ECLI:NL:RBMID:2003:AF5052

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
15 januari 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
Awb 02/321
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • G.J.A. van Unnik
  • M.K. Mol - Enklaar
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openbaarheid van bestuur en privacybescherming bij klachtenafhandeling door het Gak

In deze zaak heeft de Rechtbank Middelburg op 15 januari 2003 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiser had verzocht om informatie over de afhandeling van klachten die in de jaren 2000 en 2001 waren ingediend bij het regiokantoor van het Gak in Goes. Dit verzoek werd door verweerder afgewezen, met de argumentatie dat de gevraagde gegevens niet beschikbaar waren en dat openbaarmaking van deze gegevens in strijd zou zijn met de privacywetgeving. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de gevraagde informatie wel degelijk beschikbaar was, maar dat verweerder deze niet wilde openbaar maken omdat het om persoonsgegevens ging. De rechtbank oordeelde dat de informatie die eiser verzocht niet als persoonsgegevens kon worden aangemerkt, omdat de registratie van de gegevens beperkt was tot algemene categorieën en niet herleidbaar was tot individuele personen. De rechtbank concludeerde dat de openbaarmaking van de gevraagde informatie niet in strijd was met de privacybescherming en dat verweerder ten onrechte had geweigerd om de informatie te verstrekken.

