevergoeding van de gemeente Veere en gedaagden 2 en 3, die een croissanterie exploiteerden in Domburg. De eisers stelden dat de gemeente onrechtmatig had gehandeld door niet op te treden tegen de overtredingen van het bestemmingsplan door gedaagden 2 en 3. De eisers voerden aan dat zij schade hadden geleden door de concurrentie van de croissanterie, die volgens hen in strijd met het bestemmingsplan opereerde.

De rechtbank oordeelde dat de vorderingen van de eisers niet konden worden toegewezen. De rechtbank stelde vast dat de bepalingen van het bestemmingsplan niet strekten tot bescherming van de belangen van de eisers, zoals vereist onder artikel 6:163 BW. De rechtbank concludeerde dat de gemeente en gedaagden 2 en 3 niet onrechtmatig hadden gehandeld jegens de eisers, omdat de geschonden norm niet was bedoeld om de schade van de eisers te beschermen. De vorderingen tot schadevergoeding en andere eisen werden afgewezen, en de eisers werden veroordeeld in de proceskosten.

Dit vonnis benadrukt het belang van de relativiteitseis in het civiele recht, waarbij alleen diegenen die door een geschonden norm beschermd worden, aanspraak kunnen maken op schadevergoeding. De uitspraak heeft implicaties voor de handhaving van bestemmingsplannen en de bescherming van concurrentiebelangen in de horeca.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
Sector civiel recht
Vonnis van 1 oktober 2003 in de zaak van:
rolnr.: 195/99
1. de vennootschap onder firma
Pizzeria Milano v.o.f.,
gevestigd en kantoorhoudende te Domburg, gemeente Veere,
2. (eiser 2),
wonende te (woonplaats),
3. (eiser 3),
wonende te (woonplaats),
4. (eiser 4),
wonende te (woonplaats),
5. de vennootschap onder firma
Restaurant Wibo v.o.f.,
gevestigd en kantoorhoudende te Domburg, gemeente Veere,
6. (eiser 6),
wonende te (woonplaats),
7. (eiser 7),
wonende te (woonplaats),
eisers,
procureur: mr. K.M. Moeliker,
tegen:
1. de openbare rechtspersoon
Gemeente Veere,
zetelende te Domburg, gemeente Veere,
gedaagde,
procureur: mr. U.T. Hoekstra,
en
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Verdi B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Domburg, gemeente Veere, en
3. (gedaagde 3),
wonende te Domburg, gemeente Veere,
gedaagden,
procureur: mr. J. Wind,
1. Het procesverloop
1.1. Tussen partijen zijn de volgende processtukken gewisseld:
- de conclusie van eis overeenkomstig de dagvaarding;
- de conclusie van antwoord van gedaagde sub 1;
- de conclusie van antwoord van gedaagden sub 2 en 3;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek van gedaagde sub 1;
- de conclusie van dupliek van gedaagden sub 2 en 3.
Partijen hebben producties in het geding gebracht.
1.2 In het vervolg worden eisers onder 1 tot en met 4 tezamen in enkelvoud aangeduid als eisers 1 t/m 4 en eisers 5 tot en met 7 als eisers 5 t/m 7. Gedaagde sub 1 wordt hierna aangeduid als de gemeente en gedaagden sub 2 en 3 tezamen in enkelvoud als gedaagden 2 en 3.
1.3 De behandeling van deze zaak heeft door een samenloop van omstandigheden aanzienlijk meer tijd gevergd dan wenselijk is. De thans met de beoordeling en beslissing van de zaak belaste rechter biedt daarvoor namens de rechtbank excuses aan.
2. De feiten
2.1. Eisers 1 t/m 4 en eisers 5 t/m 7 oefenen in Domburg restaurantbedrijven uit, eisers 1 t/m 4 met Pizzeria Milano en eisers 5 t/m 7 met Restaurant La Barra.
2.2 Sinds 1993 wordt te Domburg aan de Ooststraat 11, westelijk gedeelte, croissanterie Verdi geëxploiteerd, eerst door gedaagde sub 2 als eenmanszaak en per 27 maart 1997 door gedaagde sub 3. Dit bedrijf is gelegen in de nabijheid van de bedrijven van eisers 1 t/m 4 en eisers 5 t/m 7.
2.3 Gedaagden 2 en 3 beschikt over een volledige vergunning op grond van de Drank- en Horecawet. Voor de vestiging van een croissanterie is gedaagden 2 en 3 een bouwvergunning verleend met een vrijstelling van de geldende bestemming, te weten detailhandel, ingevolge het bestemmingsplan 'Kom Domburg'.
2.4. In de loop van 1995 kreeg gedaagden 2 en 3 ook het oostelijke gedeelte van het perceel Ooststraat 11 te Domburg in huur. Hij nam dit na een verbouwing en het doorbreken van de tussenmuur tussen beide gedeeltes vanaf het najaar 1995 tegelijk met het ervoor gelegen terras in gebruik voor de exploitatie van meer uitgebreide restaurantactiviteiten.
