ECLI:NL:RBMID:2003:AL8094

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
20 augustus 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
164/2002
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid gemeente voor ongeval met invalidenvervoermiddel door gebrekkige weg

In deze zaak vorderde eiseres, een lichamelijk gehandicapte vrouw die gebruikmaakt van een invalidenvoertuig, een verklaring voor recht dat de gemeente Goes aansprakelijk was voor de schade die zij had geleden na een ongeval op 2 april 2001. Eiseres was ten val gekomen op de M.A. de Ruyterlaan te Goes, waarbij zij ernstig letsel had opgelopen. De oorzaak van het ongeval was volgens eiseres de slechte onderhoudstoestand van het wegdek, met name een verlaagde straatkolk die niet voldeed aan de eisen die men aan een openbare weg mag stellen. De gemeente betwistte de aansprakelijkheid en stelde dat de weg in normale staat van onderhoud verkeerde en dat eiseres zelf meer voorzichtigheid had moeten betrachten.

De rechtbank oordeelde dat de gemeente als wegbeheerder verantwoordelijk is voor de veiligheid van de weggebruikers en dat zij tekort was geschoten in haar zorgplicht. De rechtbank concludeerde dat de weg ter plaatse gebrekkig was, wat een gevaarlijke situatie voor de weggebruikers opleverde. De getuigenverklaringen en foto's ondersteunden de stelling van eiseres dat de straatkolk verzakt was en dat er sprake was van aanzienlijke spoorvorming in het wegdek. De rechtbank oordeelde dat eiseres geen verwijt kon worden gemaakt voor het ongeval, aangezien zij niet onoplettend of te hard had gereden.

De rechtbank verklaarde de gemeente aansprakelijk voor de schade die eiseres had geleden en veroordeelde de gemeente tot betaling van de proceskosten. Dit vonnis werd uitgesproken op 20 augustus 2003 door mr. H.A. Witsiers, waarbij de rechtbank de gemeente aansprakelijk stelde voor de gevolgen van het ongeval en de kosten van het geding aan eiseres vergoedde.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
Sector civiel recht
Vonnis van 20 augustus 2003 in de zaak van:
rolnr: 164/02
(eiseres)
wonende te (woonplaats),
eiseres,
procureur: mr. H. van Es,
tegen:
de openbare rechtspersoon Gemeente Goes,
zetelende te Goes,
gedaagde,
procureur: mr. A. Minderhoud.
1. Het verdere verloop van de procedure
De rechtbank verwijst naar haar tussenvonnis d.d. 12 juni 2002, ter uitvoering waarvan op
9 juli 2002 een comparitie van partijen heeft plaatsgevonden, waarvan proces-verbaal is opgemaakt.
Vervolgens zijn op 23 september 2002 in enquête drie en in contra-enquête twee getuigen gehoord. Van de getuigenverhoren is proces-verbaal opgemaakt.
Hierna zijn de volgende processtukken gewisseld:
- Akte na comparitie en enquête zijdens eiseres;
- Antwoordakte na comparitie en enquête zijdens gedaagde.
Partijen hebben daarbij producties in het geding gebracht.
Partijen zullen in het navolgende worden aangeduid als respectievelijk eiseres en de gemeente.
2. De feiten
2.1. Eiseres is lichamelijk gehandicapt ten gevolge van een botziekte en maakt gebruik van een invalidenvervoermiddel met drie wielen.
2.2. Bij brief van 4 april 2001 heeft eiseres de gemeente aansprakelijk gesteld voor de geleden schade als gevolg van een haar op 2 april 2001 overkomen ongeval.
2.3. De gemeente is beheerder van de weg, de M.A. de Ruyterlaan te Goes, waar eiseres ten val is gekomen.
3. Het geschil
3.1. Eiseres vordert een verklaring voor recht dat de gemeente aan haar tegen bewijs van kwijting dient te betalen een algehele schadeloosstelling uit hoofde van haar aansprakelijkheid jegens eiseres ter zake van de schade welke zij, eiseres, heeft geleden en nog zal lijden ten gevolge van een haar op 2 april 2001 overkomen ongeval, welke schadeloosstelling nader dient te worden opgemaakt bij staat en vereffend volgens de wet.
Zij stelt daartoe dat zij op genoemde datum op de M.A. de Ruyterlaan te Goes vóór de spoorwegovergang ten val is gekomen met haar invalidenwagen ten gevolge van de slechte onderhoudstoestand van het wegdek ter plaatse, met name de verlaagde straatkolk, waardoor zij ernstig letsel heeft opgelopen. De gemeente is volgens eiseres tekortgeschoten in de op haar als wegbeheerder rustende zorgplicht.
