Kinderpornografie: verwerping beroep op overmacht wegens inbraak in computersysteem.
RECHTBANK MIDDELBURG
sector strafrecht
meervoudige kamer
Parketnummer: 12/000104-01
Datum uitspraak: 12 februari 2003
Tegenspraak
------------------------------------------------
Datum inverzekeringstelling: 23 juli 2003
Datum voorlopige hechtenis: 26 juli 2003
Datum schorsing voorlopige hechtenis / invrijheidstelling: 26 juli 2003
------------------------------------------------
van de rechtbank Middelburg, meervoudige kamer voor strafzaken, in de strafzaak tegen:
(naam verdachte)
geboren op (geboortedatum) te (geboorteplaats)
wonende (woonplaats en adres)
ter terechtzitting verschenen.
Als raadsman van de verdachte is ter terechtzitting verschenen mr. M.E. van der Werf, advocaat te Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
30 januari 2003.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr.
H.I. den Hartog en van hetgeen door en/of namens de verdachte naar voren is gebracht.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van het onder 2 primair tenlastegelegde zal worden vrijgesproken en voorts dat hij ter zake van het onder 1,
2 subsidiair, 3 en 4 tenlastegelegde, en rekening houdende met het op de terechtzitting erkende ad informandum gevoegde strafbaar feit, zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging luidt als volgt.
Aan verdachte wordt tenlastegelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks het tijdvak van 1 december 1992 tot en met 31 januari 1996, in de gemeente Goes en/of in de gemeente Dordrecht, in elk geval in Nederland, met (zijn dochter) naam slachtoffer 1 (geboortedatum slachtoffer 1), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, (telkens) een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die (naam slachtoffer1), hebbende hij, verdachte, (telkens) zijn penis in de vagina en/of de mond van die (naam slachtoffer 1) geduwd/gebracht en/of één of meer van zijn vingers in de vagina van die (naam slachtoffer 1) geduwd/gebracht;
art 244 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks het tijdvak van 1 februari 1996 tot en met 31 december 1999, in de gemeente Goes en/of in de gemeente Dordrecht, in elk geval in Nederland, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) zijn dochter (naam slachtoffer 1) (geboortedatum slachtoffer 1) (telkens) heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die (naam slachtoffer 1), hebbende hij, verdachte, (telkens) zijn penis in de vagina en/of de mond van die (naam slachtoffer 1) geduwd/gebracht en/of één of meer van zijn vingers in de vagina van die (naam slachtoffer 1) geduwd/gebracht en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat die (naam slachtoffer 1) zich, als dochter van hem, verdachte, (telkens) in het kader van een bezoekregeling na echtscheiding, zich in de woning, en/of in de auto van hem, verdachte, bevond, en/althans zich (telkens) in een afhankelijkheidssituatie ten opzichte van hem, verdachte, bevond;
art 242 Wetboek van Strafrecht
en voor zover terzake het onder 2 telastgelegde een veroordeling niet mocht kunnen volgen, terzake dat hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks het tijdvak van 1 februari 1996 tot en met 31 december 1999, in de gemeente Goes en/of in de gemeente Dordrecht, in elk geval in Nederland, met (zijn dochter) (naam slachtoffer 1), (geboortedatum slachtoffer 1) die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die (naam slachtoffer 1) hebbende hij, verdachte, (telkens) zijn penis in de vagina en/of de mond van die (naam slachtoffer 1) geduwd/gebracht en/of één of meer van zijn vingers in de vagina van die (naam slachtoffer 1) geduwd/gebracht;
art 245 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks het tijdvak van 1 augustus 1999 tot en met 15 november 1999 in de gemeente Goes, ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarige dochter (naam slachtoffer 2), geboren op )(geboortedatum slachtoffer 2), welke alstoen bij hem, verdachte, woonde, en/of alstoen aan verdachtes zorg was toevertrouwd, bestaande die ontucht hierin dat hij, verdachte, (telkens) de vagina van die (naam slachtoffer 2) heeft betast;
art 249 lid 1 Wetboek van Strafrecht
4.
