ECLI:NL:RBMID:2003:AL9047

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
15 oktober 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
12/000006-03
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. [naam]
  • mrs. [naam]
  • mrs. [naam]
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van moord en het verbergen van een lijk in de zaak Grevelingendam

In de strafzaak tegen de verdachte, die niet ter terechtzitting verscheen, heeft de rechtbank Middelburg op 15 oktober 2003 uitspraak gedaan. De zaak betreft een moord die plaatsvond op of omstreeks 21 en/of 22 december 2002 in de gemeente 's-Gravenhage en Schouwen-Duiveland. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk doden van een persoon, alsook van het verbergen van het lijk van het slachtoffer. De officier van justitie vorderde vrijspraak voor het eerste tenlastegelegde feit en een gevangenisstraf van één jaar voor het tweede feit. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de moord, maar heeft bewezen verklaard dat hij medeplichtig was aan het verbergen van het lijk. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, na te zijn geïnformeerd door een vriend over de moord, hem had geadviseerd het lijk te verbergen en hem naar de plaats had geleid waar het lijk uiteindelijk werd aangetroffen. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en legde een gevangenisstraf van één jaar op, met aftrek van voorarrest. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen 47 en 151 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
Sector strafrecht
meervoudige kamer
Parketnummer: 12/000006-03
Datum uitspraak: 15 oktober 2003
Tegenspraak
------------------------------------------------
Datum inverzekeringstelling: 14 januari 2003
Datum voorlopige hechtenis: 20 januari 2003
Datum invrijheidstelling: 28 januari 2003
Datum inverzekeringstelling: 6 februari 2003
Datum voorlopige hechtenis: 8 februari 2003
Datum opheffing voorlopige hechtenis: 8 mei 2003
------------------------------------------------
V O N N I S
van de rechtbank Middelburg, meervoudige kamer voor strafzaken, in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum/plaatst],
wonende [adres]
niet ter terechtzitting verschenen.
Als raadsman van de verdachte is ter terechtzitting verschenen mr. R. van den Boogert, advocaat te Schiedam.
De raadsman heeft verklaard door de verdachte bepaaldelijk gevolmachtigd te zijn de verdachte te vertegenwoordigen.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
2 oktober 2003.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. [naam] en van hetgeen door en/of namens de verdachte naar voren is gebracht.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van het onder 1 tenlastegelegde zal worden vrijgesproken, en dat hij ter zake van het onder 2 primair tenlastelgelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 jaar, met aftrek van voorarrest.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging luidt als volgt.
Aan verdachte wordt tenlastegelegd dat:
1.
dat hij op of omstreeks 21 en/of 22 december 2002,
in de gemeente 's-Gravenhage, in elk geval in het arrondissement
's-Gravenhage, althans in de gemeente Schouwen-Duiveland, te Bruinisse, in elk
geval in Nederland,
tesamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, een persoon,
genaamd (althans zich noemende) [slachtoffer] van het leven heeft beroofd,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk en na kalm
beraad en rustig overleg, althans opzettelijk, met een vuurwapen (meermalen)
op die [slachtoffer] geschoten, tengevolge van welke handeling(en), althans enige
handeling(en) door hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) gepleegd, die
[slachtoffer] is overleden;
art 289 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
dat hij op of omstreeks 21 en/of 22 december 2002,
in de gemeente Schouwen-Duiveland, te Bruinisse, en/of in de gemeente
's-Gravenhage, en/althans (in elk geval) (elders) in Nederland,
tesamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
een lijk, te weten het lijk van een man, in leven genaamd (althans zich
noemende) [slachtoffer]
heeft verbergen en/of weggevoerd en/of weggemaakt
met het oogmerk om het feit, te weten het overlijden van die [slachtoffer], en/of
de oorzaak van het overlijden te verhelen;
art 151 Wetboek van Strafrecht
en voor zover terzake het onder 2 telastgelegde een veroordeling niet mocht
kunnen volgen, terzake dat
dat [medeverdachte] op of omstreeks 21 en/of 22 december 2002,
in de gemeente Schouwen-Duiveland, te Bruinisse, en/of in de gemeente
's-Gravenhage, en/althans (in elk geval) (elders) in Nederland,
tesamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
een lijk, te weten het lijk van een man, in leven genaamd (althans zich
noemende) [slachtoffer]
heeft verborgen en/of weggevoerd en/of weggemaakt
met het oogmerk om het feit, te weten het overlijden van die [slachtoffer], en/of
de oorzaak van het overlijden van die [slachtoffer] te verhelen,
bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte,
op of omstreeks 21 en/of 22 december 2002,