2.5. Na oktober 1995 hebben gesprekken plaatsgevonden tussen de gemeente en gedaagden 2 en 3 onder meer over de bedrijfsvoering van gedaagden 2 en 3 in strijd met (de vrijstelling van) de bestemming op grond van het geldende bestemmingsplan. De exploitatie van een galerie in het oostelijke gedeelte en van een croissanterie in het westelijk gedeelte was daarmee wel in overeenstemming; de exploitatie van een restaurant in het gehele pand niet.
2.6. Het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Domburg heeft gedaagden 2 en 3 onder last van een dwangsom bij besluit van 30 november 1995 aangeschreven de geconstateerde overtreding van het bestemmingsplan te staken. Bij besluit van B & W van 14 maart 1996 is gedaagden 2 en 3 bezwaar hiertegen ongegrond verklaard. Tegen dit besluit heeft gedaagden 2 en 3 geen rechtsmiddel ingesteld.
2.7 Per 1 januari 1997 is de gemeente Domburg opgegaan in de gemeente Veere.
2.8 Vanaf medio 1996 heeft zich tussen eisers 1 t/m 4, eisers 5 t/m 7, gedaagden 2 en 3 en de gemeente een groot aantal, voornamelijk bestuursrechtelijke, procedures voorgedaan. De strekking hiervan was, kort gezegd, te bewerkstelligen dat gedaagden 2 en 3 zich bij de exploitatie van zijn onderneming aan het bestemmingsplan zou houden en dat de gemeente jegens hem handhavend zou optreden. Een en ander heeft niet tot het door eisers 1 t/m 4 en eisers 5 t/m 7 gewenste resultaat geleid.
3. Het geschil
3.1. In deze procedure vorderen eisers 1 t/m 4 en eisers 5 t/m 7, samengevat:
(1) een verklaring voor recht dat gedaagden onrechtmatig hebben gehandeld en nog handelen en deswege jegens hen hoofdelijk aansprakelijk zijn tot schadevergoeding;
(2) Gedaagden 2 en 3 te verbieden in het pand Ooststraat 11 te Domburg niet-croissanterie activiteiten te ontplooien, althans activiteiten die strijdig zijn met het bestemmingsplan c.q. met de daarop door de gemeente verleende vrijstelling op straffe van een dwangsom;
(3) gedaagden hoofdelijk te veroordelen aan eisers 1 t/m 4 en eisers 5 t/m 7 een voorschot van ƒ 100.000,-- (€ 45.378,--) op de schadevergoeding te betalen, met wettelijke rente;
(4) gedaagden hoofdelijk te veroordelen tot schadevergoeding nader op te maken bij staat, op welke schadevergoeding het voorschot in mindering komt, met rente;
(5) hoofdelijke veroordeling, uitvoerbaar bij voorraad, van gedaagden in de proceskosten.
3.2 Eisers 1 t/m 4 en eisers 5 t/m 7 leggen aan de vorderingen in het kort het volgende ten grondslag:
De gemeente heeft jegens hen onrechtmatig gehandeld door te weigeren nakoming van de voorschriften van het bestemmingsplan af te dwingen, door niet toereikende dwangsombesluiten te nemen dan wel deze niet effectief ten uitvoer te leggen en door gedaagden 2 en 3 te steunen en zich diens belangen aan te trekken.
Gedaagden 2 en 3 heeft volgens eisers 1 t/m 4 en eisers 5 t/m 7 vanaf oktober 1995 wegens het in strijd met het bestemmingsplan uitoefenen van restaurantactiviteiten jegens hen onrechtmatig gehandeld. Doordat de gemeente en gedaagden 2 en 3 bij dit alles in gemeen overleg hebben gehandeld zijn zij volgens eisers 1 t/m 4 en eisers 5 t/m 7 op grond van artikel 6: 166 BW hoofdelijk aansprakelijk en tot schadevergoeding gehouden.
Hun schade bestaat uit gederfde winst, omzetdaling en gemaakte kosten, waaronder kosten van juridische hulp en bijstand.
3.3 De gemeente en gedaagden 2 en 3 hebben ieder voor zich de vorderingen bestreden.
4. De beoordeling van het geschil
4.1 Onderdeel van het verweer van zowel de gemeente is gedaagden 2 en 3 is het beroep op het bepaalde in artikel 6:163 BW. De rechtbank zal dit onderdeel van het verweer eerst behandelen, aangezien de vorderingen van eisers 1 t/m 4 en eisers 5 t/m 7 stranden wanneer dit verweer opgaat.
4.2 Het gaat hierbij om de beantwoording van de vraag
of de bepalingen van het bestemmingsplan die volgens eisers 1 t/m 4 en eisers 5 t/m 7 door gedaagden 2 en 3 zijn overtreden strekken tot bescherming van het belang, waarvan eisers 1 t/m 4 en eisers 5 t/m 7 in deze procedure bescherming vragen.
4.3 In hun inleidende dagvaarding stellen eisers 1 t/m 4 en eisers 5 t/m 7 dat de bepalingen van het bestemmingsplan mede dienen ter bescherming van de belangen van derden zoals zijzelf (nr. 11). Door een illegaal restaurantbedrijf uit te oefenen onderneemt gedaagden 2 en 3 volgens hen concurrerende activiteiten, terwijl zij aan het ter plaatse geldende bestemmingsplan het gerechtvaardigde vertrouwen mogen ontlenen dat op het perceel Ooststraat 11 te Domburg geen restaurantbedrijf wordt geëxploiteerd (nr. 18). Door bewust overtredingen van het bestemmingsplan toe te staan en expliciet te weigeren daartegen op te treden, handelt de gemeente onrechtmatig jegens degenen in wier belang deze wettelijke regels en voorschriften zijn geschapen, aldus eisers 1 t/m 4 en eisers 5 t/m 7 (nr. 20).
4.4 In zijn conclusie van antwoord brengt gedaagden 2 en 3 hiertegen in dat het vigerende bestemmingsplan uitsluitend is gebaseerd op de planologische uitgangspunten van behoud van de leefbaarheid (woonfunctie) en het behoud van het specifieke familiebadplaats karakter van Domburg. Economische motieven, waaronder mede de concurrentieverhoudingen moeten worden begrepen, hebben volgens gedaagden 2 en 3 bij het vaststellen van de inhoud van het bestemmingsplan geen enkele rol gespeeld (nr. 17).
Een (uitvoeriger) betoog van gelijke strekking is te vinden in de conclusie van antwoord van de gemeente (nrs. 23 e.v.).
4.5 In hun conclusie van repliek hebben eisers 1 t/m 4 en eisers 5 t/m 7 op dit punt hun eerdere stelling herhaald en daarbij verwezen naar enige jurisprudentie (nr. 47).
4.6 Door eisers 1 t/m 4 en eisers 5 t/m 7 is tegenover het gemotiveerde verweer van gedaagden 2 en 3 en de gemeente niet onderbouwd dat het bestemmingsplan 'Kom Domburg' (mede) dient ter bescherming van de door hen gestelde belangen. Het dient er dan ook voor gehouden te worden dat dit niet het geval is. De aangehaalde jurisprudentie is voor de beoordeling van deze zaak dan ook niet relevant. Ook indien zou komen vast te staan dat gedaagden 2 en 3 en/of de gemeente op de door eisers 1 t/m 4 en eisers 5 t/m 7 gestelde gronden jegens hen onrechtmatig hebben gehandeld en/of nog onrechtmatig handelen, brengt dat nog niet mee dat gedaagden 2 en 3 en/of de gemeente verplicht zijn de onderhavige schade te vergoeden. Aan het vereiste gesteld in artikel 6:163 BW, te weten dat de geschonden norm moet strekken tot bescherming tegen de schade die betrokkene zegt geleden te hebben, is immers gezien het bovenstaande niet voldaan. Dit betekent dat de vorderingen van eisers 1 t/m 4 en eisers 5 t/m 7 tot vergoeding van de gestelde schade afgewezen dienen te worden. Hetzelfde geldt voor de overige vorderingen van eisers 1 t/m 4 en eisers 5 t/m 7 nu deze eveneens zijn gebaseerd op de door hen gestelde strekking van het bestemmingsplan.
4.7 Een en ander brengt de rechtbank tot de slotsom dat de vorderingen van eisers 1 t/m 4 en eisers 5 t/m 7 reeds op deze grond afgewezen dienen te worden, zodat hun overige stellingen en het verweer daartegen van gedaagden 2 en 3 en de gemeente geen verdere behandeling behoeft. Eisers 1 t/m 4 en eisers 5 t/m 7 dienen als de in het ongelijk gestelde partij te worden veroordeeld in de kosten van het geding.
5. De beslissing
De rechtbank:
- wijst de vorderingen van eisers 1 t/m 4 en eisers 5 t/m 7 af;
- veroordeelt eisers 1 t/m 4 en eisers 5 t/m 7 in de kosten van het geding, tot op deze uitspraak aan de zijde van de gemeente begroot op € 862,18 aan verschotten en op € 1.542,- aan eisers 1 t/m 4 salaris procureur en aan de zijde van gedaagden 2 en 3 begroot op € 862,18 aan verschotten en op €1.542,- aan eisers 1 t/m 4 salaris procureur.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Witsiers en uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 1 oktober 2003 in tegenwoordigheid van de griffier.