hij in of omstreeks de periode van 1 maart 1999 tot en met 21 januari 2001 in de gemeente Goes, in elk geval in Nederland, (een) afbeelding(en) -en/of (een) gegevensdrager(s), bevattende (een) afbeelding(en)- van (een) seksuele gedraging(en), waarbij (telkens) (een) perso(o)n(en), die kennelijk de leeftijd van zestien jaar nog niet had(den) bereikt, was/waren betrokken, in voorraad heeft gehad,
immers heeft hij, verdachte, toen en daar (telkens) (in totaal) ongeveer 373, in elk geval een hoeveelheid beeldfiles, althans fotofiles, in elk geval een hoeveelheid databestanden op één of meer harddiskschijf(ven) in voorraad gehad, waarop (onder meer) de volgende afbeelding(en) te zien was/waren:
- bestandsnaam 01249934: Onderlichaam van een meisje van ongeveer vijf á zes jaar oud, in elk geval van een meisje dat kennelijk de leeftijd van zestien jaar nog niet heeft bereikt, met de onderbroek naar beneden, en/of
- bestandsnaam 11[1]: Onderlichaam van een zittend naakt meisje, dat kennelijk de leeftijd van zestien jaar nog niet heeft bereikt, met de benen gespreid, en/of
- bestandsnaam Ka108[1] en ka 108[1]1: Meisje van elf á twaalf jaar, in elk geval meisje dat kennelijk de leeftijd van zestien jaar nog niet heeft bereikt, gekleed in een witte blouse, welk een volwassen naakte man aftrekt, en/of
- bestandsnaam blue3: Meisje van veertien jaar, in elk geval meisje dat kennelijk de leeftijd van zestien jaar nog niet heeft bereikt, ligt naakt op bed en bevredigt zichzelf met een vibrator, en/of
- bestandsnaam cyg14: Twee meisjes van veertien en vijftien jaar, in elk geval twee meisjes die kennelijk de leeftijd van zestien jaar nog niet hebben bereikt, zitten op de rand van een bed en trekken hun truitjes omhoog zodat borsten zichtbaar of gedeeltelijk zichtbaar worden, en/of
- bestandsnaam cyg22 en cyg22k: Meisje van dertien jaar, in elk geval meisje dat kennelijk de leeftijd van zestien jaar nog niet heeft bereikt, zit naakt op een kastje en drukt onderlichaam iets naar voren zodat nadruk komt te liggen op de vagina, en/of
- bestandsnaam inn133, inn137 en inn137c: Japans meisje van acht á negen jaar, in elk geval meisje dat kennelijk de leeftijd van zestien jaar nog niet heeft bereikt, poseert in tuinomgeving. Op het eerste plaatje heeft zij alleen witte blouse aan. Hierdoor komt de nadruk te liggen op haar vagina.
art 240b lid 1 Wetboek van Strafrecht
In deze zaak is aan verdachte tenlastegelegd - kort gezegd - ontucht met zijn dochters (naam slachtoffer 1) en (naam slachtoffer 2). Beiden zijn bij de rechter-commissaris als getuige gehoord. (naam slachtoffer 1) is ook ter zitting als getuige gehoord. De rechtbank heeft aldus niet alleen kennis genomen van hun in het politie- en vooronderzoek afgelegde verklaringen, maar ook van die ter zitting. Bij dat laatste hebben de rechtbank, de officier van justitie en verdediging bovendien in de vraagstelling kunnen inspelen op de verklaringen.
