ECLI:NL:RBMID:2002:AF0668

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
27 augustus 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
158/2002
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over uitleg van erfdienstbaarheid met betrekking tot veranderingen aan te brengen in de oorspronkelijke bouw van aaneengeschakelde woningen

In deze zaak, die op 27 augustus 2002 door de Rechtbank Middelburg werd behandeld, gaat het om een kort geding tussen buren over de uitleg van een erfdienstbaarheid. Eisers, eigenaren van een perceel, vorderen dat gedaagden, die eigenaar zijn van een aangrenzend perceel, worden verboden om een verdieping op hun garage te plaatsen. Dit verbod is gebaseerd op de erfdienstbaarheid die in de akte van levering is opgenomen en die de instandhouding van de oorspronkelijke bouw regelt. Eisers vrezen dat de bouwplannen van gedaagden hun woningwaarde negatief zullen beïnvloeden en geluidsoverlast zullen veroorzaken.

Tijdens de zitting op 19 augustus 2002 hebben eisers hun vordering toegelicht, waarbij zij een dwangsom van € 20.000,00 per dag hebben geëist voor het geval gedaagden in gebreke blijven. Gedaagden hebben verweer gevoerd en betwist dat hun bouwplannen in strijd zijn met de erfdienstbaarheid. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er een spoedeisend belang is voor eisers, gezien de onzekerheid over de uitkomst van een eventuele bodemprocedure.

De rechter heeft geoordeeld dat de uitleg van de erfdienstbaarheid niet eenvoudig vast te stellen is en dat zowel de stellingen van eisers als gedaagden mogelijk juist kunnen zijn. Om deze reden is het vonnis in het voordeel van eisers uitgesproken, waarbij gedaagden is verboden om de geplande bouw uit te voeren. Tevens zijn gedaagden veroordeeld in de kosten van het geding, en is een dwangsom van € 100,00 per dag opgelegd, met een maximum van € 25.000,00. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het onmiddellijk moet worden nageleefd, ongeacht een eventuele hoger beroep.