3.2. De gemeente heeft de vordering van eiseres bestreden. Zij betwist de gestelde toedracht en de gestelde oorzaak van de val. Voorts betwist zij haar aansprakelijkheid, stellende dat hoewel de weg ter plaatse enigszins was "opgereden" er geen grove oneffenheden waren en er sprake was van een normale staat van onderhoud van de betreffende weg en dat eiseres zelf (meer) voorzichtigheid had moeten betrachten, nu zij blijkbaar bemerkt had dat de staat van het wegdek ter plaatse niet volledig egaal was. Zij had wellicht gezien de vereerssituatie ter plaatse moet kiezen voor rijden op het trottoir. Tenslotte betwist de gemeente de gestelde schade alsmede het causaal verband tussen de aan haar verweten onrechtmatige daad en de gestelde schade.
4. De verdere beoordeling van het geschil
4.1. De gemeente heeft het plaatsvinden van de door eiseres gestelde val alsmede de toedracht daarvan niet anders betwist dan door een enkele ontkenning, welke zij ook ter comparitie en in haar laatste akte na het getuigenverhoor niet nader heeft onderbouwd. Gelet hierop, alsmede gelet op de door getuige (naam getuige) afgelegde verklaring waarin hij meedeelt dat hij vrij snel na het ongeval bij eiseres thuis is geweest en toen geconstateerd heeft dat zij schrammen en builen had en, naar hij meent maar niet zeker weet, zij haar arm in een doek had en gezien de inhoud van de door eiseres overgelegde brief van haar huisarts, is de rechtbank van oordeel dat als onvoldoende betwist moet worden aangenomen dát eiseres gevallen is. Voorts staat gelet op het vorenstaande de door eiseres aangegeven toedracht van het ongeval als onvoldoende weersproken vast, zodat er in het navolgende vanuit wordt gegaan dat de val van eiseres is veroorzaakt doordat zij met een wiel van haar invalidenvoertuig in de lager gelegen straatkolk is blijven steken en ten val is gekomen op de stoeprand.
4.2. Tevens staat vast dat het ongeval heeft plaatsgevonden op een openbare weg als bedoeld in artikel 6:174 BW, waarbij de gemeente als bezitter in de zin van dat artikel geldt. De gemeente is op grond van genoemd artikel in beginsel aansprakelijk voor gevaar, dat zich ter plaatse verwezenlijkt, wanneer komt vast te staan dat dat gevaar is veroorzaakt doordat de openbare weg ter plaatse niet voldeed aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen.
Beoordeeld dient derhalve te worden of de weg waar eiseres is gevallen gebrekkig was en niet voldeed aan de daaraan onder de gegeven omstandigheden te stellen eisen. Uitgangspunt daarbij is dat de gemeente als wegbeheerder ervoor dient zorg te dragen dat de weg zodanig wordt ingericht en onderhouden dat hij geen gevaar oplevert voor weggebruikers. Daarnaast moeten weggebruikers er bij de door hen in acht te nemen voorzichtigheid rekening mee houden dat het wegdek niet steeds in perfecte staat verkeert en dienen zij hun snelheid en oplettendheid aan de omstandigheden ter plaatse aan te passen.
4.3. Vast staat dat zich ter plaatse van het ongeval een verlaagde straatkolk in de weg bevond. De diepte daarvan is niet precies komen vast te staan. Uit de foto's die zich in het dossier bevinden, alsmede uit de verklaringen van de getuigen (naam getuigen), is voldoende aannemelijk geworden dat de straatkolk zodanig verzakt was dat daardoor een gevaar voor weggebruikers met relatief instabiele vervoermiddelen - zoals het onderhavige invalidenvoertuig - heeft bestaan, welk gevaar zich in het geval van eiseres heeft gerealiseerd. Voorts staat gelet op de verklaringen van bijna alle getuigen en de foto's vast dat er ter hoogte van de betreffende straatkolk sprake was van aanzienlijke spoorvorming, waardoor het wegdek golvend liep. Het gevaar werd daardoor derhalve nog versterkt.
In zoverre was er in casu sprake van een gebrek in de zin van artikel 6:174 BW.
Dat oordeel vindt nog steun in het feit dat, zoals uit verklaringen van de getuigen (naam getuigen) blijkt, vrij kort na het ongeval het wegdek in de directe omgeving van de straatkolk is gerepareerd.
Vervolgens komt aan de orde de vraag of eiseres een verwijt valt te maken.
Vast staat dat eiseres, nadat zij als gevolg van het feit dat de spoorbomen gesloten waren had staan wachten, bij het optrekken met haar invalidenvoertuig ten val is gekomen. Aannemelijk is dat met haar nog meer verkeersdeelnemers op de weg stonden te wachten, waardoor zij haar aandacht bij het verkeer had en de totale onderhoudstoestand van het wegdek voor haar niet overzichtelijk was op het moment dat zij optrok. Over het algemeen is er op een locatie als de onderhavige, voor een spoorwegovergang op het moment dat de spoorbomen gesloten zijn vrij veel verkeer, waaronder ook voetgangers die van het trottoir gebruik maken. Uit overgelegde foto's blijkt dat de stoep ter plaatse niet erg breed was. Gelet op de door het hekwerk dat zich langs de stoep bevindt heen stekende bossages en andere obstakels zoals een verkeersbord, rest in feite slechts een breedte van drie stoeptegels. Dit betekent, gezien de breedte van het soort invalidewagen waar eiseres in reed, dat eiseres met haar vervoermiddel nagenoeg de hele bruikbare breedte van de stoep in beslag zou nemen en er bovendien nauwelijks plaats zou zijn voor voetgangers om nog te passeren. Onder die omstandigheden kon in redelijkheid niet van eiseres gevergd worden dat zij op de stoep was gaan rijden. Nu voorts niet is gebleken dat eiseres onoplettend of te hard heeft gereden, kan niet worden geconcludeerd dat haar ter zake van het plaatsvinden van het ongeval een verwijt valt te maken.
Het hiervoor overwogene leidt - mede gelet op de foto's en de getuigenverklaringen - tot de slotsom dat de (onderhouds)toestand van de weg ter plaatse een gevaarscheppende situatie opleverde. Door deze situatie te laten voortduren heeft de gemeente niet als goed wegbeheerder de nodige zorgvuldigheid in acht genomen op grond waarvan zij aansprakelijk is voor de door eiseres als gevolg van haar val geleden schade.
4.4. De gemeente heeft het causaal verband tussen het ongeval en de door eiseres gevorderde schade betwist. Eiseres heeft een schriftelijke verklaring van haar huisarts en van de anesthesioloog, waar zij reeds voor het ongeval onder behandeling was, overgelegd. De huisarts verklaart dat er daags na de val van eiseres naar aanleiding van pijnklachten in haar rechter schouder en arm foto's zijn gemaakt. De anesthesioloog verklaart dat duidelijk is dat bij zo'n ernstig zieke vrouw pijnklachten na een val verergeren. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op voornoemde verklaringen en nu bovendien gesteld noch gebleken is dat eiseres na het plaatsvinden van het ongeval en voordat zij voornoemde huisarts en specialist bezocht nog iets anders is overkomen, het causaal verband tussen het ongeval en de gevorderde schade voldoende vaststaat.
4.5. De vordering van eiseres zal gelet op het vorenstaande worden toegewezen en de gemeente zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.
4.6. Dit vonnis wordt door een andere rechter gewezen dan de rechter die de getuigen heeft gehoord in verband met een herverdeling van werkzaamheden binnen deze rechtbank.
5. De beslissing
De rechtbank:
verklaart voor recht dat de gemeente aan iseres tegen bewijs van kwijting dient te betalen een algehele schadeloosstelling uit hoofde van haar aansprakelijkheid jegens eiseres ter zake van de schade welke eiseres heeft geleden en nog zal lijden ten gevolge van het haar op 3 april 2001 overkomen ongeval, welke schadeloosstelling nader dient te worden opgemaakt bij staat en vereffend volgens de wet;
veroordeelt de gemeente in de kosten van dit geding tot aan deze uitspraak aan de zijde van eiseres begroot op € 1.365,-- wegens procureurssalaris, € 193,-- wegens griffierecht en
€ 277,56 wegens overige verschotten;
bepaalt dat nu eiseres met een toevoeging procedeert, die kostenbetaling dient te geschieden door voldoening:
a. aan de griffier van deze rechtbank:
- wegens het in debet gestelde deel griffierecht € 96,50;
- wegens procureurssalaris € 1.365,--;
- wegens overige verschotten € 277,56;
b. aan eiseres:
- het voor rekening van die partij gekomen deel van het griffierecht ad € 96,50;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Witsiers en uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 20 augustus 2003 in aanwezigheid van de griffier.