Bij de beoordeling van de vraag of het onder 1 tot en met 3 aan verdachte tenlastegelegde wettig kan worden bewezen, staat de rechtbank voor de opgave om te beoordelen welke verklaringen, op basis van de inhoud van het dossier en hetgeen ter zitting is besproken, betrouwbaar zijn. Tevens houdt de rechtbank rekening met het wettelijk systeem, op grond waarvan een verdachte niet op basis van één bewijsmiddel kan worden veroordeeld.
De verdediging heeft aangevoerd dat er onvoldoende wettig bewijs is om de tenlastegelegde ontucht bewezen te verklaren. Verdachte ontkent hetgeen hem in dat opzicht ten laste is gelegd. (naam slachtoffer 1) en (naam slachtoffer 2) hebben verklaard dat hun vader hen heeft misbruikt. De verklaringen die zij bij de politie hebben afgelegd, hebben zij bij de rechter-commissaris bevestigd. Daarmee lijkt het alsof er meer bewijsmiddelen zijn die de lezing van de aangeefsters de meest geloofwaardige maken.
In feite is er echter sprake van bevestiging van hetgeen dezelfde persoon eerder verklaard heeft. Dat betekent niet dat die verklaring daarom niet geloofwaardig zou zijn. Er zijn meerdere verklaringen afgelegd door getuigen. Deze verklaringen zien echter niet op hetgeen volgens de aangiftes gebeurd is. De getuigen zijn zelf niet bij de feiten geweest en hebben daarop dan ook geen betrekking. Deze verklaringen kunnen daarom niet dienen als bewijs voor de vraag of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde.
De rechtbank ziet geen reden om te twijfelen aan het waarheidsgehalte van de verklaringen zoals die zijn afgelegd door de beide dochters van verdachte, maar constateert dat er niet meer of ander bewijs, of steunbewijs, is voor hetgeen is tenlastegelegd. Immers, uit de inhoud van de verklaring en haar consistentie, kan niet tevens een bewijsmiddel worden herleid dat vervolgens de verklaring als zodanig tot meer dan één bewijsmiddel maakt. Volstrekt los van de vraag of de verklaringen van (naam slachtoffer 1) en (naam slachtoffer 2) geloofwaardig of betrouwbaar zijn kan de rechtbank, nu ander bewijs ontbreekt, slechts één conclusie trekken, namelijk dat er onvoldoende wettig bewijs is om tot een veroordeling ter zake van het onder 1 tot en met 3 tenlastegelegde te kunnen komen.
Uit het hiervoor onder bewijsoverwegingen besprokene volgt dat naar het oordeel van de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen is hetgeen aan de verdachte onder 1, 2 primair en subsidiair en 3 is tenlastegelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 4 tenlastegelegde heeft begaan met dien verstande dat:
hij in de periode van 1 maart 1999 tot en met 21 januari 2001 in de gemeente Goes, gegevensdrager, bevattende afbeeldingen van een seksuele gedraging, waarbij telkens een persoon, die kennelijk de leeftijd van zestien jaar nog niet had bereikt, was betrokken, in voorraad heeft gehad,
immers heeft hij, verdachte, toen en daar een hoeveelheid beeldfiles, op één harddiskschijf in voorraad gehad, waarop (onder meer) de volgende afbeeldingen te zien waren:
- bestandsnaam 01249934: Onderlichaam van een meisje van ongeveer vijf á zes jaar oud, in elk geval van een meisje dat kennelijk de leeftijd van zestien jaar nog niet heeft bereikt, met de onderbroek naar beneden, en
- bestandsnaam Ka108[1] en ka 108[1]1: Meisje van elf á twaalf jaar, in elk geval meisje dat kennelijk de leeftijd van zestien jaar nog niet heeft bereikt, gekleed in een witte blouse, welk een volwassen naakte man aftrekt, en