Uitspraak

Geschil over uitleg van erfdienstbaarheid met betrekking tot veranderingen aan te brengen in de oorspronkelijke bouw van aaneengeschakelde woningen. Onzekerheid over uitkomst bodemprocedure en daarom verbodsvordering toegewezen.
RECHTBANK MIDDELBURG
Sector civiel recht, voorzieningenrechter
Vonnis van 27 augustus 2002 in de zaak van:
Kort geding nr. 158/2002
eisers,
beiden wonende te (woonplaats),
eisers,
procureur: mr. J.B. de Meester,
tegen:
(gedaagden),
beiden wonende te (woonplaats),
gedaagden,
in persoon.
1. Het verloop van het geding.
Partijen worden verder aangeduid als eisers en gedaagden.
Ter terechtzitting van 19 augustus 2002 hebben eisers, verkort weergegeven, gevorderd gedaagden te verbieden enige handeling te verrichten in strijd met de in de akte van levering opgenomen erfdienstbaarheid tot instandhouding, in het bijzonder gedaagden te verbieden een verdieping te plaatsen op de garage welke behoort tot de onroerende zaak (adres + woonplaats), eventueel onder toevoeging dat dit verbod ook geldt indien deze verdieping niet wordt ingeankerd en ingebalkt in de gemene muur, zulks op straffe van een dwangsom van € 20.000,00 per dag of gedeelte van een dag indien gedaagden na de betekening van het vonnis daarmee in gebreke blijven. Eisers vorderen voorts gedaagden te veroordelen in de kosten van het geding.
Gedaagden hebben verweer gevoerd.
Na verder debat is vonnis gevraagd.
De inhoud van de overgelegde processtukken, waaronder producties zijdens beide partijen en een pleitnotitie van mr. J.A. de Keuning, gemachtigde van gedaagden, geldt als hier ingelast.
2. De feiten.
In het geding wordt van de navolgende feiten uitgegaan:
2.1. Eisers zijn eigenaar van een perceel aan de (adres + woonplaats). Gedaagden zijn eigenaar van een perceel aan de (adres + woonplaats). Eisers en gedaagden zijn buren.
2.2. De woningen van eisers en van gedaagden op bovengenoemde percelen betreffen garagegeschakelde woningen, in die zin dat de woning van eisers direct grenst aan de garage van gedaagden, welke aan hun woning is gebouwd.
2.3. Gedaagden zijn voornemens om op hun garage een verdieping te plaatsen. Gedaagden hebben daartoe eind juni 2002 van de gemeente (naam gemeente) een bouwvergunning ontvangen en zijn aan hun zijmuur, direct grenzend aan de bewuste garage, reeds begonnen met de voorbereidingen voor een eventuele bouw.
2.4. In artikel 14 van het bewijs van eigendom van beide voornoemde percelen is een erfdienstbaarheid gevestigd die, voor zover van belang luidt: "tot instandhouding van de volgens het huidige bouwplan aan te leggen en te bouwen situatie, met betrekking tot licht, uitzicht, afvoer regenwater en drop, afvoer huishoudwater en fecaliën, leidingen en kabels en ten aanzien van eventuele over- en onderbouwing(en) en inbalking en/of inankering."
3. Het geschil.
3.1. Volgens eisers is het gedaagden niet toegestaan een verdieping te plaatsen op hun garage. De gevestigde erfdienstbaarheid houdt in dat het gedaagden is verboden veranderingen aan te brengen in de oorspronkelijke bouw, zoals die is opgenomen in het oorspronkelijke bouwplan en uiteindelijk is gerealiseerd. Eisers stellen belang te hebben bij instandhouding van het geldende bouwplan, nu hun woning volgens dit bouwplan wordt aangemerkt als een halfvrijstaande woning en zij vrezen voor waardevermindering van hun woning, alsmede geluidsoverlast.
3.2. Gedaagden betwisten het spoedeisende belang van eisers.
Gedaagden stellen dat het bouwen van een verdieping op hun garage niet in strijd is met de gevestigde erfdienstbaarheid. De erfdienstbaarheid houdt volgens gedaagden in dat zij gehouden zijn de huidige bouw in stand te laten, maar dat zij daaraan wel veranderingen c.q. toevoegingen mogen brengen. Gedaagden hebben aangevoerd bereid te zijn een extra geluidwerende wand te plaatsen teneinde de eventuele geluidsoverlast van eisers te voorkomen. Voorts hebben gedaagden verweer gevoerd tegen de gevorderde dwangsom.
4. De beoordeling.
4.1. Eisers hebben, gelet op hun ter terechtzitting naar voren gebrachte stellingen, een spoedeisend belang bij het gevorderde en zijn derhalve ontvankelijk in hun vordering.
4.2. Partijen verschillen primair van mening over de uitleg van de onder 2.4. vermelde erfdienstbaarheid. Bij de uitleg van deze passage komt het niet alleen aan op de bewoordingen waarin een en ander is weergegeven maar ook op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs hieraan mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Wat is bedoeld met de onderhavige passage valt niet op eenvoudige wijze vast te stellen. Hiervoor is nader onderzoek noodzakelijk waarvoor in het kader van een kort geding procedure geen plaats is.
Zowel de uitleg van eisers als die van gedaagden kan juist zijn. Voorshands is derhalve niet te voorzien wie van beide partijen in een bodemprocedure gelijk krijgt op dit punt. Indien eisers gelijk hebben, dan zou dit betekenen dat gedaagden hun bouwplannen niet mogen uitvoeren. Eisers hebben derhalve belang bij hun vordering. Indien gedaagden namelijk besluiten hun thans tijdelijk gestaakte bouwplannen alsnog uit te voeren, ontstaat er een situatie waarin niet alleen de vraag wie er in juridisch opzicht gelijk heeft met betrekking tot de uitleg van de erfdienstbaarheid beantwoord moet worden. Bij het gelijk van eisers zal dan een belangenafweging gemaakt moeten worden omtrent het al dan niet verwijderen van de opbouw en een dergelijke afweging kan in het nadeel van eisers uitvallen. Zij hebben dus belang bij het voorkomen van zo een situatie en de vordering van eisers is dan toewijsbaar. De gevorderde dwangsom zal worden gematigd en aan een maximum worden verbonden.
4.3. Gedaagden zullen als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding.
5. De beslissing.
De voorzieningenrechter:
- verbiedt gedaagden om enige handeling te verrichten in strijd met de onder 2.4. genoemde erfdienstbaarheid, in het bijzonder het plaatsen van een verdieping op de garage welke behoort bij de onroerende zaak (adres + woonplaats), ook indien deze verdieping niet wordt ingeankerd en ingebalkt in de gemene muur tussen de woning van eisers en de garage van gedaagden;
- bepaalt dat gedaagden voor elke dag of gedeelte van een dag dat zij na betekening van onderhavig vonnis voormeld verbod overtreden een dwangsom verbeuren van
€ 100,00 met een maximum van € 25.000,00;
- veroordeelt gedaagden in de kosten van het geding aan de zijde van eisers begroot op € 270,56 aan verschotten en € 900,00 aan procureurssalaris;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Witsiers, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 augustus 2002 in tegenwoordigheid van de griffier.