De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen om een nieuw besluit te nemen, waarbij de gevraagde informatie alsnog openbaar gemaakt dient te worden. Tevens is bepaald dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen het griffierecht aan eiser dient te vergoeden. Deze uitspraak benadrukt het belang van transparantie in de afhandeling van klachten door bestuursorganen en de noodzaak om de Wet openbaarheid van bestuur (WOB) correct toe te passen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
ENKELVOUDIGE KAMER BESTUURSRECHT
Reg.nr.: Awb 02/321
Uitspraak inzake:
[eiser], wonende te [woonplaats], eiser,
tegen
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder.
1. Procesverloop.
Bij brief van 18 februari 2002 heeft eiser verweerder gevraagd hem informatie over aard en uitkomst van de door regiokantoor Goes behandelde klachten te verschaffen.
Bij besluit van 14 maart 2002 heeft verweerder het verzoek aangemerkt als een verzoek als bedoeld in de Wet openbaarheid van bestuur (WOB) en dat verzoek afgewezen.
Bij brief van 27 maart 2002 heeft eiser een bezwaarschrift hiertegen ingediend.
Bij besluit van 13 mei 2002 heeft verweerder dat bezwaarschrift ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft eiser beroep ingesteld bij de rechtbank.
Het beroep is op 3 december 2002 behandeld ter zitting. Eiser is daar in persoon verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde mr. C.M.P.B. Wintermans.
2. Overwegingen.
In artikel 3, eerste lid, van de WOB is bepaald dat een ieder een verzoek om informatie, neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid, kan richten tot een bestuurs-orgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf.
Ingevolge het derde lid van artikel 3 wordt een verzoek om informatie ingewilligd tenzij sprake is van een of meer van de uitzonderingsgronden, respectievelijk de beperkingen als genoemd in artikel 10, respectievelijk 11 van de WOB.
Blijkens de stukken is het eiser erom te doen een overzicht te krijgen van gegevens over de afhandeling van klachten die in de jaren 2000 en 2001 zijn ingediend bij het regiokantoor van het Gak in Goes alsmede om informatie die inzicht geeft in de maatregelen die dat regiokantoor heeft getroffen om tot verbetering te komen.
Volgens hem is "Gak-Goes" verplicht om verweerder periodiek dergelijke gegevens te verschaffen.
Verweerder heeft zijn beslissing op bezwaar gebaseerd op onder meer de overweging dat hij over die gegevens niet beschikt.
Ter zitting is verweerders gemachtigde hierop teruggekomen. Deze heeft de rechtbank mee-gedeeld dat de gevraagde gegevens wel voorhanden zijn doch dat openbaarmaking ervan niet gewenst is omdat het gegevens over individuele klachten betreft. Dit zou daarom niet zijn aan te merken als beleidsinformatie waarop de WOB ziet. Bovendien kleeft aan openbaarmaking van dergelijke gegevens het risico dat de gegevens tot individuele personen zijn te herleiden, hetgeen uit oogpunt van privacybescherming ongewenst is.
De rechtbank overweegt het volgende.
Nu aan te nemen valt dat de documenten waarop het verzoek ziet, wel voorhanden zijn, moet worden vastgesteld dat het bestreden besluit op feitelijk onjuiste grondslag berust en alleen al in zoverre, gelet op het in de wet vastgelegde beginsel dat een besluit dient te berusten op een deugdelijke feitelijke motivering, voor vernietiging in aanmerking komt.
De rechtbank komt de bevoegdheid toe om de schending van dat motiveringsbeginsel te passeren en op die grond het besluit in stand te laten, indien blijkt dat de belanghebbenden daardoor niet zijn benadeeld. Om te kunnen beoordelen in hoeverre van dit laatste sprake is, zal de rechtbank nagaan of het besluit voor het overige in rechte stand kan houden.
De rechtbank neemt daartoe het volgende in aanmerking.
Verweerders gemachtigde heeft ter zitting de rechtbank een van de bewuste documenten getoond, te weten, naar hij heeft toegelicht, een in gecodeerde vorm aan verweerder aangeleverd overzicht van de afhandeling door het regiokantoor van het Gak te Goes van daar binnengekomen klachten.
Uit de stukken blijkt dat verweerder beleidsregels heeft opgesteld inzake de afhandeling van klachten van alle onder hem ressorterende uitvoeringsinstellingen. Deze regels verplichten die instellingen overzichten als ter zitting getoond periodiek aan te leveren.
Het betreft een cijfermatig overzicht van aantal, aard en afhandeling van klachten. Daarnaast zijn de uitvoeringsinstellingen verplicht om jaarlijks verantwoording af te leggen over de aantallen en de aspecten waarover zij in het achterliggende jaar (veel) klachten hebben ontvangen en de verbeteringen die zij in dat opzicht in de uitvoeringspraktijk hebben doorgevoerd.
De rechtbank volgt niet verweerders visie dat dergelijke informatie niet als beleidsinformatie als bedoeld in de WOB valt aan te merken.
Blijkens artikel 1, onder b, van de WOB wordt onder dergelijke informatie verstaan: informatie over een aangelegenheid die betrekking heeft op beleid van een bestuursorgaan, daaronder begrepen de voorbereiding en uitvoering daarvan.
Uit de stukken blijkt dat met de bewuste informatielevering door de uitvoeringsinstelling aan verweerder is beoogd, kort gezegd, te komen tot verbetering van het functioneren van die instellingen. Niet valt in te zien dat het functioneren van die uitvoeringsinstellingen niet een bestuurlijke aangelegenheid is als bedoeld, zodat ook in zoverre het bestreden besluit niet op een deugdelijke grondslag berust.
Verweerders beroep op bescherming van privacybelangen kan naar het oordeel van de rechtbank evenmin slagen.
Verweerder heeft in dit verband een beroep gedaan op de uitzonderingsgrond - van artikel 10, eerste lid, onder d, van de WOB - dat het verstrekken van informatie achterwege blijft voorover deze persoonsgegevens betreft als bedoeld in de Wet bescherming persoons-gegevens, tenzij de verstrekking kennelijk geen inbreuk maakt op de persoonlijke levenssfeer.
Gebleken is dat de informatie waarom het hier gaat, dient te voldoen aan bepaalde registratie-voorschriften. Zo moet worden geregistreerd waarop de klacht betrekking heeft, de indiener, het soort klacht, het oordeel en de afhandelingsduur. Registratie van de gegevens over de indiener is beperkt tot vermelding van een van de drie categorieën verzekerde, werkgever of derde. Nadere aanduidingen die in de richting kunnen wijzen van individuele gevallen of personen, zijn daarbij niet aan de orde. Ook de andere rubrieken zijn naar het oordeel van de rechtbank op geen enkele wijze te verbinden aan individuele gevallen.
Het risico van herleidbaarheid naar beschermde persoonsgegevens moet uitgesloten worden geacht.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank dan ook niet aannemelijk dat met openbaar-making van de gevraagde informatie de persoonlijke levenssfeer van wie ook in het gedrang kan komen.
Verweerder heeft zich derhalve ten onrechte beroepen op het belang van privacybescherming als grond voor geheimhouding.
Nu ook andere belangen zich niet verzetten tegen openbaarmaking van de gevraagde infor-matie komt de rechtbank tot de conclusie dat het bestreden besluit moet worden vernietigd wegens strijd met de wet. Het beroep is gegrond.
Beslist wordt derhalve als volgt.
3. Uitspraak.
De Rechtbank Middelburg,
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt het bestreden besluit;
bepaalt dat verweerder een nieuw besluit neemt, met inachtneming van het in deze uitspraak gestelde;
bepaalt dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan eiser het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 109,- (honderdnegen euro) vergoedt.
Aldus gewezen en in het openbaar uitgesproken op 15 januari 2003
door mr. G.J.A. van Unnik, in tegenwoordigheid van mr. M.K. Mol - Enklaar, griffier.
Afschrift verzonden op:
Tegen deze uitspraak kan een belanghebbende hoger beroep instellen.
Het instellen van het hoger beroep geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage, binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak.