ECLI:NL:RBMID:2003:AN8464

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
19 november 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
12/015162-03
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. naam
  • mrs. namen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkoop van cocaïne en wapenbezit door verdachte

In deze zaak heeft de Rechtbank Middelburg op 19 november 2003 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met zijn ouders gedurende vijf maanden cocaïne heeft verkocht. De verdachte heeft bijgedragen aan de handel in cocaïne, wat schadelijk is voor de volksgezondheid en een bedreiging vormt voor de samenleving door de criminaliteit die ermee gepaard gaat. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, die een gevangenisstraf van 12 maanden had geëist, en de verdediging van de verdachte. De verdachte is op 13 juni 2003 in verzekering gesteld en heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder het opzettelijk verkopen van cocaïne en het voorhanden hebben van wapens en munitie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet handelde uit winstbejag, maar dat hij wel degelijk betrokken was bij de drugshandel. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die nog jong en niet eerder met justitie in aanraking was gekomen. Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 168 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast is er een taakstraf van 240 uur opgelegd, met vervangende hechtenis indien deze niet naar behoren wordt verricht.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
Sector strafrecht
meervoudige kamer
Datum uitspraak: 19 november 2003.
Tegenspraak
------------------------------------------------
Datum inverzekeringstelling: 13 juni 2003.
Datum voorlopige hechtenis: 16 juni 2003.
Schorsing voorlopige hechtenis: 25 juni 2003.
------------------------------------------------
V O N N I S
van de rechtbank Middelburg, meervoudige kamer voor strafzaken, in de strafzaak tegen:
Verdachte,
ter terechtzitting verschenen.
Als raadsman van de verdachte is ter terechtzitting verschenen mr. A.H.J. Bals, advocaat te Goes.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
6 november 2003.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen door en/of namens de verdachte naar voren is gebracht.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van het onder 1., 2., 3. en 4. primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging luidt als volgt.
Aan verdachte wordt tenlastegelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2003
tot en met 13 juni 2003,
te Sint Philipsland, gemeente Tholen, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in
elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (een) hoeveelhe(i)d(en) van een
materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de
Opiumwet behorende lijst I;
art 2 lid 1 ahf/ond B Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 13 juni 2003, in de gemeente Tholen,
één of meer wapens van categorie I, te weten twee (2) boksbeugels en/of twee
(2) stiletto's, waarvan het lemmet 7 cm of langer was en 14 mm of smaller was,
voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 13 lid 1 Wet wapens en munitie
art 55 lid 1 Wet wapens en munitie
3.
hij op of omstreeks 13 juni 2003, in de gemeente Tholen,
voorhanden heeft gehad:
- een (vuur)wapen van categorie III, te weten een tot gas/alarm pistool
omgebouwd vuurwapen van het merk Walther, model PP, kaliber 9 mm P.A.K.,
en/of
- munitie van categorie III, te weten tweeënveertig (42) signaalpatronen
kaliber 15 mm en/of negen (9) signaalpatronen kaliber 9 mm en/of zesentachtig
(86) knalpatronen kaliber 9 mm P.A.K., en/of
- een wapen van categorie II onder 7, te weten een handgranaat, en/of
- een busje pepperspray, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van
personen met (een) verstikkende en/of weerloosmakende en/of traanverwekkende
stof(fen) van de categorie II onder 6, en/of
- een busje CS-gas, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen
met (een) verstikkende en/of weerloosmakende en/of traanverwekkende stof(fen)
van de categorie II onder 6;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie
art 55 lid 3 ahf/ond b Wet wapens en munitie
4.
hij op of omstreeks 13 juni 2003, in elk geval op één of meer tijdstippen in
of omstreeks het tijdvak van 5 mei 2003 tot en met 19 juni 2003,
in de gemeente Tholen, in elk geval in Nederland,
3700 Euro, in elk geval een geldbedrag heeft verworven, voorhanden heeft gehad
en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het
voorhanden krijgen van dat geld wist dat het (een) door misdrijf verkregen
goed(eren) betrof;
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
en voor zover terzake het onder 4 telastgelegde een veroordeling niet mocht
kunnen volgen, terzake dat
hij op of omstreeks 13 juni 2003, in elk geval op één of meer tijdstippen in
of omstreeks het tijdvak van 5 mei 2003 tot en met 19 juni 2003,
in de gemeente Tholen, in elk geval in Nederland,
3700 Euro, in elk geval een geldbedrag heeft verworven, voorhanden heeft gehad
en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het
voorhanden krijgen van dat geld redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het
(een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
art 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht.
Vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte primair onder 4. is tenlastegelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1., 2., 3. en 4. subsidiair tenlastegelegde heeft begaan met dien verstande dat:
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2003
tot en met 13 juni 2003,
te Sint Philipsland, gemeente Tholen, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in
elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (een) hoeveelhe(i)d(en) van een
materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de
Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij op of omstreeks 13 juni 2003, in de gemeente Tholen,
één of meer wapens van categorie I, te weten twee (2) boksbeugels en/of twee
(2) stiletto's, waarvan het lemmet 7 cm of langer was en 14 mm of smaller was,
voorhanden heeft gehad;
3.