- bestandsnaam blue3: Meisje van veertien jaar, in elk geval meisje dat kennelijk de leeftijd van zestien jaar nog niet heeft bereikt, ligt naakt op bed en bevredigt zichzelf met een vibrator, en
- bestandsnaam cyg14: Twee meisjes van veertien en vijftien jaar, in elk geval twee meisjes die kennelijk de leeftijd van zestien jaar nog niet hebben bereikt, zitten op de rand van een bed en trekken hun truitjes omhoog zodat borsten zichtbaar of gedeeltelijk zichtbaar worden, en
- bestandsnaam cyg22 en cyg22k: Meisje van dertien jaar, in elk geval meisje dat kennelijk de leeftijd van zestien jaar nog niet heeft bereikt, zit naakt op een kastje en drukt onderlichaam iets naar voren zodat nadruk komt te liggen op de vagina, en
- bestandsnaam inn133, inn137 en inn137c: Japans meisje van acht á negen jaar, in elk geval meisje dat kennelijk de leeftijd van zestien jaar nog niet heeft bereikt, poseert in tuinomgeving. Op het eerste plaatje heeft zij alleen witte blouse aan. Hierdoor komt de nadruk te liggen op haar vagina.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier bewezen is verklaard, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit vonnis gehechte bijlage worden opgenomen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Door verdachte en zijn raadsman is betoogd dat er inbraken zouden hebben plaatsgevonden in het computersysteem van verdachte en dat bij die gelegenheid door derden data op de harde schijf van verdachtes computer zouden zijn geplaatst. Deze data bevatten onder meer afbeeldingen van kinderpornografische aard. Ter ondersteuning van het verweer heeft de raadsman van verdachte een groot aantal producties overgelegd, onder meer inhoudend een brief van de persoon die verdachtes computersysteem heeft onderhouden en een aantal schermafdrukken.
Het verweer, door de rechtbank opgevat als een beroep op overmacht, kan niet slagen. Hoewel de rechtbank - gelet op de bevindingen van de deskundigen ter terechtzitting - niet aannemelijk acht dat er data door een derde op een harddisk in verdachtes computersysteem zijn geplaatst, zou ook dan het verweer niet kunnen slagen. Immers, verdachte maakte frequent gebruik van zijn computer, waarbij hij naar eigen zeggen dagelijks berichten ontving met betrekking tot kinderpornografisch materiaal. Hij wist derhalve reeds lange tijd dat materiaal van die aard zich in zijn computersysteem bevond. Door dit materiaal niet direct te verwijderen doch maandenlang te bewaren gaat een beroep op overmacht niet op.
Verdachte heeft voorts tegenover de politie en ter zitting verklaard dat hij afbeeldingen met
- kort gezegd - kinderporno heeft gedownload van internet en opgeslagen op een harde schijf in zijn computer. De tijd die is verstreken tussen het downloaden en opslaan van de data en
het moment waarop de betreffende harddisk door de politie inbeslaggenomen is, is zo lang geweest dat hier sprake is van het in voorraad hebben in de zin van artikel 240b van het wetboek van strafrecht.
Ten aanzien van verdachtes contacten met het incassobedrijf - met gebruikmaking van verdachtes creditcardnummer - dat bedragen ten laste van verdachtes bankrekening in rekening bracht, acht de rechtbank weliswaar aannemelijk dat verdachte het bedrijf heeft aangesproken, maar niet dat met dat doel de reeds aanwezige afbeeldingen bewaard moesten blijven of dat het downloaden van andere afbeeldingen daarvoor noodzakelijk was. Ook ten aanzien van dat aspect is de rechtbank derhalve van oordeel dat het verweer niet kan slagen.
Ook overigens is er geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen-verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 4 bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op:
Een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van zestien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, in voorraad hebben, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Motivering van de op te leggen sancties
Bij het bepalen van de op te leggen straffen heeft de rechtbank rekening gehouden met het volgende:
- de ernst van het feit en de omstandigheden, waaronder dit is begaan;
- het hierna te noemen door de officier van justitie ter bepaling van de strafmaat naast de ten laste gelegde feiten op de dagvaarding vermelde en door de verdachte erkende (ad informandum gevoegde) feit;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Voor wat betreft de ernst van het feit en de omstandigheden, waaronder dit is begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het in voorraad hebben van (gegevensdragers met) afbeeldingen van kinderpornografie. Door het in voorraad hebben en houden van kinderpornografische afbeeldingen wordt vraag naar dat materiaal gegenereerd. Op die vraag spelen anderen in door daadwerkelijk kinderpornografie te vervaardigen, waarbij kinderen op bijzonder ernstige wijze worden misbruikt. Het is een feit van algemene bekendheid dat de
slachtoffers van deze vorm van misbruik lang kunnen lijden onder de psychische gevolgen daarvan. Kinderen dienen derhalve tegen deze bijzonder ernstige vorm van misbruik beschermd te worden. Verdachte heeft in enige maanden tijd een relatief omvangrijke collectie van kinderpornografisch materiaal opgebouwd. Hij heeft dat ook daadwerkelijk van internet gedownload. Hij heeft derhalve gedurende een periode mede de vraag naar en daarmee op indirecte wijze de productie van dit materiaal in stand gehouden. Gelet op het hiervoor overwogene ten aanzien van de ernst van het feit kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met een gevangenisstraf van substantiële duur.
Behalve aan de hiervoor bewezenverklaarde feiten heeft de verdachte zich ook schuldig gemaakt aan het volgende, door de verdachte ter terechtzitting en tegenover de politie bekende strafbare feit:
- op 19 juni 2001 te Goes, gem. Goes, parketnummer 000104-01,
voorhanden hebben van spuitbus traangas, stroomstootwapen en doosje munitie.
Het openbaar ministerie heeft door een korte vermelding op de inleidende dagvaarding te kennen gegeven dat dit feit onder de aandacht van de rechter zal worden gebracht en dat de verdachte daarvoor niet apart zal worden vervolgd.
Voor wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister d.d. 21 november 2001;
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport d.d. 22 maart 2002 van de Stichting Reclassering Nederland, arrondissement Middelburg.
In het voordeel van verdachte houdt de rechtbank rekening met het feit dat hij niet eerder met politie of justitie in aanraking is geweest. Voorts zal de rechtbank in het voordeel van verdachte rekening houden met zijn persoonlijke omstandigheden zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting. Ter terechtzitting heeft verdachte aangegeven zich in de toekomst verre te houden van kinderpornografisch materiaal. Om hem in dat voornemen te steunen zal de rechtbank de op te leggen vrijheidsstraf - daarbij mede gelet op verdachtes rol in de onderneming van zijn echtgenote - voorwaardelijk opleggen. Daarnaast acht de rechtbank een werkstraf passend, nu niet kan worden volstaan met slechts een geheel voorwaardelijke straf.
Op grond van het bovenstaande acht de rechtbank een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur en een werkstraf van na te noemen duur, passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 22c, 22d, 27, 57 en 240b van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank beslist als volgt.
Zij verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 primair, 2 subsidiair en 3 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Zij verklaart bewezen dat de verdachte het onder 4 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven heeft begaan.
Zij verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders ten laste is gelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Zij bepaalt dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Zij verklaart de verdachte te dier zake strafbaar.
Zij veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden.
Zij bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders mocht worden gelast.
Zij stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Zij bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Zij legt voorts aan de verdachte op een taakstraf, te weten een werkstraf voor de duur van 240 (tweehonderdveertig) uren, met bevel dat indien de veroordeelde deze taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 (honderdtwintig) dagen, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht naar de maatstaf van twee uur per dag.
Zij heft het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte op, zulks met onmiddellijke ingang.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. R.J.G. Lameijer, voorzitter,
mrs. K. de Bruin en F.C.J.E. van Hemert-Meeuwis, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.J.J. Schols, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 februari 2003.
Mr. Van Hemert-Meeuwis is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.