in het arrondissement 's-Gravenhage, en/of in het arrondissement Rotterdam,
en/of in het arrondissement Dordrecht, en/of in het arrondissement
Middelburg, in elk geval in Nederland,
opzettelijk behulpzaam is geweest, en/althans
tot het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, op of omstreeks voornoemd
tijdstip aldaar opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft
verschaft,
door aan die [medeverdachte] en/of zijn mededader(s) een plaats te wijzen
en/of aan te duiden en/of de weg te wijzen naar een/deze plaats, waar het lijk
van die [slachtoffer] kon worden verborgen en/of weggemaakt en/of naar welke plaats
dit lijk kon worden weggevoerd, door in een auto die [medeverdachte] en/of
zijn mededader(s) voor te gaan, terwijl die [medeverdachte] en/of zijn
mededader(s) hem volgde(n) in een (andere) auto met daarin het lijk van die
[slachtoffer], en/althans in elk geval door (een) handeling(en) te verrichten,
waardoor het lijk van die [slachtoffer] werd verborgen op en/of weggevoerd naar
en/of weggemaakt op de plaats waar het lijk werd achtergelaten (op/nabij de
Grevelingendam);
art 151 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
Vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 is tenlastegelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair onder 2 primair tenlastegelegde heeft begaan met dien verstande dat:
2 primair.
dat hij op of omstreeks 21 en/of 22 december 2002,
in de gemeente Schouwen-Duiveland, te Bruinisse, en/of in de gemeente
's-Gravenhage, en/althans (in elk geval) (elders) in Nederland,
tesamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
een lijk, te weten het lijk van een man, in leven genaamd (althans zich
noemende) [slachtoffer]
heeft verbeorgen en/of weggevoerd en/of weggemaakt
met het oogmerk om het feit, te weten het overlijden van die [slachtoffer], en/of
de oorzaak van het overlijden te verhelen;.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier bewezen is verklaard, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit vonnis gehechte bijlage worden opgenomen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 2 primair bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
2 primair Medeplegen van een lijk wegvoeren en verbergen met het oogmerk om het feit van het overlijden te verhelen.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Motivering van de op te leggen sanctie
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met het volgende:
- de ernst van het feit en de omstandigheden, waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Voor wat betreft de ernst van het feit en de omstandigheden, waaronder dit is begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Een vriend van verdachte, [medeverdachte], heeft in de op dat moment bij hem in gebruik zijnde Volkswagen transporter de minnaar van zijn zuster vermoord. Direct daarna heeft [medeverdachte] verdachte opgebeld en hem daarvan op de hoogte gesteld. Verdachte heeft hem geadviseerd het lijk ver weg te brengen. Verdachte en [medeverdachte] hebben afgesproken elkaar te ontmoeten bij het Texaco-tankstation bij Delft. Daar is verdachte uit zijn auto gestapt en heeft hij in de Volkswagen transporter van [medeverdachte] gekeken en moet hij hebben gezien dat zich daarin het lijk van een man bevond. Verdachte heeft [medeverdachte] vervolgens de weg gewezen richting Zeeland. [medeverdachte] is met de auto met daarin het lichaam van het slachtoffer achter verdachte aan gereden. Verdachte heeft [medeverdachte] de weg gewezen naar het Grevelingenmeer, waar [medeverdachte] uiteindelijk het lijk heeft verborgen op de plaats waar het later is aangetroffen.
Door op die manier te adviseren en te handelen heeft hij meegewerkt aan het verborgen houden van het feit dat iemand het leven (op gewelddadige wijze) is ontnomen.
Voor wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister d.d. 9 september 2003;
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport d.d. 20 maart 2003 van de Stichting Reclassering Nederland, Ressort Den Haag, unit Den Haag.
De rechtbank houdt er rekening mee dat verdachte niet eerder ter zake van soortgelijke feiten is veroordeeld.
Op grond van het bovenstaande acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 47 en 151 van het Wetboek van Strafrecht.
DE BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt.
Zij verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Zij verklaart bewezen dat de verdachte het onder 2 primair tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven heeft begaan.
Zij verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders ten laste is gelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Zij bepaalt dat het primair onder 2 bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Zij verklaart de verdachte te dier zake strafbaar.
Zij veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 (een) jaar.
Zij beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. [naam], voorzitter,
mrs. [naam] en [naam], rechters,
in tegenwoordigheid van [naam] als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 15 oktober 2003.