hij op of omstreeks 13 juni 2003, in de gemeente Tholen,
voorhanden heeft gehad:
- een (vuur)wapen van categorie III, te weten een tot gas/alarm pistool
omgebouwd vuurwapen van het merk Walther, model PP, kaliber 9 mm P.A.K.,
en/of
- munitie van categorie III, te weten tweeënveertig (42) signaalpatronen
kaliber 15 mm en/of negen (9) signaalpatronen kaliber 9 mm en/of zesentachtig
(86) knalpatronen kaliber 9 mm P.A.K., en/of
- een wapen van categorie II onder 7, te weten een handgranaat, en/of
- een busje pepperspray, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van
personen met (een) verstikkende en/of weerloosmakende en/of traanverwekkende
stof(fen) van de categorie II onder 6, en/of
- een busje CS-gas, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen
met (een) verstikkende en/of weerloosmakende en/of traanverwekkende stof(fen)
van de categorie II onder 6;
4. subsidiair.
hij op of omstreeks 13 juni 2003, in elk geval op één of meer tijdstippen in
of omstreeks het tijdvak van 5 mei 2003 tot en met 19 juni 2003,
in de gemeente Tholen, in elk geval in Nederland,
3700 Euro, in elk geval een geldbedrag heeft verworven, voorhanden heeft gehad
en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het
voorhanden krijgen van dat geld redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het
(een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier bewezen is verklaard, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit vonnis gehechte bijlage worden opgenomen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
1.
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, eerste lid onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
2.
Handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
3.
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
4. subsidiair
schuldheling.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Motivering van de op te leggen sancties
Bij het bepalen van de op te leggen straffen heeft de rechtbank rekening gehouden met het volgende:
- de ernst van de feiten en de omstandigheden, waaronder deze zijn begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Voor wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden, waaronder deze zijn begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich, samen met zijn ouders, gedurende een periode van ruim 5 maanden schuldig gemaakt aan de verkoop van cocaïne
De verdachte heeft door zijn handelingen bijgedragen aan de handel in cocaïne en het gebruik daarvan. Het gebruik van deze drug is niet alleen schadelijk voor de volksgezondheid, maar vormt ook een bedreiging voor de samenleving in het algemeen vanwege de verslaafdencriminaliteit die het met zich mee brengt.
Niet is aannemelijk geworden dat verdachte zelf handelde uit winstbejag, maar het is een feit van algemene bekendheid dat deze handel uiterst lucratief is waarbij de deelnemers aan deze handel zich in het algemeen wel uitsluitend laten leiden door eigen winstbejag zonder zich te bekommeren om de maatschappelijke schade die wordt veroorzaakt. In zoverre heeft verdachte hieraan meegewerkt.
Het onbevoegd voorhanden hebben van een vuurwapen en andere wapens, waaronder stiletto's, boksbeugels, traangas, pepperspray, en munitie, zoals bewezen verklaard, is maatschappelijk onaanvaardbaar vanwege de bedreiging die daarvan voor de veiligheid van anderen uitgaat.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan schuldheling.
Hij heeft geld voorhanden gehad, waarvan hij redelijkerwijs kon vermoeden dat dit geld uit de verboden handel met cocaïne afkomstig was.
Voor wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister d.d. 21 juni 2003;
- het over de verdachte uitgebrachte vroeghulprapport d.d. 21 juni 2003 van de Stichting Reclassering Nederland, Ressort Den Haag, unit Middelburg;
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport d.d. 31 oktober 2003 van de Stichting Reclassering Nederland, Ressort Den Haag, unit Middelburg.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat verdachte hand- en spandiensten heeft verricht om zich ten opzichte van zijn vader te "bewijzen", waarbij hij zijn ogen heeft gesloten voor de gevolgen van dit handelen.
De rechtbank acht ten dele aannemelijk dat verdachte, mede door de machtspositie van zijn vader, in de drugshandel is gerold. Anderzijds heeft verdachte niet altijd in opdracht van zijn vader gehandeld. Hij heeft ook op momenten zelf initiatief genomen, door zelfstandig potentiële kopers telefonisch cocaïne te verkopen en vervolgens aan deze kopers af te leveren.
Verdachte deed dit omdat, naar zijn zeggen, zijn vader dan te dronken was de verkoop zelf te doen.
De rechtbank ziet in de omstandigheden waarin verdachte verkeerde geen aanknopingspunten om aan te nemen dat verdachte niet in staat was om afstand te nemen van de handel en wandel van zijn vader. Hij had in ieder geval nooit zelf initiatief tot verkoop moeten nemen.
De rechtbank rekent hem dit laatste dan ook in ernstige mate aan.
Verdachte, nog jong volwassen, is niet eerder met justitie en politie in aanraking geweest. Hij heeft weer een baan en is van zins om op zeer korte termijn met zijn vriendin samen te gaan wonen.
De rechtbank is van oordeel dat dit voornemen niet doorkruist moet worden met een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Op grond van het bovenstaande acht de rechtbank een deels onvoorwaardelijke deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Daarnaast zal aan verdachte een taakstraf worden opgelegd.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
DE BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt.
Zij verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 4. primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Zij verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1., 2., 3. en 4. subsidiair tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven heeft begaan.
Zij verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders ten laste is gelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Zij bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Zij verklaart de verdachte te dier zake strafbaar.
Zij veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen.
Zij bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 168 dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders mocht worden gelast.
Zij stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Zij bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Zij beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht bij de uitvoering van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Zij stelt in dit verband vast dat verdachte aldus het opgelegde onvoorwaardelijke deel van de vrijheidsstraf reeds heeft ondergaan, voorzover het voorarrest niet op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Zij legt aan de verdachte op een taakstraf, te weten:
- een werkstraf voor de duur van tweehonderdveertig uren, met bevel dat indien de veroordeelde deze taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van honderdtwintig dagen.
Zij heft het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte op, zulks met onmiddellijke ingang.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. naam, voorzitter,
mrs. namen, rechters,
in tegenwoordigheid van naam als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 november 2003.
naam is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.